ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ4969

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78679 HAZA 08-2775
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade tijdens sanering van verontreinigde grond

In deze zaak vorderden eisers, wonende te 's-Gravendeel en Meijel, schadevergoeding van gedaagden, SITA en de Gemeente Binnenmaas, naar aanleiding van schade die zou zijn ontstaan tijdens de sanering van een perceel grond dat zij in eigendom hadden. De eisers stelden dat gedaagde 1, SITA, een hemelwaterafvoer had beschadigd en dat de grond dieper was afgegraven dan noodzakelijk, wat zou hebben geleid tot schade. De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was aangetoond tussen de gestelde schade en de vermeende schade aan de hemelwaterafvoer. Bovendien was de stelling dat er te diep was gegraven onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de schade niet kon worden toegeschreven aan onrechtmatig handelen van SITA. De proceskosten werden aan eisers opgelegd, aangezien zij in het ongelijk waren gesteld. De uitspraak werd gedaan op 5 augustus 2009 door mr. W.J.M. Diekman in de Rechtbank Dordrecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78679 / HA ZA 08-2775
Vonnis van 5 augustus 2009
in de zaak van
1. [eiser 1]
wonende te 's-Gravendeel,
2. [eiser 2],
wonende te Meijel,
eisers,
advocaat mr. P. Schrauwen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSPORT SANERING MILIEU (TSM) B.V., h.o.d.n. SITA ECOSERVICE
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. V.J. Groot,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BINNENMAAS,
zetelend te Maasdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.R.T. Peeters.
Partijen zullen hierna [eisers], SITA en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 februari 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juni 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Warex Dutch Export Company B.V. heeft op basis van een koopovereenkomst d.d. 29 september 2006 met een rechtsvoorganger van de Gemeente, een bedrijvencomplex (verder: het perceel) gekocht aan [adres] te ’s-Gravendeel. De rechten en plichten die voor Warex uit deze overeenkomst voortvloeien zijn overgedragen aan [eisers]. Artikel 15 van de koopovereenkomst luidt:
“Indien uit het reeds uitgevoerde bodemonderzoek mocht blijken dat er aanleiding bestaat om tot sanering over te gaan zullen partijen nader met elkaar overleg plegen over de oplossing daarvan.”
2.2. De gemeente heeft het perceel op 29 december 2006 aan [eisers] geleverd.
2.3. Bij brief van 20 september 2007 heeft de Gemeente aan [eisers] meegedeeld dat de bodem van het perceel ernstig vervuild bleek en dat de bodem moest worden gesaneerd, voordat er kon worden gebouwd.
2.4. De vervuiling betrof olie en asbest.
2.5. De Gemeente heeft met [eisers] overleg gevoerd over de sanering. Het resultaat van dat overleg was dat de Gemeente de sanering liet uitvoeren. De Gemeente heeft de feitelijke uitvoering opgedragen aan SITA. In de schriftelijke opdracht van 3 januari 2008 van de Gemeente aan SITA staat onder meer:
“De directie zal namens de gemeente Binnenmaas worden gevoerd door de heer R. Packbier van Geofox Lexmond te Tilburg. De milieukundige begeleiding zal worden verzorgd door de heer [betrokkene 1] van Geofox Lexmond.”
Opm. Rb: de juiste spelwijze is [betrokkene 1].
2.6. De sanering is uitgevoerd in de periode 7 – 10 januari 2008. [betrokkene 1] van Geofox Lexmond (verder: Geofox) heeft een proces-verbaal van oplevering d.d. 14 januari 2008 opgesteld. [betrokkene 1] heeft voorts een Evaluatieverslag Sanering d.d. 7 februari 2008 opgesteld (verder: het Evaluatieverslag).
2.7. Tijdens de sanering heeft SITA een in de grond aanwezige hemelwaterafvoer geraakt.
2.8. Bij brief van 5 februari 2008 heeft [eisers] aan de Gemeente onder meer geschreven:
“Door het afgraven is de riolering van het perceel Griendweg 7 geraakt, hierdoor is de afwatering op het terrein van Mijlweg 49 geloosd. Van onze aannemer krijgen wij hiervoor een extra nota. Wij stellen u voor deze schade aansprakelijk en zullen deze nota dan ook volledig aan u doorbelasten. “
2.9. Bij brief van 14 februari 2008 heeft de Gemeente [eisers] doorverwezen naar SITA.
2.10. Ing. Van Gog van Adromi Groep heeft in opdracht van [eisers] een rapport uitgebracht d.d. 10 maart 2008. De conclusies van dat rapport luiden:
“* Tijdens de sanering is een hemelwaterafvoer geraakt die niet direct is gerepareerd met als gevolg meer water in de saneringsput.
* Tijdens de sanering is dieper (tot een diepte van circa 1 meter minus maaiveld) in de uiteindelijke bodem van de saneringsput geroerd dan, voor zover thans bekend noodzakelijk was in het kader van de sanering.
* De combinatie van beide heeft geleid tot een instabiele bodemlaag van de saneringsput van 50 cm en meer. Het gevolg is dat verwijdering van de instabiele laag en aanvulling met zand noodzakelijk was om de voortgang van de bouwwerkzaamheden mofgelijk te maken. ”
2.11. Bij brief van 7 april 2008 heeft de advocaat van [eisers] aan SITA geschreven onder meer:
“Bij die werkzaamheden is een hemelwaterafvoer geraakt, toebehorende aan het perceel Griendweg 7, als gevolg waarvan cliënten schade hebben geleden in de vorm van ernstige wateroverlast. Door de breuk in de afvoer is er namelijk extra water in de saneringsput gestroomd.”
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert, samengevat
- verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van de door SITA beschadigde hemelwaterafvoer
- veroordeling van gedaagden tot betaling van € 40.963, 33, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Sita concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van [eisers], althans ontzegging van de vordering met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en nakosten.
3.3. De gemeente concludeert primair tot niet ontvankelijk verklaring van [eisers], althans ontzegging van de vordering en subsidiair tot toewijzing zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De gemeente concludeert voorts tot veroordeling van [eisers] in de proceskosten en nakosten groot € 131 of € 199, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening.
3.4. De stellingen van [eisers] en de door Sita en de Gemeente aangevoerde verweren komen hierna, voor zover van belang, aan de orde.
4. De beoordeling
4.1. [eisers] houdt SITA aansprakelijk voor de kosten van het uitgraven en opvullen van de saneringsput. [eisers] stelt dat deze kosten zijn veroorzaakt door onrechtmatig handelen van SITA.
Uitgangspunt
4.2. Het enkele feit dàt de put na de sanering is uitgegraven en verstevigd is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van onrechtmatig handelen van SITA. Het was immers sowieso nodig dat maatregelen werden getroffen om op het perceel te kunnen werken. SITA en de Gemeente voeren beiden aan dat de grond te slecht was om er te kunnen werken zonder dat maatregelen werden getroffen. Er zijn ook daadwerkelijk maatregelen getroffen op het hele perceel, zoals [eisers] tijdens de comparitie heeft verklaard. Er is op het hele perceel (dat tenminste 4.500 m2 groter was dan de saneringsput) zand gestort en daarvoor is van het hele perceel een laag(je) grond afgegraven.
Hemelwaterafvoer
4.3. Tot aan de comparitie hield het concrete verwijt van [eisers] aan het adres van SITA in dat SITA de hemelwaterafvoer heeft beschadigd, waardoor er abnormaal veel water in de put is gekomen en de bodem instabiel is geworden.
4.4. SITA erkent de hemelwaterafvoer op één plek te hebben beschadigd, maar zij voert aan dat die schade direct is hersteld en dat er volgens haar geen sprake was van beschadiging op meerdere plekken. De vraag of SITA de hemelwaterafvoer goed heeft hersteld en/of zij die ook nog op een andere plek heeft beschadigd kan in het midden blijven. De door [eisers] bedoelde abnormale hoeveelheid water (die door de schade aan de hemelwaterafvoer in de put zou zijn gelopen) kan namelijk niet worden verklaard door enige breuk in de hemelwaterafvoer. Het verweer dat het vereiste causaal verband tussen de gestelde breuk in de hemelwaterafvoer en de gestelde schade ontbreekt, treft dan ook doel. De feiten die [eisers] aandraagt rechtvaardigen niet de conclusie dat de door [eisers] gestelde breuk schade heeft veroorzaakt. De rechtbank licht dit oordeel als volgt nader toe.
4.5. SITA en de Gemeente voeren aan dat de saneringsput een oppervlakte had van ongeveer 1.000m2. Deze stelling vindt steun in het Evaluatieverslag (productie 1 bij conclusie van antwoord Gemeente, p. 4) en is niet betwist door [eisers]. Daarom staat deze oppervlakte tussen partijen als feit vast.
4.6. In het rapport van Adromi, waar [eisers] zich op baseert, staat dat er in de periode 8 t/m 21 januari 2008 gemiddeld 38,2 mm regen is gevallen. SITA en de Gemeente betwisten dit niet, zodat ook dat als feit vast staat. Uitgaande van de oppervlakte van 1.000m2 betekent dit, zoals SITA terecht aanvoert, dat er ongeveer 4 cm regenwater rechtstreeks uit de lucht in de saneringsput is gevallen. Daarvoor is SITA niet aansprakelijk.
4.7. Het rapport van Adromi meldt voorts dat het dakgedeelte waar de betreffende hemelwaterafvoer op afwatert een oppervlakte heeft van 245m2. Op basis van dit gegeven en de hiervoor genoemde gemiddelde hoeveelheid gevallen regen berekent Adromi dat er door de gestelde breuk in de hemelwaterafvoer 9,4 m3 extra regenwater in de saneringsput is gestroomd. Dit komt, wederom uitgaande van een saneringsput met een oppervlakte van 1.000m2, neer op een laagje van maximaal 1 cm extra regenwater, zoals SITA terecht aanvoert, naast de hiervoor bedoelde 4 cm.
4.8. Zonder nadere verklaring of toelichting valt niet in te zien hoe die ene cm extra regenwater instabiliteit van de grond heeft veroorzaakt. [eisers] had die nadere verklaring of toelichting moeten geven, maar heeft dat niet gedaan, en die is ook niet te vinden in het rapport van Adromi. In tegendeel, volgens zowel Adromi als SITA (comparitie na antwoord) komt er na ontgravingen sowieso na verloop van tijd een laagje water op de putbodem te staan en volgens Adromi tast een laagje water de putbodem niet wezenlijk aan.
Roeren/te diep afgraven
4.9. Tijdens de comparitie na antwoord bracht [eisers] naar voren dat zij de aansprakelijkheid van SITA mede baseert op de stelling dat SITA dieper heeft gegraven of heeft geroerd dan noodzakelijk was.
4.10. Deze stelling is onvoldoende onderbouwd om tot toewijzing van de vordering, of bewijslevering te leiden. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
4.11. [eisers] baseert haar stelling op het rapport van Adromi. In dat rapport staat “De instabiliteit van de putbodem tot 1 meter diepte of meer kan alleen verklaard worden door het feit dat er tijdens de ontgraving dieper is gegraven (of geroerd) dan de halve meter volgens plan. Voor zover thans bekend is er geen aanleiding of noodzaak geweest om dieper te graven.” Uit het rapport blijkt niet van feiten waaraan de mededeling dat er dieper is gegraven is ontleend. Adromi verklaart een instabiele laag slechts met de aanname dat dieper is gegraven dan nodig was. De conclusie van het rapport (zie r.o. 2.10) is daarmee in feite slechts een aanname.
Hier tegenover staat evenwel het volgende.
4.12. De verontreiniging zat tot 35 cm diep in de bodem en de bodem moest dus tot 35 cm worden afgegraven. SITA voert dit aan. Deze stelling vindt steun in het Evaluatieverslag, waarin staat dat de verontreiniging minder diep zat dan verwacht (35 i.p.v. 50 cm). [eisers] betwist dat niet. Het rapport van Adromi gaat weliswaar uit van 50 cm, maar uit het rapport blijkt dat Adromi (nog) niet over het Evaluatieverslag beschikte. De rechtbank neemt dan ook als tussen partijen vaststaand feit aan dat de grond tot 35 cm diep was verontreinigd.
4.13. SITA betwist dat zij dieper heeft gegraven. Zij voert aan dat zij met een graafmachine de grond heeft afgeschaafd met plakjes van 5 cm. Zulks op aanwijzen van [betrokkene 1] van Geofox, die de hele tijd bij de sanering aanwezig was (wat niet door [eisers] is betwist) en die aangaf hoe diep men moest gaan. SITA onderbouwt een en ander met:
- het Evaluatieverslag, waarin staat dat er 35 cm onder het maaiveld is afgegraven en dat er 400 m3 is afgevoerd.
- een schriftelijke verklaring van een werknemer van SITA, [betrokkene 2] die meedeelt dat hij de grond heeft afgegraven en dat de ontgraving tot circa 30 a 35 cm diep was.
4.14. Adromi merkt in haar rapport op dat er, voor zover bekend, geen aanleiding of noodzaak is geweest om dieper te graven. SITA sluit zich daarbij aan en voegt daaraan toe dat dieper graven dan strikt noodzakelijk was, ook niet in het belang was van haar zelf of haar opdrachtgever. [eisers] brengt niets naar voren op basis waarvan kan worden aangenomen dat dit anders was. SITA voert ook nog – eveneens onweersproken – aan dat roeren zelfs ten strengste is verboden.
4.15. Gezien de gemotiveerde en onderbouwde betwisting van SITA en het feit dat er geen enkele reden was om dieper te graven of te roeren, had [eisers] de aanname van Adromi dat SITA dat zonder noodzaak toch heeft gedaan nader moeten motiveren of onderbouwen. De enkele tijdens de comparitie gemaakte verwijzing naar een opmerking van de aannemer is daarvoor onvoldoende.
Conclusie
4.16. De conclusie is dat ook als er een diepe instabiele laag in de put mocht zijn ontstaan, - hetgeen door SITA en de Gemeente is betwist -, dat niet kan worden toegeschreven aan enig onrechtmatig handelen van SITA. Daarom zal de vordering worden afgewezen.
4.17. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.18. De proceskosten aan de zijde van SITA en de Gemeente ieder afzonderlijk worden begroot op:
- vast recht € 900,=
- salaris advocaat € 1.788,= (1punten × tarief € 894,=)
Totaal € 2.688,=
4.19. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen daarom op de navolgende wijze worden toegewezen.
4.20. De door de Gemeente gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten is niet betwist en kan worden toegewezen vanaf de gevorderde datum.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van SITA worden begroot op € 2.688,=, en in de nakosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
- EUR 131,= aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met EUR 68,= aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eisers] niet binnen 14 dagen daarna aan het vonnis heeft voldaan;
5.3. veroordeelt [eisers] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van de Gemeente worden begroot op € 2.688,=, en in de nakosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met EUR 68,= aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eisers] niet binnen 14 dagen daarna aan het vonnis heeft voldaan,
een en ander (proces- en nakosten) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening als [eisers] niet binnen die termijn aan het vonnis heeft voldaan;
5.4. verklaart dit vonnis, wat de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Diekman en in het openbaar uitgesproken op
5 augustus 2009.?