ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7111
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een non-concurrentiebeding in een arbeidszaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 9 april 2009, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een werknemer en zijn werkgever, Oranjedak B.V. De werknemer, die van 5 februari 2001 tot 1 oktober 2008 in dienst was bij Oranjedak en haar rechtsvoorgangster, heeft een vordering ingesteld om de werking van een non-concurrentiebeding te schorsen. De werknemer stelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd dat er geen wezenlijke wijzigingen waren in de rechtsvoorgangster van de werkgever tussen de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de mededeling van voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het niet uitgesloten kon worden dat in een bodemprocedure de stelling van de werknemer, dat er een nieuwe overeenkomst met een nieuw non-concurrentiebeding had moeten worden aangegaan, als juist zou worden aangemerkt. Hierdoor werd de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding toegewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 26 januari 2009, gevolgd door pleitaantekeningen van beide partijen. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst op 18 augustus 2008 opgezegd en had aangeboden om een relatiebeding aan te gaan, wat door Oranjedak werd geweigerd. De werknemer vorderde onder andere de schorsing van het concurrentiebeding, een vergoeding op basis van artikel 7:653 lid 4 BW, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de subsidiaire vorderingen niet meer besproken hoefden te worden, aangezien de schorsing van het concurrentiebeding was toegewezen. De gevorderde vergoeding op basis van artikel 7:653 lid 4 BW werd afgewezen, omdat er in het kader van de schorsing geen plaats voor was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de toepassing van non-concurrentiebedingen en de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te leveren van de geldigheid van dergelijke bedingen. De kantonrechter heeft de werking van het non-concurrentiebeding geschorst totdat er een definitieve uitspraak in een bodemprocedure is gedaan.