ECLI:NL:RBDOR:2009:BI8670
Rechtbank Dordrecht
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van een concurrentiebeding na faillissement van de derde partij
In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rotterdamse Travel Alliantie R.T.A. B.V. (hierna: RTA) nakoming van een concurrentiebeding door de gedaagden, die in 2005 hun taxionderneming aan een derde, L.L. van Dienst Goudswaard Beheer B.V. (hierna: Van Dienst), hadden overgedragen. In de overnameakte was een concurrentiebeding opgenomen, waarbij gedaagden zich verplichtten om gedurende een bepaalde periode geen concurrerende activiteiten te ontplooien. Na het faillissement van Van Dienst in 2008 heeft de curator de arbeidsovereenkomsten met gedaagden opgezegd. RTA stelde dat zij de rechten uit het concurrentiebeding had gekocht uit de failliete boedel en dat deze rechten via cessie aan haar waren geleverd.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van RTA toewijsbaar was. Gedaagden hadden onvoldoende onderbouwd dat zij zich specifiek met het oog op de persoon van Van Dienst hadden verbonden en dat het concurrentiebeding onlosmakelijk verbonden was met de arbeidsovereenkomsten. De rechtbank concludeerde dat aan de voorwaarden voor de overdracht van de rechten (cessie) was voldaan en dat contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 BW niet vereist was. De rechtbank oordeelde dat de verkoop van het vorderingsrecht mogelijk was en dat gedaagden gehouden waren aan het concurrentiebeding.
De voorzieningenrechter wees de vordering van RTA toe, waarbij gedaagden werden veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de in strijd met het concurrentiebeding ontplooide activiteiten te staken, op straffe van een dwangsom. Tevens werden gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat gedaagden niet hadden weersproken dat zij in strijd met het concurrentiebeding handelden door een taxionderneming te drijven in de Hoeksche Waard.