ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ2423

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81250 09/5131 en 81251 09/5132
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot schuldsanering van echtelieden met aanzienlijke schuldenlast en onterecht uitgavenpatroon

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 30 juni 2009, hebben verzoekers, echtelieden, een verzoek tot schuldsanering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers een aanzienlijke schuldenlast hebben opgebouwd van € 126.929,36, waarvan een deel bestaat uit zakelijke schulden en diverse creditcard- en postorderschulden. De verzoekers hebben in de afgelopen vijf jaar onterecht uitgaven gedaan, waaronder vakanties en leningen, terwijl zij wisten dat zij deze niet konden betalen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoekers niet te goeder trouw zijn geweest in hun financiële handelen.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekers hun administratie niet op orde hebben en dat belangrijke gegevens over hun schuldenlast niet zijn overgelegd, omdat de boekhouder deze weigert te verstrekken. Dit gebrek aan transparantie heeft de rechtbank doen twijfelen aan de werkelijke hoogte van de schuldenlast. Bovendien zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat verzoekers toch in aanmerking komen voor de schuldsaneringsregeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank, gelet op de feiten en omstandigheden, het verzoek tot schuldsanering afgewezen. De beslissing is genomen in het kader van de Europese regelgeving inzake insolventie, waarbij de rechtbank bevoegd is om de procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummers: 81250 09/5131 en 81251 09/5132
afwijzing schuldsanering
Op 25 mei 2009 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift met bijlagen van:
[verzoeker 1], en
[verzoeker 2],
echtelieden,
beiden wonende te [adres].
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 30 juni 2009. Daarbij zijn verzoekers gehoord.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekers een schuldenlast hebben laten ontstaan van € 126.929,36. De hoogte van deze schuldenlast is onzeker, aangezien verzoeker, die een eigen onderneming heeft gedreven, niet in staat is de administratiegegevens over te leggen. Deze gegevens bevinden zich bij de boekhouder. Hij weigert ze af te geven, aangezien zijn factuur niet wordt voldaan.
Ter zitting is verder gebleken dat die schuldenlast onder meer bestaat uit zakelijke schulden, diverse creditcard schulden voor een bedrag van totaal € 15.376,49, alsmede schulden aan diverse postorderbedrijven voor een bedrag van € 6.287,33. Voorts zijn er CJIB vorderingen voor een bedrag van totaal € 924,40. Dit betreffen boetes die recent aan verzoeker zijn opgelegd voor diverse verkeersovertredingen. Verzoeker heeft ter zitting erkend dat hij die overtredingen heeft begaan. Verzoekers hebben verder verklaard dat een aantal schulden in 2002 en 2003 is ontstaan. De vorderingen van de creditcards hebben onder meer betrekking op het betalen van andere schulden, benzine voor de bedrijfsauto en vakantie-uitgaven. De laatste vakantie die met de creditcard is betaald was in 2006. De vorderingen van de postorderbedrijven hebben betrekking gehad op de aanschaf van kleding e.d. en een diepvriezer. Daarnaast verstrekte Wehkamp ook nog een lening van € 1.500,--. Verzoekers hebben verder opgemerkt dat zij in 2002 bij Laser Services hun schuldenlast hebben laten omzetten tot één schuld. Die schuldenlast bedroeg destijds € 32.000,-- Om voor die omzetting in aanmerking te komen dienen zij wel die lening te verhogen naar € 42.000,--. Van het restant van die lening hebben zij een auto aangeschaft. De aflossing van die lening konden zij, naar hun zeggen, van hun inkomen betalen.
Verzoeker is ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de CJIBschulden niet te goeder trouw geweest. Het totaal van deze schuld beloopt een aanzienlijk bedrag dat boven de limiet ligt van hetgeen de rechtbank als nog aanvaardbaar aanhoudt. Verder hebben verzoekers in de afgelopen vijf jaar uitgaven gedaan met creditcards en aan postorderbedrijven, waarvan zij wisten of konden weten dat zij die uitgaven niet meer konden betalen, gelet op de hoogte van de toen al bestaande schuldenlast en de maandelijkse aflossing hiervan. Met name de met creditcard betaalde vakantie in 2006 en de lening van € 1.500,-- die verzoekers bij Wehkamp hebben afgesloten zijn voorbeelden van uitgaven die niet te goeder trouw zijn ontstaan. Voorts blijkt uit de door verzoekers overgelegde bankafschriften niet dat verzoekers hun uitgavenpatroon zodanig hebben gesaneerd dat zij thans al maximaal aan hun schuldeisers kunnen aflossen. In de maand april hebben verzoekers vier maal bij een horecagelegenheid gegeten.
Nu voorts de administratie van het door verzoeker gevoerde bedrijf niet is overgelegd en de boekhouding blijkens hetgeen verzoeker heeft verteld nog niet op orde is, staat voorts niet vast dat de schuldenlast van verzoekers niet hoger is of uit andere posten bestaat, dan thans uit het verzoek naar voren komt.
Gelet op het vorenstaande dient het schuldsaneringsverzoek van verzoekers te worden afgewezen.
Bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen geven verzoeker niettemin tot de schuldsaneringsregeling toe te laten zijn niet aangevoerd of gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. R.P. Broeders en uitge¬spro¬ken ter open¬bare te¬rechtzit¬ting van 30 juni 2009 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier .