parketnummer: 11/712322-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2009
[naam],
geboren in 1973,
wonende [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging van feit 2 deels gebaseerd is op artikel 24, derde lid van de Wet Milieugevaarlijke Stoffen.
Op 1 juni 2008 is de Wet Milieugevaarlijke Stoffen echter komen te vervallen. Deze wet vormde de schakel tussen het Vuurwerkbesluit en de Wet op de economische delicten. Thans voorziet artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer in deze schakeling tussen het Vuurwerkbesluit en de Wet op de economische delicten.
Dit doet er niet aan af dat de in de tenlastelegging van feit 2 omschreven handelingen voldoen aan de bepalingen van het Vuurwerkbesluit. De rechtbank is van oordeel dat het gedeelte van de tenlastelegging van feit 2, dat gebaseerd is op artikel 24, derde lid van de Wet Milieugevaarlijke Stoffen, als een kennelijke misslag dient te worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte verbeterd dient te worden gelezen en dat in plaats van artikel 24, derde lid van de Wet Milieugevaarlijke Stoffen, artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer dient te worden verstaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de tenlastelegging voor het overige voldoende duidelijk is en voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding is dus geldig.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarde bij deze voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte reclasseringscontact op wordt gelegd.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 juni 2008 te Zwijndrecht aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend oogletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk een stuk vuurwerk (te weten een zogenaamde vlinder, zijnde zwaar en illegaal vuurwerk) tot ontsteking te brengen en vervolgens dit vuurwerk in de richting van een fietspad (waar die [slachtoffer] fietste) te gooien/werpen, welk vuurwerk vervolgens tot ontploffing is gekomen in de nabijheid van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen/bekomen);
op 13 juni 2008, te Zwijndrecht, al dan niet opzettelijk, 1,67 kilogram consumentenvuurwerk, te weten:
- 72 strijkers (Weco Corsair) en
- 11 Chinese vlinders (kleur geel) en
- 6 Chinese vlinders (kleur rood) en
- 22 nitraat rotjes (type SCK-FE 013-S,
Bonbridge Nitrate Thunder),
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik", en
b (ten aanzien van genoemde vlinders) (telkens) een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing en
c. waren genoemde vlinders en nitraat rotjes (telkens) in strijd met het bepaalde in Bijlage III behorende bij de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 voorzien van een lading welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, en
d. waren genoemde strijkers (telkens) in strijd met het bepaalde in de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 voorzien van een wrijvingsontsteker.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaar-digingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
2.
OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT GESTELD KRACHTENS ARTIKEL 9.2.2.1. VAN DE WET MILIEUBEHEER, OPZETTELIJK MEERMALEN BEGAAN.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Tijdens het Europees kampioenschap heeft verdachte op straat zwaar illegaal vuurwerk (vlinders) afgestoken. De laatste vlinder, zo valt uit de verklaringen af te leiden, werd in de struiken gegooid, maar rolde terug op het fietspad en ging af naast een 13-jarige jongen, die daar op dat moment voorbij fietste. De jongen is daardoor nu aan een oog blind geworden.
Voor de bestraffing van het opzettelijk (in de zin van voorwaardelijk opzet) toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen hanteert de rechtbank als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Indien dat zonder wapen is geschied geldt als uitgangspunt 8 maanden gevangenisstraf. In dit geval is vuurwerk gebruikt, dat niet geheel op een lijn is te stellen met een wapen, maar daar wel aan doet denken. Dit gegeven verlaagt het uitgangspunt naar 11 maanden. Verdachte heeft nog een tweede delict gepleegd, namelijk het opzettelijk voorhanden hebben van ruim anderhalve kilo illegaal consumentenvuurwerk. Dit gegeven verhoogt het uitgangspunt weer naar 12 maanden gevangenisstraf.
Tijdens de zitting heeft verdachte de indruk gewekt oprecht spijt te hebben van wat hij heeft aangericht. Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister dd 4 februari 2009 dat is overgelegd blijkt dat hij (vrijwel) nog niet met justitie in aanraking is geweest. Er is een reclasseringsrapport over hem uitgebracht op 19 februari 2009. Gelet op de bij verdachte vastgestelde problematiek adviseert de reclassering tot een bijzondere voorwaarde, waarvan deel zal uitmaken een plan van aanpak, dat voorziet in een mogelijke behandeling in de FPK
"het Dok", gedragsinterventies op het gebied van agressieproblematiek en probleemoplossend vermogen en verplicht toezicht anderszins. Verdachte is gehuwd, heeft een kind, en is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van een eigen bedrijf, waarin zijn vrouw meewerkt. Dit alles afwegend zal de rechtbank van de genoemde 12 maanden gevangenisstraf 6 maanden voorwaardelijk opleggen. Een bijzondere voorwaarde met reclasseringstoezicht maakt daarvan deel uit, ook als nakoming daarvan inhoudt het volgen van behandelingen in "het Dok".
Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal verdachte moeten gaan uitzitten. Met name de inhoud van de slachtofferverklaring d.d. 9 februari 2009 geeft daarvoor ook reden. De gevolgen voor het slachtoffer, een nog jonge jongen, die ervan droomde profvoetballer te worden en al een eerste stap in die richting had gezet, zijn ingrijpend en onherstelbaar. Het gezinsleven waarvan hij deel uitmaakt heeft door deze gebeurtenis lange tijd volledig op zijn kop gestaan en zal onder de schaduw van zijn handicap ook nooit meer helemaal hetzelfde worden als voorheen. Mogelijk brengt deze straf verdachte, zijn gezin en hun levensonderhoud ernstig, wellicht onherstelbaar, schade toe. Zulke schade is het slachtoffer en zijn gezin, zonder dat zij daar enig deel aan hebben gehad, echter al toegebracht. De vergelding daarvan laat dan ook geen andere strafmodaliteit toe.
Gelet op het voorgaande zal een straf worden opgelegd als in het dictum vermeld.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1.2.2, 2.1.1., 2.1.3 en 5.4.0. van het Vuurwerkbesluit, het artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.1 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland,
* ook als dit inhoudt het volgen van één of meer behandelingen bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Hameete, voorzitter,
mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen, mr. E.H. van der Steeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 maart 2009.
Mr. E.H. van der Steeg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te Zwijndrecht aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((blijvend) oogletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk een stuk vuurwerk (te weten een zogenaamde vlinder, zijnde zwaar en/of illegaal vuurwerk, althans vuurwerk dat niet voldoet aan het vuurwerkbesluit) tot ontsteking te brengen en/of (vervolgens) dit vuurwerk naar en/of in de richting van een fietspad (waar die [slachtoffer] fietste, althans zich bevond) te gooien/werpen, welk vuurwerk (vervolgens) tot ontploffing is gekomen in de nabijheid van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen/bekomen);
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2008, te Zwijndrecht, al dan niet opzettelijk, (ongeveer) 1,67 kilogram consumentenvuurwerk, te weten:
- 72, in elk geval een hoeveelheid, strijkers (Weco Corsair) en/of
- 11, in elk geval een hoeveelheid, Chinese vlinders (kleur geel) en/of
- 6, in elk geval een hoeveelheid, Chinese vlinders (kleur rood) en/of
- 22, in elk geval een hoeveelheid, nitraat rotjes (type SCK-FE 013-S,
Bonbridge Nitrate Thunder),
voorhanden heeft gehad,
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet Milieugevaarlijke Stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van:
a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik", en/of
b (ten aanzien van genoemde vlinder(s)) (telkens) een (in de Nederlandse taal gestelde) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of
c. was/waren genoemde vlinder(s) en/of nitraat rotje(s) (telkens) in strijd met het bepaalde in in Bijlage III behorende bij de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 voorzien van een lading (voor knaleffect) welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, en/of
d. was/waren genoemde strijker(s) (telkens) in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit en/of het bepaalde in de Regeling Nadere Eisen aan Vuurwerk 2004 voorzien van een wrijvingsontsteker, zijnde een intsteekinrichting die niet in zodanige staat verkeert en/of niet zodanig is geconstrueerd dat de gebruiker daarvan tussen het tot ontbranding gebracht hebben en het eerste effect een veilige afstand in acht kan nemen;
Artikel 24 Wet Milieugevaarlijke Stoffen
Parketnummer: 11/712322-08
Vonnis d.d. 24 maart 2009