ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ4966

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
75088 / HA ZA 08-2251
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en beëindiging van een overeenkomst van opdracht tussen een interimdirecteur en Drechtwerk

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, schadevergoeding van Drechtwerk, een openbaar lichaam, op basis van onrechtmatige daad. De eiseres, vertegenwoordigd door haar algemeen directeur, stelde dat Drechtwerk onzorgvuldig had gehandeld na een melding van ongepast declaratiegedrag. De eiseres vorderde onder andere schadevergoeding van € 8.834,30 en een verklaring voor recht dat Drechtwerk onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank onderzocht de feiten en de procedure, waarbij onder andere werd gekeken naar de contractuele afspraken en de opzegtermijn van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Drechtwerk niet zorgvuldig had gehandeld door de melding van ongepast declaratiegedrag niet adequaat te behandelen en de eiseres niet voldoende te informeren. De rechtbank concludeerde dat Drechtwerk de overeenkomst met de eiseres had beëindigd zonder een redelijke opzegtermijn in acht te nemen, wat leidde tot schade voor de eiseres. De rechtbank kende de eiseres een schadevergoeding van € 8.000,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 15 juli 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 75088 / HA ZA 08-2251
Vonnis van 15 juli 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Bussum,
eiseres,
advocaat mr. B.J. Bongaards,
tegen
het OPENBAAR LICHAAM SOCIALE WERKVOORZIENING DRECHTSTEDEN,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.V. van Aardenne.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Drechtwerk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juli 2008 en de onderliggende stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 oktober 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2009;
- de schriftelijke reactie van [eiseres] d.d. 15 april 2009 naar aanleiding van het
proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 De heer [directeur eiseres] (hierna: de [directeur eiseres]) is algemeen directeur van [eiseres].
2.2 Drechtwerk (opdrachtgever) en [eiseres] (opdrachtnemer) hebben een overeenkomst van opdracht gesloten, met voor zover van belang, de volgende inhoud:
“Artikel 1 Duur en inzet van de overeenkomst
Lid 1 De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 2 jaar De ingangsdatum is 17 oktober 2005 en eindigt daarom van rechtswege op 17 oktober 2007
Lid 2 Partijen zijn gerechtigd om binnen de in lid 1 genoemde termijn deze opdracht eenzijdig te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden (…)
Artikel 2 In principe stelt opdrachtnemer de heer [directeur eiseres] als Algemeen Directeur van Drechtwerk beschikbaar voor 200 dagen tegen een tarief van € 1.000 per dag exclusief BTW echter tot een maximum per contractsjaar van € 200.000 excl. B.T.W. (…)
Artikel 6 Zakelijk – aantoonbaar – gemaakte onkosten alsmede kilometerkosten worden door opdrachtnemer à 0.28 Euro per km. maandelijks gefactureerd.”
2.3 Begin juli 2007 is door medewerkers van Drechtwerk aan de [voorzitter gedaagde], de voorzitter van het algemeen bestuur van Drechtwerk, melding gemaakt van niet passend declaratiegedrag door de voltallige directie van Drechtwerk, waaronder de [directeur eiseres].
2.4 Op 5 juli 2007 heeft de [voorzitter gedaagde] de [directeur eiseres] telefonisch op de hoogte gebracht van het feit dat er een melding van niet passend declaratiegedrag door de voltallige directie van Drechtwerk was ontvangen.
2.5 Op 11 juli 2007 vond naar aanleiding van deze melding een gesprek plaats, waarbij naast de [directeur eiseres] en de [voorzitter gedaagde] aanwezig waren de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (respectievelijk lid van het algemeen bestuur van Drechtwerk en controller van de gemeente Dordrecht). Drechtwerk en de [directeur eiseres] spraken af dat de [directeur eiseres] tot het einde van die week had om zijn declaratiegedrag (en dat van zijn medebestuurders) te beoordelen.
2.6 Bij brief van 24 juli 2007 heeft Drechtwerk aan de advocaat van [eiseres] laten weten dat op korte termijn aan Deloitte opdracht zou worden gegeven om de feiten over het declaratiegedrag van betrokkenen in kaart te brengen en die feiten te toetsen aan afspraken die daarover met hen zijn gemaakt en de kaders die daarvoor bij Drechtwerk gelden.
2.7 Bij brief d.d. 9 augustus 2007 heeft Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies B.V. (hierna: Deloitte) de [directeur eiseres] laten weten dat zij van Drechtwerk de opdracht had gekregen tot het verrichten van een onderzoek, met de volgende doelstelling:
“[Deloitte] zal in opdracht van [Drechtwerk] een feitenonderzoek uitvoeren naar de declaraties van [directeur eiseres] (…) over 2006 en 2007 ter bepaling van de vraag of de declaraties zijn opgesteld en ingediend conform de overeenkomst van opdracht.(…)
Wij zullen onze bevindingen rapporteren aan het dagelijks bestuur van Openbaar Lichaam Drechtwerk. Voor de goede orde delen wij u mede, dat wij u vooraf inzage zullen geven in die delen van het rapport waar het gaat om uw handelingen of verantwoordelijkheid (wederhoor).
Daaraan voorafgaande zult u middels interview(s) en het overleggen van bescheiden in de gelegenheid worden gesteld om inhoudelijk te reageren op onze bevindingen alsmede een bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelstellingen van het onderzoek (hoor).”
2.8 Bij mail van 14 september 2007 heeft Deloitte de advocaat van [eiseres], voor zover relevant, het volgende bericht:
“Door ons is een onderzoek ingesteld in de financiële administratie bij Drechtwerk naar de facturen (declaraties), (eventuele) onderliggende stukken en agenda’s in relatie tot de contractuele afspraken tussen Drechtwerk en uw cliënten.
Wij verkeren nu in de fase dat wij onze bevindingen in het kader van hoor en wederhoor willen voorleggen aan uw cliënten. Daartoe willen we met u en uw cliënten een afspraak maken (…) zodat het onderzoek, door hoor en wederhoor met uw cliënten afgerond kan worden.”
2.9 Op 18 september 2007 hebben medewerkers van Deloitte de [directeur eiseres] in aanwezigheid van zijn raadsman geïnterviewd. Hiervan is door Deloitte een verslag gemaakt, dat vervolgens door de [directeur eiseres] op een aantal punten is gecorrigeerd.
2.10 Een brief van Deloitte aan de [directeur eiseres] d.d. 4 oktober 2007 vermeldt, voor zover relevant, als volgt:
“In het door u gecorrigeerde interviewverslag d.d. 18-09-2007 vermeldt u dat het contract (overeenkomst van opdracht tussen u en Drechtwerk) niet uitgaat van kalenderjaren, maar van boekjaren, lopend van oktober tot oktober.
Aangezien de periode van 17 oktober 2005 tot en met 31 december 2005 buiten de reikwijdte van de (…) onderzoeksdoelstelling valt is door de opdrachtgever, het dagelijks bestuur van Openbaar Lichaam Drechtwerk, de onderzoeksdoelstelling als volgt uitgebreid.
“Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies zal in opdracht van het dagelijks bestuur van Openbaar Lichaam Drechtwerk het feitenonderzoek uitbreiden naar de declaraties van [directeur eiseres] over de periode van 17 oktober 2005 tot en met 31 december 2005 bepaling van de vraag of de declaraties zijn opgesteld en ingediend conform de overeenkomst van opdracht.”
Op deze wijze kunnen wij aan uw opmerking voldoen door tevens een berekening op te stellen die analoog is aan de contractjaren zoals vermeld in uw overeenkomst van opdracht.”
2.11 Deloitte heeft aan de [directeur eiseres] op 9 oktober 2007 een mail gezonden met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
“Als bijlage doe ik u toekomen het door ons opgestelde rapport ten behoeve van Drechtwerk. In het kader van wederhoor geven wij u vooraf inzage in die delen van het rapport waar het gaat om uw handelingen of verantwoordelijkheid (wederhoor).
U wordt verzocht het rapport door te nemen en in een afzonderlijk document uw reactie te geven. Uw reactie in wederhoor wordt bij dit rapport gevoegd.”
2.12 Bij brief aan Deloitte van 12 oktober 2007 heeft de advocaat van [eiseres] zijn reactie gegeven op de concept-rapportage van 9 oktober.
2.13 De definitieve rapportage was – na verwerking van de door de advocaat van [eiseres] gemaakte opmerkingen – gereed op 15 oktober 2007. Het door [eiseres] gecorrigeerde verslag van het interview d.d. 18 september 2007 en de schriftelijke reactie van de advocaat van [eiseres] op de concept-rapportage zijn als bijlagen bij deze rapportage gevoegd.
2.14 Bij brief van 18 oktober 2007 heeft de advocaat van [eiseres] Drechtwerk, voor zover relevant, het volgende bericht:
“De [directeur eiseres] geeft er de voorkeur aan, dat uiterlijk woensdag aanstaande een concreet voorstel aan hem wordt voorgelegd waarin alle elementen – (…) voorwaarden voor verlengde overeenkomst van opdracht etc. – worden benoemd. De urgentie vloeit mede voort uit het feit dat de [directeur eiseres] op dit moment wordt geacht zijn werkzaamheden voort te zetten – u heeft reeds bevestigd dat u de [directeur eiseres] in de komende maanden als directeur wilt behouden teneinde een goede overdracht te realiseren – zonder dat er een contractuele afspraak aan ten grondslag ligt.”
2.15 Bij brief van 9 november 2007 heeft Drechtwerk aan de [directeur eiseres], voor zover relevant, het volgende bericht:
“Het contract tussen Drechtwerk en [eiseres] (…) is op 17 oktober jl. van rechtswege geëindigd. Op 8 oktober jl. hebben de [voorzitter gedaagde] en u in dat verband gesproken over de mogelijkheden en de voorwaarden waaronder u nog gedurende beperkte tijd uw werkzaamheden voor Drechtwerk zou kunnen voortzetten. U heeft tijdens dat gesprek het aanbod gedaan om uw werkzaamheden voort te zetten onder de volgende condities:
Uurtarief € 125,- excl. BTW
Reistijd = werktijd
Een nog nader te betalen kilometervergoeding.
Inmiddels is er een tijdelijke interne oplossing gevonden voor het zorgdragen van continuïteit voor de functie van algemeen directeur. Om die reden is er geen noodzaak tot voortzetting van uw werkzaamheden voor Drechtwerk. De [voorzitter gedaagde] zal contact met u opnemen over de afronding van uw werkzaamheden.”
2.16 Bij mail van 13 november 2007 (12:34) heeft Drechtwerk de advocaat van [eiseres], voor zover relevant, het volgende bericht:
“Zoals u bekend heeft de [voorzitter gedaagde] vorige week telefonisch contact gehad met de [directeur eiseres]. Daarin is onder meer besproken dat de werkzaamheden voor Drechtwerk op 30 november a.s. zullen eindigen.”
2.17 Bij mail van 13 november 2007 (13:49) heeft de advocaat van [eiseres] Drechtwerk, voor zover relevant, het volgende bericht:
“Ik dien per omgaande de bevestiging te ontvangen dat alle werkuren van de [directeur eiseres] vergoed zullen worden. Uit de brief van 9 november jl. begrijp ik dat dit tegen een uurtarief van Euro 125 ex BTW per uur zal geschieden, waarbij reisuren ook werkuren zijn. (…) Kennelijk dien ik uw e-mail van hedenmiddag te lezen als een opzegging per 1 december a.s. Dit is niet acceptabel c.q. redelijk, dus hierover zijn partijen het nog niet eens.”
2.18 Bij brief van 13 november 2007 heeft Drechtwerk de advocaat van [eiseres], voor zover relevant, het volgende bericht:
“ wij [zijn] bereid […] aan de [directeur eiseres] voor zijn werkzaamheden vanaf 18 oktober jl. een vergoeding te betalen van € 125,- per uur, excl. BTW, tot een maximum van 8 te declareren uren per dag, waarbij 1 uur reistijd als werktijd mag worden gerekend. (…) De werkzaamheden eindigen van rechtswege op 30 november 2007.”
2.19 Bij brief van 14 november 2007 heeft de advocaat van [eiseres] Drechtwerk, voor zover relevant, het volgende bericht:
“Dat tijdens de overeenkomst van opdracht nog tussen partijen is gediscussieerd over mogelijke nieuwe financiële voorwaarden, doet niet af aan het feit dat inmiddels sprake is van een voortgezette overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd. Nu partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over andere voorwaarden, gelden in beginsel de gebruikelijke voorwaarden omtrent beloning. Ik verwijs u in dit verband op artikel 7:405 BW.
Hierbij dient verder opgemerkt te worden, dat de [directeur eiseres] gesproken heeft over een aanpassing van de financiële voorwaarden met het oog op een specifieke toekomstige situatie. De [directeur eiseres] was/is bezig met een nieuwe opdrachtgever. Drechtwerk wilde de opdracht met de [directeur eiseres] verlengen voor 2,5 dag per week. De [directeur eiseres] heeft aangegeven dat dit vrijwel onmogelijk te combineren zou zijn met een nieuwe opdracht. De [directeur eiseres] wilde wel bij een nieuwe opdrachtgever bedingen dat hij maximaal 1,5 dag voor Drechtwerk werkzaam zou kunnen zijn. In dat kader heeft de [directeur eiseres] voorgesteld, dat hij een uurtarief zou ontvangen van € 125,-- per uur exclusief BTW en dat zijn reistijd als werkuren aangemerkt zouden worden. (…)
Ingevolge uw brief van 13 november jl. maak ik op dat wordt opgezegd tegen 30 november 2007.”
2.20 [eiseres] is met ingang van 1 januari 2008 begonnen bij een andere opdrachtgever.
2.21 Bij Drechtwerk is een Klokkenluidersregeling van kracht. Deze regeling heeft, voor zover relevant, de volgende inhoud.
“Artikel 8
(…)
1. Indien het gestelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het Dagelijks Bestuur. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de algemeen directeur en aan de medewerker (…)
2. Indien het advies niet binnen zes weken kan worden gegeven, wordt de termijn door het meldpunt met ten hoogste vier weken verlengd. Het meldpunt stelt het dagelijks Bestuur, de algemeen directeur alsmede de medewerker daarvan schriftelijk in kennis.”
3. De vordering
3.1. [eiseres] vordert na vermindering van eis – verkort weergegeven – dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht wordt verklaard dat Drechtwerk met haar onder de punten 9 tot en met 53 van de dagvaarding beschreven handelwijze onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres];
b. Drechtwerk wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van de schade als gevolg van haar onrechtmatige handelwijze ten bedrage van € 8.834,30, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
c. Drechtwerk wordt geboden om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis een officiële brief aan [eiseres] en alle medewerkers van Drechtwerk te sturen, waarin wordt bevestigd dat uit het onderzoek naar aanleiding van de melding over ongepast declaratiegedrag is gebleken dat van ongepast declaratiegedrag van de [directeur eiseres] geen sprake is geweest;
d. Drechtwerk wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 50.000,-- aan schadevergoeding ter compensatie van de opzegtermijn, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
e. Drechtwerk wordt veroordeeld om aan [eiseres] € 1.788,-- te voldoen ter zake van buitengerechtelijke kosten;
f. Drechtwerk wordt veroordeeld in de proceskosten.
[eiseres] heeft het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd.
3.2 Drechtwerk heeft onrechtmatig gehandeld. De onrechtmatige daad is gelegen in de wijze waarop Drechtwerk heeft gehandeld, nadat een melding over ongepast declaratiegedrag van de volledige directie – waaronder de [directeur eiseres] – door Drechtwerk ontvangen was. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft [eiseres] schade geleden. De onrechtmatige daad kan aan Drechtwerk worden toegerekend.
3.3 Drechtwerk is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht, nu Drechtwerk niet de contractuele opzegtermijn, althans geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Als gevolg daarvan heeft [eiseres] schade geleden.
3.4 Drechtwerk heeft de vorderingen gemotiveerd betwist.
3.5 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van de vordering uit onrechtmatige daad
4.1 Ter onderbouwing van haar beroep op onrechtmatige daad heeft [eiseres] betoogd dat Drechtwerk onzorgvuldig heeft gehandeld nadat in juli 2007 bij Drechtwerk een melding was binnengekomen omtrent ongepast declaratiegedrag door – onder meer – de [directeur eiseres].
Volgens [eiseres] heeft Drechtwerk op de volgende punten onzorgvuldig gehandeld:
a) Drechtwerk heeft aan de [directeur eiseres] geen informatie gegeven over de aard en de inhoud van de melding;
b) Drechtwerk heeft zonder voorwerk of vooronderzoek aan een extern accountantsbureau opdracht gegeven tot het verrichten van een onderzoek naar het declaratiegedrag van de [directeur eiseres];
c) Drechtwerk heeft te veel personen binnen de organisatie van het (doel van het) onderzoek op de hoogte gebracht;
d) De procedure naar aanleiding van de melding heeft te veel tijd in beslag genomen.
Op deze verwijten zal hieronder worden ingegaan.
a) informatie over de melding
4.2 [eiseres] verwijt Drechtwerk in de eerste plaats dat aan de [directeur eiseres] geen informatie is gegeven en dat het voor hem daarom onmogelijk werd om zich tegen de melding te verweren, nu hij de aard en inhoud van melding niet kende. Drechtwerk heeft ten verwere aangevoerd dat de melding niet specifieker was dan zoals deze aan de [directeur eiseres] is doorgegeven.
4.3 [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de melding meer inhield dan door Drechtwerk aan de [directeur eiseres] is doorgegeven. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de [directeur eiseres] door Drechtwerk in onvoldoende mate van de inhoud van de melding op de hoogte is gesteld.
b) vooronderzoek
4.4 In de tweede plaats heeft Drechtwerk volgens [eiseres] onzorgvuldig gehandeld
door zonder voorwerk en vooronderzoek een opdracht te verstrekken aan Deloitte. Volgens [eiseres] heeft Drechtwerk onvoldoende acht geslagen op de contractuele afspraken die Drechtwerk met de [directeur eiseres] had gemaakt. Kennis van de contractuele afspraken had de basis moeten vormen voor nader overleg en onderzoek. [eiseres] heeft betoogd dat de inhoud van de bij het aantreden van de [directeur eiseres] gemaakte afspraken van belang was, omdat het niet de bedoeling van partijen is geweest om tot in detail te regelen welke werktijden de [directeur eiseres] zou hebben en hoe hij de aan Drechtsteden te besteden tijd zou invullen. Ondanks aandringen van de [directeur eiseres] was Drechtwerk echter niet bereid om hierover contact op te nemen met [voorztiiter 2 gedaagde], voorzitter van het algemeen bestuur van Drechtwerk ten tijde van het aantreden van de [directeur eiseres].
4.5 Drechtwerk heeft aangevoerd dat hij op de hoogte was van het bestaan van de schriftelijke overeenkomst. Er is geen contact opgenomen met [voorztiiter 2 gedaagde], omdat dit volgens Drechtwerk geen meerwaarde had, nu het contract duidelijk was en [voorztiiter 2 gedaagde] geen verantwoordelijkheid meer had.
4.6 Vooropgesteld wordt dat het uitbesteden van een onderzoek aan een onafhankelijke deskundige op zichzelf niet onrechtmatig is. Vast staat voorts dat partijen bij het aangaan van de opdracht een schriftelijke overeenkomst hebben ondertekend. De daarin opgenomen afspraken zijn op zichzelf beschouwd geschikt om tot uitgangspunt te worden genomen bij een onderzoek naar feitelijk declaratiegedrag van de [directeur eiseres]. Indien er tussen Drechtwerk en [eiseres] afspraken waren gemaakt die niet in de schriftelijke overeenkomst zijn opgenomen en waarvan het huidige bestuur van Drechtwerk niet op de hoogte was, lag het op de weg van [eiseres] om concreet aan te geven welke afspraken dit waren, en welke invloed deze afspraken volgens haar zouden moeten hebben bij het verrichten van onderzoek naar het declaratiegedrag van de [directeur eiseres]. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] op het bestaan van dergelijke afspraken heeft gewezen. Er is zelfs niet gesteld of gebleken dat dergelijke afspraken zijn gemaakt. Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat Drechtwerk onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te informeren naar destijds eventueel gemaakte afspraken, voordat Drechtwerk Deloitte benaderde.
c) informeren werknemers Drechtwerk
4.7 [eiseres] acht het voorts onzorgvuldig dat Drechtwerk meerdere personen binnen de organisatie op de hoogte heeft gebracht van de melding en het in gang gezette onderzoek. Het algemeen bestuur van Drechtwerk heeft het hoofd PZ en het hoofd Administratie in kennis gesteld van de melding en heeft hen geïnstrueerd om de declaraties en bonnetjes van de [directeur eiseres] te overhandigen. Deze personen hebben de informatie volgens [eiseres] niet zelf verzameld, maar aan medewerkers gevraagd de informatie aan hen te leveren en daarbij ook uitgelegd waarvoor dit was bedoeld. Hierdoor verspreidde het nieuws zich in de organisatie, aldus [eiseres]. Eén van secretaresses van de directie is benaderd in verband met het kopiëren van de agenda van de [directeur eiseres]. Deze agenda bevatte zowel zakelijke als privéafspraken, zodat hiermee werd gehandeld in strijd met de Wet op de Bescherming van Persoonsgegevens. Het was minder schadelijk geweest als Drechtwerk deze informatie rechtstreeks bij de [directeur eiseres] had opgevraagd, aldus [eiseres].
4.8 Drechtwerk heeft ten verwere aangevoerd dat de [directeur eiseres] de melding zelf heeft besproken met het hoofd PZ en met twee managers van kernbedrijven van Drechtwerk. Pas daarna, toen het onderzoek was gestart, heeft Drechtwerk aan twee van haar medewerkers gevraagd de benodigde gegevens uit de administratie en de agenda van de [directeur eiseres] aan te leveren aan Deloitte. Deze medewerkers, het hoofd administratie en het hoofd PZ, hebben geheimhouding moeten beloven. Vooraf is het accountantskantoor gevraagd of deze twee medewerkers bevoegd en in staat waren die informatie te vergaren. Dit werd door Deloitte bevestigd. Drechtwerk erkent dat de zakelijke agenda van de [directeur eiseres], die op apparatuur van het bedrijf aanwezig was, is uitgedraaid. Dat daar ook privéafspraken op voorkwamen kan Drechtwerk niet worden aangerekend.
4.9 Drechtwerk heeft onweersproken gesteld dat het bestuur, in overleg met Deloitte, de voor het onderzoek benodigde gegevens heeft opgevraagd bij het hoofd PZ en het hoofd administratie. Het betreft hier personen die uit hoofde van hun functie binnen de organisatie van Drechtwerk geacht moeten worden toegang te hebben tot de voor het onderzoek benodigde gegevens. Bovendien heeft Drechtwerk het vertrouwelijke karakter van (het opvragen van) deze gegevens benadrukt door deze personen geheimhouding te laten beloven. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden gezegd dat Drechtwerk niet de zorgvuldigheid heeft betracht, die van haar als goed opdrachtgever mocht worden verwacht. Daaraan doet niet af dat het ook mogelijk was de gegevens rechtstreeks bij de [directeur eiseres] op te vragen, omdat Drechtwerk daartoe niet was gehouden. Ook het enkele feit dat er privéafspraken in de agenda van de [directeur eiseres] waren opgenomen, maakt het opvragen van de agendagegevens niet onrechtmatig. Het betrof immers een agenda voor zakelijk gebruik, die zich op de apparatuur van Drechtwerk bevond.
d) Duur van de procedure
4.10 [eiseres] heeft verder gesteld dat het te lang heeft geduurd voordat naar aanleiding van de melding actie is ondernomen. Ook het onderzoek door Deloitte heeft volgens [eiseres] te veel tijd in beslag genomen. Ter onderbouwing van haar stelling dat de procedure naar aanleiding van de melding te veel tijd in beslag heeft genomen, heeft [eiseres] er op gewezen dat de Klokkenluidersregeling van Drechtwerk bepaalt dat een melding binnen zes tot tien weken onderzocht moet zijn.
4.11 Gelet op de verrichtingen in het kader van de gevolgde procedure zoals deze blijken uit de vaststaande feiten (2.2 t/m 2.12), wordt geoordeeld dat noch de procedure als geheel, noch de afzonderlijke onderdelen daarvan, onredelijk lang hebben geduurd. Daarbij is in aanmerking genomen dat de Klokkenluidersregeling niet voorziet in de situatie waarin de melding de gehele directie betreft en het gegeven dat een onderzoek door een externe deskundige meer tijd in beslag pleegt te nemen. Ook is de duur van het onderzoek beïnvloed door de geboden ruimte voor hoor en wederhoor, en de wijze waarop de [directeur eiseres] daarvan gebruik heeft gemaakt.
Recapitulatie
4.12 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat Drechtwerk onzorgvuldig heeft gehandeld, nadat bij Drechtwerk een melding was binnengekomen van ongepast declaratiegedrag door de [directeur eiseres]. Dit betekent dat het hiermee samenhangend gedeelte van de vordering zal worden afgewezen (3.1 a t/m c).
Ten aanzien van het einde van de opdracht
4.14 [eiseres] stelt dat partijen voorafgaand aan het einde van de oorspronkelijke overeenkomst hebben gesproken over voortzetting van de werkzaamheden, maar nog geen inhoudelijk andersluidende afspraken hadden gemaakt. De [directeur eiseres] is desondanks werkzaamheden voor Drechtwerk blijven verrichten. Volgens [eiseres] volgt hieruit dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd en onder dezelfde voorwaarden is voortgezet. Drechtwerk had volgens [eiseres] een contractuele opzegtermijn van drie maanden, althans een redelijke opzegtermijn in acht dienen te nemen. Ten onrechte heeft Drechtwerk de overeenkomst met [eiseres] beëindigd met een opzegtermijn van een halve maand. [eiseres] vordert schadevergoeding voor een bedrag gelijk aan zijn gederfde inkomsten ingeval de overeenkomst van opdracht met inachtneming van de geldende opzegtermijn zou zijn opgezegd. Blijkens het verhandelde ter comparitie stelt [eiseres] zich op het standpunt dat hij schade heeft geleden ten bedrage van € 41.666,--, zijnde een evenredig deel ( 2½ maand) van de beloning uit het eerdere contract.
4.15 Drechtwerk erkent dat er met [eiseres] is gesproken over doorwerken na het einde van de overeenkomst. Volgens Drechtwerk was het echter niet de bedoeling dat de overeenkomst onder dezelfde voorwaarden werd verlengd. Het was voor beide partijen duidelijk dat voortzetting van de werkzaamheden niet voor een lange tijdspanne zou zijn. De [directeur eiseres] heeft zelf aangegeven dat hij beschikbaar wilde zijn voor nieuwe opdrachtgevers. Wel is er over gesproken dat de [directeur eiseres] zou doorwerken tot de opvolger was benoemd.
4.16 Vast staat dat partijen op 17 oktober 2005 een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat deze opdracht op 17 oktober 2007 van rechtswege zou eindigen. Niet in geschil is dat de [directeur eiseres] ook na 17 oktober 2007 werkzaamheden heeft verricht voor Drechtwerk, zodat tussen partijen een nieuwe overeenkomst van opdracht is gaan gelden. Nu partijen geen einddatum zijn overeengekomen, betreft het een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd.
4.17 Anders dan [eiseres] veronderstelt, brengt het enkele feit dat partijen geen van de eerdere opdracht afwijkende afspraken op papier hebben gezet, niet mee dat de in de eerdere overeenkomst van opdracht opgenomen opzegtermijn van toepassing is geworden op deze nieuwe overeenkomst. Niet in geschil is dat het voor zowel Drechtwerk als [eiseres] duidelijk was dat er binnen een afzienbare termijn een vervanger voor de [directeur eiseres] zou worden aangetrokken. Bovendien heeft [eiseres], ten tijde van de onderhandelingen over de voortzetting van de werkzaamheden, aangegeven op korte termijn beschikbaar te willen zijn voor andere opdrachtgevers. In dat licht beschouwd, moet het ervoor worden gehouden dat partijen weliswaar een opdracht zijn aangegaan voor onbepaalde tijd, doch dat zij er beiden van uitgingen dat zij deze opdracht voor een kortere periode aangingen dan de eerste opdracht. Dit betekent dat Drechtwerk niet op grond van de overeenkomst gehouden was om een opzegtermijn van drie maanden in acht te nemen.
4.18 Het enkele feit dat partijen geen opzegtermijn zijn overeengekomen, betekent nog niet dat Drechtwerk de overeenkomst tegen ieder gewenst moment mocht opzeggen zonder gehouden te zijn daarvoor aan [eiseres] een vergoeding te betalen. Uitgangspunt bij eenzijdige beëindiging van een opdracht is dat de schade die door de opdrachtnemer als gevolg van die beëindiging wordt geleden, voor diens rekening en risico komt. Dit is slechts anders indien er een rechtsgrond aanwezig is om die schade of een bepaald deel daarvan voor rekening van de opzeggende partij te brengen. Die rechtsgrond kan onder meer gelegen zijn in de eisen van redelijkheid en billijkheid die meebrengen dat er onder bijzondere omstandigheden (een deel van) de beëindigingschade voor rekening van de opzeggende partij behoort te komen.
4.19 Gelet op de inhoud van de tussen partijen gevoerde correspondentie hoefde [eiseres] er geen rekening mee te houden dat de overeenkomst door Drechtwerk zou worden beëindigd voordat er een opvolger was benoemd. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij hiermee rekening heeft gehouden in haar contacten met andere (potentiële) opdrachtgevers. Dit betekent dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval meebrengen dat Drechtwerk een passende opzegtermijn in acht behoorde te nemen. Geoordeeld wordt dat een passende opzegtermijn vier weken bedraagt. Daarbij is onder meer acht geslagen op de aard van de overeenkomst, de omstandigheden waaronder de overeenkomst werd verlengd en het feit dat [eiseres] voor haar inkomsten (vrijwel) geheel afhankelijk was van hetgeen zij uit hoofde van de opdracht van Drechtwerk ontving. Voorts is van belang dat beide partijen uitgingen van een beëindiging op een relatief korte termijn en het feit dat [eiseres] per 1 januari 2008 daadwerkelijk bij een andere opdrachtgever aan de slag is gegaan.
4.20 Als onweersproken staat vast dat Drechtwerk de voortgezette overeenkomst met [eiseres] heeft beëindigd met inachtneming van een termijn van een halve maand. Nu Drechtwerk derhalve niet een redelijke termijn van vier weken in acht heeft genomen, is zij aansprakelijk voor de schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden. [eiseres] moet in de positie gebracht worden waarin zij zou hebben verkeerd als de termijn wel correct in acht genomen zou zijn. Het betreft het bedrag dat Drechtwerk aan [eiseres] zou hebben betaald over het niet in acht genomen gedeelte van de redelijke opzegtermijn. Gelet op de gegevens in het dossier en de stellingen van partijen ten aanzien van de werkzaamheden gedurende de laatste weken, worden de gederfde inkomsten van [eiseres] begroot op € 8.000,-- (exclusief BTW).
4.21 Nu de gevorderde wettelijk rente op zichzelf niet is betwist, zal deze worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.22 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.23 Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna in het dictum te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1 veroordeelt Drechtwerk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.000,-- (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.