ECLI:NL:RBDOR:2009:BJ2044

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/510197-07 en 11/500036-09
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Opiumwet, Wet wapens en munitie en voor deelneming aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, evenals deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 april 2008 tot en met 16 juni 2008 betrokken was bij de uitvoer van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder ongeveer 194.646 XTC-pillen en 998 gram amfetamine, naar Engeland. De verdachte had een coördinerende rol in deze criminele activiteiten en voerde onderhandelingen met een politioneel informant die zich voordeed als koper. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat hij deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had misdrijven te plegen.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en bijbehorende munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte, verworpen en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De in beslag genomen vuurwapens en munitie zijn onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 11/510197-07, 11/500036-09 (gev. ttz)
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
wonende te [adres].
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 9 juni 2009.
Op 25 juni 2009 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het onder 1 primair, 2, 3, 4 (parketnummer 11/510197-07) en 5 (parketnummer 11/500036-09) ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd de in beslag genomen vuurwapens en munitie te onttrekken aan het verkeer.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4 De bewijsbeslissing
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In het kader van een bevel pseudokoop heeft pseudokoper A-3072 in de avond van 12 op 13 juni 2008 contact met verdachte. De rechtbank stelt vast dat het bevel tot pseudokoop d.d. 3 juni 2008 vermeldt als aard van de af te nemen goederen: "een partij(en) harddrugs". Tijdens dit contact heeft verdachte die avond de pseudokoper een vuurwapen te koop aangeboden. De pseudokoper is toen niet op dat aanbod ingegaan.
Een leider van het Politioneel Infiltratie Team (PIT) heeft de pseudokoper op vrijdag 13 juni 2008 opdracht gegeven verdachte te vragen of hij hem (pseudokoper) na het weekend een vuurwapen zou kunnen tonen. Het proces-verbaal van de pseudokoper vermeldt in dit verband dat hij de opdracht kreeg verdachte te zeggen dat hij misschien wel iemand wist voor de door hem aangeboden vuurwapens en verdachte te vragen of hij aanstaande maandag één van die vuurwapens zou kunnen tonen. Vervolgens heeft verdachte op maandag 16 juni 2008 het vuurwapen met munitie aan de pseudokoper overhandigd.
De rechtbank overweegt dat onder pseudokoop ook moet worden verstaan de situatie waarin de opsporingsambtenaar voorwendt goederen te willen afnemen en tot afspraken komt met de verdachte strekkende tot aankoop en aflevering van goederen. De gang van zaken zoals hierboven omschreven kan dan ook bezwaarlijk anders gezien worden dan als pseudokoop in de zin van artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Niet uit te sluiten is dat een opsporingsambtenaar in een situatie terecht komt waarin hij betrokken raakt bij strafbare feiten waarin het bevel tot pseudokoop niet voorziet. Deze strafbare feiten kunnen niet door een bevel achteraf worden gedekt. In een dergelijk geval kan wel van de mogelijkheid van een mondelinge wijziging van het bevel gebruik worden gemaakt, een en ander onder gehoudenheid van de officier van justitie om dit binnen drie dagen op schrift te stellen. Dit betekent dat de officier van justitie voor het afnemen van een vuurwapen een schriftelijk bevel had moeten afgeven dat voldeed aan de voorschriften van artikel 126i lid 3 Sv. Uit het dossier is niet gebleken dat de opsporingsambtenaren overleg met de officier van justitie hebben gehad over het aangeboden vuurwapen, dan wel dat het bevel tot het afnemen van harddrugs (achteraf) is aangevuld met het afnemen van een vuurwapen.
Als deze mogelijkheid van het alsnog (achteraf) aanvullen van het bevel tot pseudokoop onbenut wordt gelaten, dienen de gedragingen van de pseudokoper achteraf door de officier van justitie te worden beoordeeld op rechtmatigheid, in relatie tot de met de pseudokoop beoogde doelstelling. De rechtbank is niet gebleken dat deze rechtmatigheidsbeoordeling door de officier van justitie heeft plaatsgehad.
Nu een wijziging en aanvulling van bedoeld bevel tot pseudokoop ontbreekt, er geen rechtmatigheidsbeoordeling (achteraf) door de officier van justitie heeft plaatsgehad en het bewijs voor het door verdachte aan pseudokoper A-3072 overhandigen van het vuurwapen rechtstreeks door het verzuim is verkregen, is de rechtbank van oordeel dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde feit.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1. primair
in of omstreeks de periode van 04 april 2008 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem en Hulten, gemeente Gilze en Rijen en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid zogenaamde xtc-pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en/of 998 gram amfetamine, bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die xtc-pillen en amfetamine afgeleverd aan een persoon, terwijl, hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die xtc-pillen en amfetamine voor export naar Engeland bestemd waren;
2.
omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 16 juni 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen en een hecht samenwerkingsverband van personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk uitvoeren en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren, van harddrugs en
- het opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren, van softdrugs en
- het opzettelijk voorhanden hebben van wapens en munitie van de categorieën II en/of III en
- het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van door die misdrijven verkregen geldbedragen;
4.
op 16 juni 2008 te Gorinchem een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock), en munitie van categorie III, te weten 161 (scherpe) kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
5.
op 13 juni 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 200,9 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Met betrekking tot feit 1 (verlengde uitvoer harddrugs)
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat door de opsporingsambtenaar bij de aankoop van de XTC-pillen en amfetamine is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 126i, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (ook wel: het Tallon-criterium). Niet kan worden vastgesteld dat verdachte reeds handelde in harddrugs. Immers, verdachte had geen documentatie op dat gebied en eerdere onderzoeken hebben geen belastend materiaal opgeleverd dat zou kunnen duiden op de handel in harddrugs. Bovendien heeft, aldus de verdediging, de opsporingsambtenaar die optrad als pseudokoper, zelf de harddrugs ter sprake gebracht.
De verdediging is van oordeel dat daarom vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde dient te volgen.
De verdachte heeft ter terechtzitting hierover gezegd dat hij zonder de tussenkomst van René (de pseudokoper) de harddrugs nooit geleverd zou hebben en dat zijn uitlatingen tegenover René over het kunnen leveren van harddrugs grootspraak was.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat de uitoefening van de bevelen pseudokoop in strijd waren met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Allereerst wijst de rechtbank op de diverse processen-verbaal gedurende de periode januari 2005- maart 2008 van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) waarin wordt gesproken over verdachte als betrokkene bij de handel (im- en export) in onder andere XTC. De concrete informatie is telkens als betrouwbaar aangemerkt.
Uit de processen-verbaal van politie-informant/pseudokoper van A-3072 (hierna René) blijkt verder onder meer het volgende.
Toen René verdachte voor het eerst ontmoette op 14 februari 2008 werd er door verdachte over gesproken dat je met bepaalde handel veel geld in Engeland kunt verdienen. Verdachte zegt tegen René dat zij samen misschien wel leuke zaken kunnen doen. Als René in het kader van handel spreekt over een persoon die hem openlijk in een café cocaïne en pillen had aangeboden zegt verdachte dat hij die persoon kent, maar dat René beter geen zaken met hem kan doen. (proces-verbaal bevindingen van politie-informant A-3072 pagina 69 en 70)
Op 28 februari 2008 zegt verdachte tegen René dat zij hun krachten moeten bundelen omdat hij de handel heeft en René de juiste contacten. (proces-verbaal bevindingen van politie-informant A-3072 pagina 75)
Een beoogd samenwerkingsverband tussen René (die zich voordeed als diamanthandelaar) en verdachte (autohandelaar) in het kader van hun beroep volgt niet uit voornoemde gesprekken en acht de rechtbank ook allerminst logisch.
Op 19 maart 2008 spreken verdachte en René af in een wegrestaurant te Hulten. Als René verdachte vraagt wat hij bedoelde met zijn eerdere opmerking dat hij handel voor hem had, zegt verdachte dat hij erg goede weed kan leveren en dat dit wellicht interessant is voor Engeland. René reageert hier - om logistieke redenen - afwijzend op en vraagt of verdachte nog andere interessante handel voor Engeland heeft, waarop verdachte antwoordt dat hij alle handel kan leveren. Op de vraag van René of hij hiermee ook andere drugs als cocaïne of pillen bedoelt, reageert verdachte met de opmerking dat dit geen enkel probleem is en dat hij zelf nog 10.000 pillen heeft liggen die verdachte wel mag hebben.
Op de vraag van verdachte aan René of dit voor hem eenmalig zou zijn, spreekt René de verwachting uit dat hij bij een goede kwaliteit en prijs regelmatig een bestelling vanuit Engeland zal krijgen. Het zou René goed uitkomen als hij de volgende dag de Engelsen een handje kan meegeven.
Hierop belt verdachte een persoon. René hoort dat verdachte tegen die persoon zegt dat hij wat van die dingetjes nodig heeft die hij laatst van hem heeft gekregen dan wel de voorlaatste keer. Verdachte wijst hierbij op "die dingen in de kluis". Aan het eind van het telefoongesprek zegt verdachte dat hij ze zelf wel haalt. Op de vraag van René wat de prijs van de pillen is zegt verdachte dat de pillen tussen de 30 en 35 cent zijn. René merkt op dat dit een goede prijs is waarop verdachte zegt dat hij er dicht bij zit.
Verdachte vertelt ongevraagd dat hij drie of vier mensen kent waar hij de pillen kan halen en dat iedere hoeveelheid mogelijk is. Verder vertelt verdachte dat er verschillende soorten pillen zijn van verschillende kwaliteit en dat de werkzame stof varieert van 80 tot 120 mg.
Verdachte vraagt vervolgens aan René of hij ook interesse heeft in speed omdat hij mooie en goede kwaliteit droge speed kan leveren voor 1250 euro per kilo en dat dit zeker voor Engeland interessant moet zijn. Verdachte vertelt nog dat hij dit soort zaken gewoon leuk vindt en dat hij die er altijd bij doet om een mooie cent te verdienen. Verdachte laat René weten dat hij hem zal bellen als hij niet bij de pillen zou kunnen of als de pillen al verkocht blijken te zijn. Later die dag belt verdachte naar René met de mededeling dat de auto al is verkocht. (proces-verbaal bevindingen van politie-informant/pseudokoper A-3072 pagina 88-92)
Op 1 april 2008, als René en verdachte elkaar ontmoeten in het autobedrijf van verdachte, wordt wederom over cocaïne en pillen gesproken. René zegt tegen verdachte dat hij maar moet kijken of hij een handjevol kan meenemen. Verdachte vraagt of 10, 20 of 30 pillen genoeg zijn. Vervolgens zegt verdachte tegen René dat het erg toevallig is, maar dat die jongen van de pillen zojuist de parkeerplaats van de werkplaats oprijdt. René ziet een auto met Duits kenteken het terrein oprijden. (proces-verbaal bevindingen van politie-informant/pseudokoper A-3072 pagina 101-103)
Op 3 april 2008 gaat René naar het stamcafé van verdachte. Verdachte komt direct naar René toe en vraagt hem of hij zo meteen beneden naar het toilet wil komen. Op het moment dat verdachte de trap afloopt gaat René ook naar beneden. In de toiletruimte overhandigt verdachte aan René een doorzichtig plastic zakje met een onbekend aantal pillen. Hierbij vertelt verdachte dat dit de pillen zijn die hij kan leveren en dat ze van zeer goede kwaliteit zijn en 40 cent per stuk kosten. Iets later die avond zegt verdachte tegen René op diens vraag dat hij iedere gewenste hoeveelheid kan leveren.
(proces-verbaal bevindingen van politie-informant/pseudokoper A-3072 pagina 107-109)
Op 14 april 2008 omstreeks 12.45 uur ontmoet René verdachte en bestelt bij hem 50.000 pillen voor de volgende dag. Verdachte zegt dat dit erg moeilijk zal worden. Afgesproken wordt dat verdachte René belt of het morgen door gaat of volgende week. Als René aan verdachte vraagt of hij de eerder aangeboden speed nog kan leveren, zegt verdachte dat er momenteel twee soorten speed zijn. René zegt tegen verdachte dat hij er maar een kilo speed bij moet doen waarop verdachte zegt dat hij dit zal doen. Die dag wordt René om 14.45 uur door verdachte gebeld met de vraag of hij morgen bij hem langs wil komen op de zaak in Gorinchem. Hieruit begrijpt René dat de levering van 50.000 pillen morgen door zal gaan. (proces-verbaal bevindingen van politie-informant/pseudokoper A-3072 pagina 112-115)
Nog diezelfde dag om 13.13 uur belt verdachte naar medeverdachte [medeverdachte E] waar onder meer het volgende wordt besproken:
[verdachte]: ik heb 50000
[medeverdachte E]: watte
[verdachte]: 50000
[medeverdachte E]: 50
[verdachte]: ja
[medeverdachte E]: krijg de tyfus, hoe krijg je dat voor elkaar
en
[verdachte]: Morgenochtend heb je wat te doen voor mij, heb je er tijd voor
[medeverdachte E]: ehh morgenochtend ehh afhankelijk van waar ik naar toe gaat zou het (ovb)
en
[verdachte]: ja ik heb een uurtje werk
[medeverdachte E]: O, das goed
[verdachte]: om een uur of 10 zo
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat wordt gesproken over de kort daarvoor bestelde 50.000 XTC-pillen omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat die medeverdachte de volgende dag de pillen heeft afgeleverd aan pseudokoper A-3127.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte reeds ervaringen in de handel in XTC en amfetamine had en zich ook met die handel bezig hield. Bij de uitvoering van de pseudokopen door de pseudokoper A-3072 (René) is verdachte niet tot andere strafbare feiten gebracht dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Er is niet gebleken van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Hierbij wijst de rechtbank op de volgende omstandigheden:
- verdachte 10.000 pillen al vóór of op 19 maart 2008 had verkocht aan een ander dan René;
- verdachte direct informatie over kwaliteit en prijs weet te noemen;
- verdachte allerminst verbaasd is als er gesproken wordt over cocaïne en XTC;
- verdachte zeer kort na de bestelling van de 50.000 XTC pillen belt met een medeverdachte over de hoeveelheid pillen die besteld is;
- uit de bewijsmiddelen volgt dat één dag na de bestelling de 50.000 XTC-pillen (bevattende MDMA) en bijna 1 kilo amfetamine worden geleverd. Verdachte kon aldus in zeer korte tijd beschikken over een grote hoeveelheid harddrugs;
- verdachte reeds contacten met een leverancier van XTC-pillen had voor de geplaatste bestelling van pseudokoper A-3072, immers, verdachte kent "de jongen van de pillen".
Dat René de pillen ter sprake heeft gebracht wil nog niet zeggen dat verdachte niet reeds de opzet had op de handel in harddrugs. Uitlokking door een pseudokoper behoeft namelijk niet in de weg te staan aan het oordeel dat een verdachte door dergelijk optreden niet is gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht (HR 23 januari 2001, NJ 2001, 218).
Bij de twee daarop volgende bestellingen is evenmin gebleken dat verdachte is gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Verdachte kent geen enkele aarzeling als René vertelt dat de Engelsen bij hem een bestelling hebben gedaan van 200.000 XTC-pillen. Verdachte vond dit namelijk geen enkel probleem.
Dat de hiervoor aangehaalde uitlatingen van verdachte tegenover René grootspraak waren, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dat verdachte de tweede en derde levering niet het aantal bestelde pillen heeft kunnen leveren doet daar niets aan af. Verdachte heeft in dit verband opgemerkt dat een grondstof voor XTC toen beperkt voorradig was.
De rechtbank is van oordeel dat - nu geen resultaten werden verkregen met andere opsporingsmethoden - het openbaar ministerie terecht en op juiste gronden is overgegaan tot pseudokoop. Aan de daaraan te stellen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan.
Met betrekking tot feit 2 (deelneming criminele organisatie)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte, dan wel waaraan hij op de een of andere wijze medewerking verleende. Voor zover er al sprake zou zijn van enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten, dan vond dit, aldus de verdediging, in ieder geval niet plaats door deelname aan een criminele organisatie, maar was het een kwestie van hulp bieden aan familieleden en/of vrienden.
Daarnaast is door de verdediging aangevoerd dat voor zover moet worden aangenomen dat er sprake is van een criminele organisatie, het gaat om twee criminele organisaties, waarvan de één zich bezighield met harddrugs en de andere met hennep. Voor zover de activiteiten van een verdachte gericht waren op harddrugs, dienen de activiteiten van de criminele organisatie ter zake van hennep buiten beschouwing te worden gelaten. Andersom geldt dit volgens de verdediging ook als de activiteiten van de verdachte gericht waren op hennep. In dit geval dienen volgens de verdediging de activiteiten van de criminele organisatie ter zake van harddrugs buiten beschouwing te worden gelaten.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk (HR 29/1/1991 DD 91/168,169).
Voor deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd is niet vereist (HR NJ 98/225 en HR NJ 03/64); als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is ook niet vereist dat betrokkene heeft samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie (HR NS 04/471).
In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat het doel dat met de criminele organisatie wordt beoogd breed kan zijn. Deelname aan de criminele organisatie kan dan ook betrekking hebben op uiteenlopende activiteiten van deze organisatie. Dat hoeft echter niet te betekenen dat er sprake is van verschillende criminele organisaties, aangezien binnen één en dezelfde organisatie uiteenlopende activiteiten worden ontplooid en in verschillende personele samenstelling wordt gewerkt.
In dit geval gaat het - kort gezegd - om de uitvoer van harddrugs (met name XTC-pillen), het exploiteren van hennepkwekerijen en het verwerken van de geoogste hennep. Niet iedere deelnemer van deze criminele organisatie levert een bijdrage aan de uitvoer van harddrugs, evenmin als iedere deelnemer zijn aandeel heeft in het exploiteren van hennepkwekerijen. Wel is duidelijk dat de personen die de harde kern van deze organisatie vormen van elkaars activiteiten op de hoogte zijn en daarin mede een meer of minder sturende rol hebben.
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van één gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere organisatiegraad, met het bewezen verklaarde misdadige oogmerk, waaraan verdachte - voor zijn deel - heeft deelgenomen. Dat de verdachte zijn activiteiten beschouwt als het verlenen van hulp aan familie dan/wel vrienden, doet daar niet aan af.
4.4 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
2.
DEELNEMING AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN.
4.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
5.
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van CIE-informatie is door politie en justitie een onderzoek gestart naar mogelijk criminele activiteiten van de familie [familienaam] uit Gorinchem op het terrein van harddrugs en softdrugs. Deze criminele activiteiten zouden bestaan uit het produceren-, verwerken- en verhandelen van softdrugs, alsook de handel in harddrugs. Verondersteld werd dat de handel werd geëxporteerd. De broers [verdachte] en [medeverdachte G] zouden de kern van een crimineel samenwerkingsverband vormen. Uit voorbereidend onderzoek kwam onder meer ook naar voren dat [medeverdachte T] zich op grote schaal zou bezighouden met het kweken van hennep en dat verder nog een groot aantal personen bij deze activiteiten was ingeschakeld.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat een drietal leveringen van in totaal circa 200.000 XTC-pillen met als bestemming Engeland heeft plaatsgevonden. Verder werd een aantal hennepkwekerijen (waaronder één in België) opgerold en werden op het woonwagenkamp aan de [straatnaam] in Gorinchem diverse ruimtes aangetroffen die ingericht waren voor de verwerking van hennep. In het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse opsporingsmethoden, waaronder telefoontaps, observaties, het stelselmatig inwinnen van informatie en het inschakelen van een politioneel informant/pseudokoper. Uiteindelijk is een groot aantal verdachten aangehouden.
Verdachte heeft zich als belangrijk lid van een criminele organisatie, schuldig gemaakt aan de verlengde uitvoer van bijna 1 kilo amfetamine en ruim 194.000 XTC-pillen uit Nederland. De leveringen hebben plaatsgevonden op 15 april 2008, 14 mei 2008 en 16 juni 2008 en waren bedoeld voor Engeland. Verdachte had bij deze leveringen een sturende en coördinerende rol. Hij was degene die de onderhandelingen voerde met de politioneel informant/pseudokoper René voor de verkoop en uitvoer van grote hoeveelheden XTC-pillen, alsmede andere harddrugs. Ook schakelde hij de man in die in zijn opdracht de drugs op de afgesproken manier op een speciale plaats en aan een nader omschreven afnemer moest afleveren.
Het behoeft geen nadere toelichting dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de verboden handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. Bovendien leidt de grootschalige handel in verdovende middelen tot daarmee samenhangende vormen van ernstige criminaliteit.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en veroorzaken dan veelal gevaar en ernstige gevoelens van onveiligheid. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Dit geldt temeer nu verdachte zich daadwerkelijk bezighield met handel in verdovende middelen en de risico's op het gebruik van vuurwapens bij deze vorm van handel navenant groter zijn.
Tenslotte heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verstrekken van 200 gram hasjiesj.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank niet alleen rekening met de hoeveelheid geleverde drugs, maar ook met de coördinerende en sturende rol van verdachte in het geheel van de criminele organisatie.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte merkt de rechtbank op dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De rechtbank acht het noodzakelijk verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de door de officier van justitie gevorderde straf. Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 3, terwijl de officier van justitie is uitgegaan van een bewezenverklaring van dat onderdeel, betekent dit dat een zwaardere straf wordt opgelegd dan is gevorderd. Hiertoe heeft de rechtbank besloten omdat de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting als oriëntatiepunt bij uitvoer van dergelijke hoeveelheden harddrugs uitgaan van een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Gelet op de overige bewezenverklaarde feiten is de eis van de officier van justitie passend en geboden.
7.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
7.3 De onttrekking aan het verkeer
Vuurwapen Bruni en munitie
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Vuurwapen Glock en munitie
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat één van bewezen verklaarde feiten is begaan met betrekking tot die voorwerpen.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zeven (7) jaar;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1 pistool BRUNI BBM met plastic houder met 25 stuks munitie, merk Sellier & Bellot;
1 pistool Glock en 161 diverse kogelpatronen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. E. van Schouten en mr. M.A. Waals, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel en mr. U.F.B. van Berkel-de Jongh, griffiers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2008 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem en/of Hulten, gemeente Gilze en Rijen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) zogenaamde xtc-pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en/of 998 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(len) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die xtc-pillen en/of amfetamine afgeleverd aan een persoon, terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die xtc-pillen en/of amfetamine voor export naar Engeland bestemd waren;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2008 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem en/of Hulten, gemeente Gilze en Rijen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) zogenaamde xtc-pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en/of 998 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem, althans in het arrondissement Dordrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen en/of een hecht samenwerkingsverband van personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekkken en/of vervoeren, althans aanwezig hebben van harddrugs en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, althans aanwezig hebben van softdrugs en/of
- het opzettelijk overdragen, althans voorhanden hebben van wapen(s) en/of munitie van de categorieën II en/of III en/of
- het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van door die/dat misdrij(f)(ven) verkregen geldbedragen;
3.
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Gorinchem een wapen van categorie III, te weten een pistool (Bruni), en/of bijbehorende munitie van categorie III, te weten 25, althans een of meer (scherpe) patro(o)n(en) (merk Sellier & Bellot), heeft overgedragen aan een als zodanig niet herkenbare politieambtenaar, die optrad in het kader van een afgegeven bevel pseudokoop, althans voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Gorinchem een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock), en/of munitie van categorie III, te weten 161, althans een of meerdere (scherpe) kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 200,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummers: 11/510197-07, 11/500036-09 (gev. ttz)
Vonnis d.d. 9 juli 2009