ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9086

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232728 HA VERZ 09-184
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na 65-jarige leeftijd en toepassing van CAO-bepalingen

In deze zaak verzocht de besloten vennootschap Mampaey Marine Technology B.V. de kantonrechter te Dordrecht om de arbeidsovereenkomst met een 69-jarige werknemer te ontbinden. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor onbepaalde tijd, maar was na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de werknemer voortgezet op basis van de CAO Metaal en Technische Bedrijfstakken. De werknemer, die arbeidsongeschikt was na een medische ingreep, ontving naast zijn salaris een AOW-uitkering en een bedrijfspensioen. De verzoekster stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, en dat er nu sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De kantonrechter moest beoordelen of het ontbindingsverzoek gegrond was en of er een vergoeding aan de werknemer moest worden toegekend.

De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad was geëindigd bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, en dat er geen ontslagverbod van toepassing was. De rechter stelde vast dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was voortgezet, en dat de verzoekster het verzoek tot ontbinding kon indienen. De kantonrechter kende de werknemer een vergoeding toe van € 3.275,- bruto, en bepaalde dat deze vergoeding uiterlijk binnen twee weken na de ontbindingsdatum moest worden voldaan. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking werd uitgesproken op 12 juni 2009, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 232728 HA VERZ 09-184
beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 12 juni 2009
inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mampaey Marine Technology B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Dordrecht,
verzoekster,
gemachtigde mr. J. Visser, advocaat te Dordrecht,
tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met:
[naam],
wonende te [adres],
verweerder,
gemachtigde mr. J.J. van Vliet, jurist FNV Bondgenoten Individuele Dienstverlening.
Partijen worden hierna aangeduid met Verzoekster en Verweerder.
Verloop van de procedure
De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1. het verzoekschrift ter griffie binnengekomen op 20 april 2009;
2. het verweerschrift ter griffie binnengekomen op 15 mei 2009;
3. de pleitnotities van de gemachtigde van verzoekster;
4. de overgelegde producties.
De behandeling van het verzoekschrift vond plaats op 20 mei 2009.
Omschrijving van het verzoek
1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2 Verweerder, geboren op 8 juli 1940 en mitsdien bijna 69 jaar, is op 1 oktober 1995 voor onbepaalde tijd bij verzoekster in dienst getreden. Partijen hebben er voor gekozen om de arbeidsovereenkomst na het bereiken door verweerder van de 65-jarige leeftijd voort te zetten, zodat hij thans nog in dienst is als productiemedewerker tegen een salaris van € 3029,28 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
1.3 Verweerder heeft in mei 2008 een aneurysma van de aorta gehad, als gevolg waarvan zijn been moest worden geamputeerd. Sedert dien is verweerder arbeidsongeschikt.
Zowel verzoekster als verweerder zijn het er over eens dat een terugkeer van verweerder op de werkplek volstrekt onmogelijk is.
1.4 Verweerder ontvangt naast zijn salaris een AOW-uitkering en een bedrijfspensioen.
Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de CAO Metaal en Technische Bedrijfstakken van toepassing.
1.5 Verzoekster heeft vanaf het tijdstip dat verweerder arbeidsongeschiktheid is, diens salaris conform de CAO doorbetaald.
2. Het verzoek
2.1 Verzoekster wenst de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2009, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan verweerder, op grond van gewichtige redenen, te weten veranderingen in de omstandigheden. Verzoekster stelt in dit verband, voor zover van belang, het volgende.
2.2 De arbeidsovereenkomst is krachtens CAO bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar van rechtswege geëindigd. Na 65 jarige leeftijd kan met de werknemer een arbeidsovereenkomst, die krachtens de CAO op die leeftijd is geëindigd, voor onbepaalde of bepaalde tijd worden aangegaan. Ingevolge artikel 7: 667 lid 1 BW is sprake van een voortzetting voor bepaalde tijd, omdat in het onderhavige geval van een andersluidende schriftelijke bepaling als bedoeld in 7:667 lid 4 BW geen sprake is.
2.3 Met ingang van 1 juli 2009 eindigt de vierde arbeidsovereenkomst van één jaar. De CAO bevat namelijk een bepaling die ten nadele van de werknemer artikel 7:668a lid 1 sub b BW opzij zet, waardoor geen voorafgaande opzegging nodig is.
3. Het verweer
3.1 Verweerder verzoekt de kantonrechter om het ontbindingsverzoek van verzoekster af te wijzen met veroordeling van verzoekster in de kosten van de procedure. Verweerder heeft in dit verband voor zover van belang het volgende aangevoerd.
3.2 De arbeidsovereenkomst heeft na de 65 jarige leeftijd van verweerder voortgeduurd en een arbeidsovereenkomst die voor onbepaalde tijd geldt kan niet bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd eindigen om voor bepaalde tijd te worden voortgezet. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd loopt dus gewoon door en dan geldt het ontslagverbod ex art. 7:670 lid 1 zodat er hoogstens pas na twee jaar arbeidsongeschiktheid rechtsgeldig kan worden opgezegd.
3.3 Verzoekster dient zich aan de CAO te houden en derhalve gedurende 24 maanden het salaris van verweerder door te betalen.
3.4 In geval van een ontbinding is een vergoeding op zijn plaats is. Die vergoeding dient dan gelijk te zijn aan het te derven loon tijdens één jaar ziekte, althans subsidiair een lagere in goede justitie te bepalen vergoeding, bijvoorbeeld op basis van de kantonrechterformule met als aantal dienstjaren (factor A) de dienstjaren vanaf 65 jaar tot de ontbinding.
4 Beoordeling van het geschil
4.1 De kantonrechter dient zich ervan te vergewissen of het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod. Aangezien dit het voornaamste aspect is wat partijen verdeeld houdt, zal dat hierna mede worden behandeld.
4.2 Nu vast staat dat verweerder niet meer in het arbeidsproces zal terugkeren, is slechts de vraag aan de orde of verzoekster het dienstverband kan doen beëindigen en zo ja of daaraan dan een vergoeding ten behoeve van verweerder verbonden dient te zijn.
4.3 Daartoe dienen de wet en de CAO als uitgangspunt.
Artikel 13 a van de CAO luidt: “Naast de in de Wet genoemde mogelijkheden eindigt de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd van rechtswege, dat wil zeggen zonder dat enigerlei opzegging is vereist, met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer de 65 jarige leeftijd heeft bereikt”.
4.4 Aangezien de arbeidsovereenkomst krachtens de CAO bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd is geëindigd, kan gesteld worden dat er sprake is van een beëindiging in de zin van artikel 7:667 lid 1 BW. Ingevolge artikel 7:668 lid 1 BW geldt dan nadien een arbeidsovereenkomst van telkens ten hoogste één jaar, omdat het een voortzetting zonder tegenspraak betreft. Artikel 7:667 lid 4 BW mist hier toepassing, omdat een beëindiging van rechtswege gelijk kan worden gesteld aan rechtsgeldige opzegging of ontbinding.
4.5 Artikel 15 van de CAO luidt: “1. Met een werknemer van 65 jaar of ouder of met een werknemer van 64 jaar wiens dienstbetrekking op grond van het bepaalde in artikel 13a is geëindigd kan een arbeidsovereenkomst worden aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.
2. Indien een voor een bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking voor bepaalde tijd is voortgezet, is voor haar beëindiging geen voorafgaande opzegging nodig. Evenmin is voorafgaande opzegging vereist in geval twee of meer dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd elkander met tussenpozen zijn opgevolgd.
3. Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor onbepaalde tijd, of indien een voor
bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking na het verstrijken van deze tijd zonder
tegenspraak wordt voortgezet, kan de dienstbetrekking worden beëindigd door
opzegging, zulks met dien verstande dat artikel 16 lid 2 buiten toepassing blijft.
4. Overigens zijn op de dienstbetrekking de bepalingen van deze CAO van toepassing, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen.
Van een schriftelijke afwijking als bedoeld in lid 4 is hier niet gebleken. Krachtens artikel 7:668a lid 1 sub b BW zou de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd inmiddels in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overgegaan, ware het niet dat ingevolge lid 5 van dat artikel bij CAO ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken. Dat is hier het geval, aangezien art 15 lid 2 van de CAO die afwijking expliciet benoemt.
4.6 Daarmee staat vast dat de met verweerder bestaande arbeidsovereenkomst er één van bepaalde tijd is. Nu de wet in combinatie met de CAO een volstrekt heldere uitkomst geven, is er geen aanleiding om nader in te gaan op de door partijen opgeworpen stellingen die de maatschappelijke, sociale en financiële aspecten van een werknemer die na de leeftijd van 65 jaar doorwerkt, raken.
4.7 Op grond van het voren overwogene geldt er geen ontslagverbod en kan de gevraagde ontbinding worden uitgesproken. Omdat de arbeidsovereenkomst op 8 juli 2009 van rechtswege zou eindigen, zal in redelijkheid een vergoeding worden opgelegd van 1 maandsalaris inclusief 8% vakantietoeslag afgerond op € 3.275,--
4 Beslissing
De kantonrechter
stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden waarbij aan verweerder een vergoeding ten laste van verzoekster wordt toegekend.
stelt verzoekster in de gelegenheid tot en met 18 juni 2009 het verzoek in te trekken.
In het geval verzoekster van deze bevoegdheid gebruik maakt:
veroordeelt verzoekster in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van verweerder gevallen, welke kosten tot op deze beslissing worden bepaald op € 1.250,-- voor salaris van de gemachtigde van verweerder;
In het geval verzoekster van deze bevoegdheid geen gebruik maakt:
ontbindt de overeenkomst van partijen met ingang van 19 juni 2009;
kent aan verweerder ten laste van verzoekster een vergoeding toe van € 3.275,-- bruto;
verstaat dat het netto-equivalent van voormeld brutobedrag uiterlijk binnen twee weken na gemelde ontbindingsdatum moet zijn voldaan;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.