ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7111

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227495 VV EXPL 09-6
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een non-concurrentiebeding in een arbeidszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 9 april 2009, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een werknemer en zijn werkgever, Oranjedak B.V. De werknemer, die van 5 februari 2001 tot 1 oktober 2008 in dienst was bij Oranjedak en haar rechtsvoorgangster, heeft een vordering ingesteld om de werking van een non-concurrentiebeding te schorsen. De werknemer stelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd dat er geen wezenlijke wijzigingen waren in de rechtsvoorgangster van de werkgever tussen de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de mededeling van voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het niet uitgesloten kon worden dat in een bodemprocedure de stelling van de werknemer, dat er een nieuwe overeenkomst met een nieuw non-concurrentiebeding had moeten worden aangegaan, als juist zou worden aangemerkt. Hierdoor werd de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding toegewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 26 januari 2009, gevolgd door pleitaantekeningen van beide partijen. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst op 18 augustus 2008 opgezegd en had aangeboden om een relatiebeding aan te gaan, wat door Oranjedak werd geweigerd. De werknemer vorderde onder andere de schorsing van het concurrentiebeding, een vergoeding op basis van artikel 7:653 lid 4 BW, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de subsidiaire vorderingen niet meer besproken hoefden te worden, aangezien de schorsing van het concurrentiebeding was toegewezen. De gevorderde vergoeding op basis van artikel 7:653 lid 4 BW werd afgewezen, omdat er in het kader van de schorsing geen plaats voor was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de toepassing van non-concurrentiebedingen en de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te leveren van de geldigheid van dergelijke bedingen. De kantonrechter heeft de werking van het non-concurrentiebeding geschorst totdat er een definitieve uitspraak in een bodemprocedure is gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 227495 VV EXPL 09-6
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 9 april 2009
in de zaak van:
[naam],
wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. M.O. de Bont,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Oranjedak B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. van der Dussen,
Partijen worden hierna verder [eiser] en Oranjedak genoemd.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 26 januari 2009;
2. de pleitaantekeningen zijdens eiser;
3. de pleitaantekeningen zijdens gedaagde;
4. de door beide partijen overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
Oranjedak houdt zich als concern bezig met dakbedekkingen in de ruimste zin.
[eiser], 37 jaren oud, is van 5 februari 2001 tot 1 oktober 2008 bij Oranjedak en haar
rechtsvoorgangster Steenmetz Daktechniek B.V. in dienst geweest, laatstelijk als technisch
adviseur.
De laatste schriftelijke arbeidsovereenkomst (met rechtsvoorgangster Steenmetz
Daktechniek B.V.) dateert van 12 mei 2006 en bevat het navolgende beding:
“De werknemer verplicht zich om na het einde van dit dienstverband gedurende een
periode van één jaar niet werkzaam te zijn in de bitumineuze dakbedekkingsbranche,
althans werkzaamheden te verrichten welke gelijk of gelijksoortig zijn aan die van de
werkgever. (….) Het beding zoals omschreven zal geen gelding hebben indien het initiatief
tot beëindiging bij de werkgever ligt”.
Aan het beding is een boetebeding gekoppeld.
Bij brief van 16 januari 2007 heeft Oranjedak aan [eiser] het navolgende meegedeeld: “(….) Als gevolg van de doorgevoerde naamswijziging van onze bedrijven Swindak B.V. en Steinmetz Daktechniek B.V. informeren wij u dat uw arbeidsovereenkomst ongewijzigd zal worden voortgezet op naam van Oranjedak B.V. . Alle rechten en plichten zoals deze van kracht waren, blijven ook in deze nieuwe situatie ongewijzigd van kracht. (….)”.
[eiser] heeft de arbeidsovereenkomst met Oranjedak op 18 augustus 2008 mondeling
tegen 1 oktober 2008 opgezegd. Deze opzegging is door Oranjedak aanvaard.
[eiser] heeft op de dag van opzegging aan Oranjedak te kennen gegeven dat hij in dienst
zal treden bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Voermans Milieu- en
Veiligheidstechniek B.V., gevestigd te Uden en hij heeft aan Oranjedak het aanbod gedaan
om een relatiebeding met haar aan te gaan.
Oranjedak heeft dat aanbod geweigerd en zich op het in de arbeidsovereenkomst neergelegde
non-concurrentiebeding beroepen.
2. De vordering
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair: de werking van het door Oranjedak gepretendeerde concurrentiebeding te schorsen totdat en voor zover de bodemrechter in een in kracht van gewijsde gewezen vonnis ten gunste van Oranjedak onherroepelijk heeft beslist;
b. subsidiair: het door Oranjedak gepretendeerde concurrentiebeding te matigen, in die zin dat de werking van het concurrentiebeding wordt beperkt tot een relatiebeding met navolgende inhoud:
Het is [eiser] niet toegestaan om tot 18 augustus 2009 zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Oranjedak op enigerlei wijze zaken te doen met opdrachtgevers van Oranjedak, waarvan de namen op bijgevoegd overzicht zijn weergegeven. Bij overtreding van dit verbod verbeurt [eiser] aan Oranjedak een direct, zonder dat een nadere aanmaning en/of ingebrekestelling nodig is, een direct opeisbare boete van € 1.000,-- per overtreding.
althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen relatiebeding;
c. meer subsidiair: het door Oranjedak gepretendeerde concurrentiebeding te matigen, in die zin dat de duur van het concurrentiebeding wordt gematigd tot
1 februari 2009, althans een in goede justitie te bepalen datum;
d. Oranjedak te veroordelen tot betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW aan [eiser], te weten een bedrag van € 3.656,00 bruto per maand te rekenen vanaf het moment waarop [eiser] is gehouden aan het concurrentiebeding, althans een in goede justitie vast te stellen (voorschot op de) vergoeding;
e. Oranjedak te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten, welke dienen te worden bepaald op een bedrag van € 4.000,00 ex BTW;
f. Oranjedak te veroordelen in de kosten van deze procedure vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de 15e dag na de dag van de uitspraak.
Hij legt aan die vorderingen, kort weergegeven het navolgende ten grondslag:
Voermans Milieu- en Veiligheidstechniek B.V is een in september 2008 afzonderlijk opgerichte vennootschap, die behoort tot de groep Voerman Dakbedekking B.V., die sinds 2006 eigendom is van de heer Van den Luitgaarden, die weer tot 2003 bij Oranjedak werkzaam is geweest.
Voerman Dakbedekking heeft een grote vaste klantenkring voor wie er behoefte bleek te bestaan aan risico inventarisaties en evaluaties, het ontwerpen van overloopsystemen en het aanbrengen van permanente veiligheidssystemen. Die werkzaamheden behoren niet tot de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van Voerman Dakbedekking B.V. en werden tot dan toe altijd aan derden uitbesteed.
Aan [eiser] is het aanbod gedaan om als bedrijfsleider bij Voermans Milieu- en Veiligheidstechniek B.V in dienst te treden en die werkzaamheden uit te oefenen, wat [eiser] dankbaar heeft aanvaard, omdat de werkomstandigheden bij Oranjedak buitengewoon slecht waren.
Het non-concurrentiebeding heeft volgens [eiser] primair geen gelding, omdat Oranjedak B.V. de holding is van een zestal Oranjedak B.V. ’s en geen doelstelling ter zake van bitumineuze dakbedekking heeft.
Indien Oranjedak haar handelsdebiet had willen beschermen dan had zij opnieuw een non-concurrentiebeding met [eiser] moeten aangaan, aangezien Oranjedak een wezenlijk anders en ruimer bereik heeft, omdat zij vele vennootschappen in Nederland omvat.
Oranjedak houdt zich trouwens niet bezig met de activiteiten die Voerman Milieu en Veiligheidstechniek B.V. ontplooit. Zij maakt daarvoor gebruik van een zusterbedrijf Valprevent B.V.
Die activiteiten zijn door [eiser] bij Oranjedak nooit beoefend en hij moet zich er nu door middel van cursussen voor het eerst in bekwamen. Bovendien zal hij geen enkele commerciële activiteit ontplooien, maar slechts werkzaamheden verrichten voor vaste klanten van Voerman Dakbedekking B.V. en komt hij aldus niet in het “vaarwater” van Oranjedak.
Het beding is trouwens onleesbaar geredigeerd, omdat een B.V. geen werkzaamheden verricht, aldus [eiser].
Voor het geval het beding wel gelding zou hebben, voert [eiser] nog aan dat met vele andere inmiddels bij Oranjedak vertrokken werknemers in plaats van een non-concurrentiebeding een relatiebeding is overeengekomen. Onder die omstandigheden is het niet redelijk om [eiser] als enige wèl aan het non-concurrentiebeding te houden en hem een relatiebeding te weigeren.
Bij een belangenafweging heeft ook te gelden dat het belang van [eiser] om het non-concurrentiebeding te schorsen groter is dan het belang dat Oranjedak bij handhaving daarvan heeft.
[eiser] gaat er qua arbeidsvoorwaarden en werksfeer aanzienlijk op vooruit. Inmiddels is het dienstverband met Voerman zekerheidshalve beëindigd, zodat het in de rede ligt dat Oranjedak overeenkomstig art. 7:653 lid 4 BW een vergoeding aan [eiser] betaalt.
3. Het verweer
Oranjedak heeft, tegen de vorderingen van [eiser] gemotiveerd verweer gevoerd: dit verweer zal voor zover van belang hierna bij de beoordeling worden meebesproken.
Beoordeling van het geschil
4. Ondanks dat daaraan ter zitting ruime aandacht is besteed, heeft Oranjedak bepaald
onvoldoende inzichtelijk en aannemelijk gemaakt dat Steenmetz Daktechniek B.V. tussen
het tijdstip van ondertekening van de arbeidsovereenkomst (12 mei 2006) en de verzending
van de brief van 16 januari 2007 waarin de voortzetting van de arbeidsovereenkomst binnen
Oranjedak B.V. wordt medegedeeld, behalve een naamswijziging geen enkele andere
wijziging heeft ondergaan. Daardoor valt niet uit te sluiten dat in een bodemprocedure
uiteindelijk alsnog komt vast te staan dat de stelling van [eiser] dat Oranjedak een nieuwe
overeenkomst met een nieuw non-concurrentiebeding had moeten aangaan als juist wordt
aangemerkt en er geen sprake van een geldig non-concurrentiebeding is geweest.
Onder die omstandigheid zal de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding
worden toegewezen. De subsidiaire vorderingen behoeven daarom geen bespreking meer.
5. De gevorderde vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW zal worden afgewezen
aangezien daar in het kader van de toegewezen schorsing geen plaats voor is.
6. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden eveneens afgewezen, nu onvoldoende gespecificeerd gesteld en gebleken is dat de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd, zijn aan te merken als verrichtingen anders dan die “ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak”.
7. De proceskosten zullen worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen
kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
schorst de werking van het door Oranjedak gepretendeerde concurrentiebeding totdat en voor zover de bodemrechter in een in kracht van gewijsde gewezen vonnis ten gunste van Oranjedak onherroepelijk heeft beslist;
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder van partijen de eigen proceskosten
draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2009, in aanwezigheid van de griffier.