parketnummers: 11/500222-08; 11/712414-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2009
[naam],
geboren in 1959,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaardingen is omschreven. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaardingen voldoen aan alle wettelijke eisen en zijn dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder parketnummer 11/500222-08 primair en onder parketnummer 11/712414-08 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht contact onderhoudt met de reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen te geven door of vanwege de reclassering, ook als die inhouden het volgen van therapie Training Seksuele Delinquenten bij Het Dok of een soortgelijke instelling.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(parketnummer 11/500222-08)
(primair)
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2007 tot en met 21 november 2007 te Hendrik-Ido-Ambacht
meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren in 1997, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- (aan) de penis van die [slachtoffer] betast en vastgepakt en gezogen en
- die [slachtoffer] laten (toe)kijken terwijl hij, verdachte, zich aftrok, althans zich afgetrokken in de directe nabijheid van die
[slachtoffer] (waarbij beiden zich op het bed van die [slachtoffer] bevonden) ;
(parketnummer 11/712414-08)
op meerdere tijdstippen in de periode van 15 februari 2006 tot en met 06 mei 2008 te Ossenisse, gemeente Hulst, gegevensdragers, te weten één computer en een harddisk in bezit heeft gehad, terwijl die gegevensdragers een (groot aantal) (in ieder geval 2.792 (multimediafiles in zogenoemde "zip"-mappen) of daaromtrent) afbeeldingen bevatte van een seksuele gedraging, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het anaal en/of oraal penetreren (met de penis) door een of meerdere perso(o)n(en) die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt (ondermeer een of meerdere afbeeldingen (2 + 3)in meerdere directories op harddisk);
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en die zijn eigen (stijve) geslachtsdeel vasthoudt en/of zichzelf bevredigt (onder meer een of meerdere afbeeldingen (4 + 5 + 6 + 7) in meerdere directories op harddisk),
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en die zijn eigen (stijve) geslachtsdeel vasthoudt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van de persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer een of meerdere afbeeldingen (8 + 9 + 10) in meerdere directories op harddisk)
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat voor het onder 1. ten laste gelegde feit vrijspraak dient te volgen omdat verdachte ontkent ontuchtige handelingen met [slachtoffer] te hebben gepleegd en in het dossier onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Verdachte is destijds met de beste bedoelingen het gezin binnengekomen. De raadsvrouw stelt dat de beschuldigingen uitsluitend zijn gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer] en dat de verklaring van andere getuigen over deze vermeende ontucht afgeleid zijn van [slachtoffer] verklaring en daaraan niets hebben kunnen toevoegen. De beschuldiging is derhalve gebaseerd op de verklaring van één persoon. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer], zoals afgelegd in het studioverhoor, onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs gebezigd kan worden. De verklaring bevat namelijk een aantal tegenstrijdigheden. Naar de mening van de verdediging worden de getuigenverklaringen van de overige getuigen voorts beïnvloed door motieven die zij kunnen hebben om belastend over verdachte te verklaren. Volgens verdachte zou een motief zijn geweest dat sprake was van een beginnende relatie tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer], in een periode dat haar relatie met de stiefvader van [slachtoffer] ten einde liep. Verdachte stelt dat er in de drie weken die zijn gelegen tussen de aangifte en het studioverhoor van [slachtoffer], op hem is ingepraat om belastend over verdachte te verklaren, dan wel dat de beweringen van [slachtoffer] aan zijn fantasie zijn ontleend. In dit verband stelt verdachte dat hem uit zijn contacten met [slachtoffer] al was gebleken dat [slachtoffer] fantasie en werkelijkheid door elkaar haalt. Verdachte ziet aanwijzingen in het verslag van het studioverhoor, dat dit ook nu weer het geval is.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde feit.De rechtbank bezigt tot het bewijs allereerst het proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] waarin hij verklaart over de seksuele handelingen die verdachte worden verweten. [slachtoffer] verklaart daarin ook over hoe hij ertoe is gekomen zijn moeder over de gebeurtenissen in te lichten waarbij duidelijk is dat hij haar aanvankelijk niet het hele verhaal heeft durven vertellen. Deze verklaring wordt ondersteund door de aangifte die is gedaan door de moeder van [slachtoffer]. Zij verklaart over hoe [slachtoffer] met zijn verhaal naar buiten is gekomen en welke feitelijke handelingen verdachte volgens haar zoon bij hem heeft verricht. Voorts is van belang haar verklaring inhoudende - zakelijk weergegeven - dat zij hem geloofde door de manier waarop hij het vertelde en het feit dat hij het haar zo gedetailleerd vertelde.
Verder wordt tot het bewijs gebezigd het proces-verbaal van verhoor van [moeder] van 28 april 2007 waarin zij verklaart over de gedragsverandering die [slachtoffer] heeft laten zien nadat de feiten bekend zijn geworden en de manier waarop hij sindsdien de gebeurtenissen verwerkt. Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige 1] draagt eveneens bij aan het bewezenverklaarde voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
- het relaas van zijn kennismaking met verdachte in 1999, via een contactadvertentie in een tijdschrift "Oké", dat zich richtte op mensen met een pedofiele geaardheid;
- zijn verklaring met betrekking tot de wijze waarop verdachte met [slachtoffer] contact heeft gelegd, waarbij het aangeboden baantje voor het vullen van ballen voor kauwgombalautomaten moet worden gezien als de voor verdachte gebruikelijke werkwijze om in contact te komen met jongens van de leeftijd van [slachtoffer];
- de mededeling dat verdachte [slachtoffer] bij [getuige 1] had aangewezen met de opmerking: "Hé dat is een homootje";
- het verhaal over de manier waarop verdachte zich tegenover hem heeft uitgelaten over het contact met [slachtoffer] en zijn moeder en over de foto's die hij steeds van [slachtoffer] maakte.
Ten aanzien van de geloofwaardigheid van de verklaring die is afgelegd door getuige [getuige 1], overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat - zoals verdachte heeft gesteld - er sprake is van een inmiddels verstoorde relatie tussen deze getuige en verdachte, niet tot gevolg heeft dat de desbetreffende verklaring niet kan worden gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van [getuige 1] nu deze verklaring op belangrijke punten wordt ondersteund door het dossier, zoals op het punt van het contact leggen met [slachtoffer] en de aanvaring die er is geweest tussen verdachte en [getuige 1] voor de woning van [slachtoffer] en waarover door verschillende getuigen is verklaard. Op het punt van de kennismaking tussen [getuige 1] en verdachte en het contact leggen met [slachtoffer], wordt de verklaring ook ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf.
Tot slot draagt bij aan de beslissing omtrent het bewezenverklaarde de bevindingen uit het rapport d.d. 9 december 2008 van Prof. dr. P.J. van Koppen, verbonden aan de Universiteit van Maastricht. In dit verband overweegt de rechtbank het navolgende.
Naar aanleiding van het standpunt van de verdediging dat de getuigenverklaringen om verschillende redenen onbetrouwbaar zijn te achten, heeft de rechter-commissaris in strafzaken Prof. dr. P.J. van Koppen, verbonden aan de Universiteit van Maastricht opdracht gegeven een rapport uit te brengen over de betrouwbaarheid van [slachtoffer] verklaring. Dit rapport is op 11 december 2008 door de rechtbank ontvangen. Van Koppen heeft de vraagstelling van de rechtbank opgevat in de zin dat hij heeft onderzocht welke - naar hij vermoedt voor de schuldvraag relevante - delen in [slachtoffer] verklaring juist of onjuist zouden kunnen zijn. Hij heeft daartoe de kwaliteit van het (studio)verhoor van [slachtoffer] beoordeeld en voorts onderzocht welke alternatieve scenario's ondersteund worden door het dossier.
Ten aanzien van de kwaliteit van het verhoor wordt in het rapport - zakelijk weergegeven - vermeld dat de verbalisant het verhoor goed heeft afgenomen en dat [slachtoffer] daarin hetzelfde verhaal vertelt dat hij eerder aan zijn moeder vertelde. Er werd tijdens het verhoor ook aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis van de aangifte, hetgeen van belang is om zicht te krijgen op de invloed die anderen kunnen hebben gehad op het verhaal dat het kind uiteindelijk in de studio vertelt. In dit geval zijn volgens Van Koppen echter geen bijzonderheden te vermelden. Ook in het dossier heeft hij geen argumenten aangetroffen om aan te nemen dat de (stief)ouders van [slachtoffer] of anderen van invloed zijn geweest op [slachtoffer] verhaal in de verhoorstudio. [slachtoffer] vertelt helder waarom hij het op een bepaald moment aan zijn moeder ging vertellen en voor het overige zijn er geen bijzondere verschillen tussen wat de moeder en de stiefvader vertellen over het aanvankelijke verhaal van [slachtoffer] en wat hij later in de verhoorstudio vertelt. Ten aanzien van de mogelijke scenario's wordt opgemerkt dat uit het dossier volgt dat er twee denkbare scenario's tegenover elkaar staan. Het eerste scenario, van [slachtoffer] en zijn familie, komt erop neer dat verdachte de tweede helft van 2007 in de familie is binnengekomen en daar steeds vaker kwam en op enig moment overging tot het plegen van ontucht met [slachtoffer]. Het tweede scenario betreft het scenario van verdachte die stelt dat hij met de beste bedoelingen kwam en dat hij [slachtoffer] niet heeft misbruikt. De analyse leidt de deskundige tot de conclusie dat het eerste scenario het meest waarschijnlijke is. Voor dit scenario is veel steun in het dossier. Voor het tweede scenario is slechts als steun de ontkenning van de verdachte. Ter onderbouwing van deze conclusie wordt in het rapport onder meer gesteld, zakelijk weergegeven en voor zover van belang voor het oordeel van de rechtbank dat verdachte op de eerste plaats de schijn tegen zich heeft. Verdachte heeft namelijk veel energie gestoken in het maken van contact met het gezin. Over de wijze waarop hij dit deed wordt nogal eenparig verklaard door een relatief groot aantal getuigen. Dit gedrag wordt in de regel omschreven als 'grooming', als inleiding tot het misbruiken, waarbij langzamerhand steeds verder wordt gegaan. Of daadwerkelijk sprake is van 'grooming' kan volgens Van Koppen niet gezegd worden, gelet op de relatief korte duur van het misbruik. Voorts wordt in het rapport gesteld dat verdachte evident heeft gelogen om het gezin binnen te komen en de moeder en stiefvader van [slachtoffer] ervan te overtuigen dat zij [slachtoffer] aan zijn zorgen zouden toevertrouwen. Zo is verdachte geen therapeut. Bovendien lijkt het verhaal van [slachtoffer] niet beïnvloed door anderen. Er zijn weliswaar drie weken verstreken tussen de onthulling door [slachtoffer] aan zijn moeder en het studioverhoor, maar [slachtoffer] kan vrij duidelijk vertellen wat hij zijn moeder meedeelde en waarom. Het rapport citeert het proces-verbaal van het studioverhoor als volgt:
"En uiteindelijk hoe heet het dacht ik ja ik snap het even niet waarom wordt het nou elke woensdagmiddag gedaan zeg maar dacht ik bij mezelf en toen vertelde ik het aan mamma eerst had ik maar een klein stukje verteld want toen durfde ik het niet echt en toen uh was het weekend en daarna had ik heel het verhaal verteld aan mamma" (p. 103).
Niet alleen is het verhaal dat [slachtoffer] in de studio vertelt helder en hetzelfde als het verhaal dat hij eerder aan zijn moeder vertelde, hij kan ook helder vertellen over de ontstaansgeschiedenis van de aangifte. Van Koppen heeft geen elementen kunnen ontdekken die tot voorzichtigheid nopen bij het accepteren van [slachtoffer] verhaal als waarheidsgetrouw. Hierbij komt dat [slachtoffer] het verhaal in eigen woorden vertelt, waar hij soms naar moet zoeken. Hij gebruikt dus andere termen dan zijn moeder in de aangifte gebruikte. Hij vertelt daarbij details, zoals hoe sperma eruit ziet en hoe het voelt. Hij kan daarbij voordoen wat er heeft plaatsgevonden, zowel met handbewegingen (hij doet aftrekken voor) als met de poppen.
In het bijzonder is opgevallen dat hij kan voordoen hoe verdachte klaarkwam waarbij [slachtoffer] niet lijkt te begrijpen wat dat inhoudt: "Hij werd heel rustig en deed heel kalm een beetje zo als in de jacuzzi was zo hhhhh (kreunt)" (verhoor [slachtoffer] p. 138). In tegenstelling tot wat verdachte hierover heeft gesteld, acht Van Koppen de verklaring van [slachtoffer] wel consistent. Tot slot heeft Van Koppen noch bij [slachtoffer], noch bij zijn familie een motief kunnen ontdekken om verdachte valselijk te beschuldigen. [slachtoffer] had, zoals hij zelf zegt, een goede relatie met verdachte. Hij vond het fijn om hem als vriend te hebben en [slachtoffer] voelde zich zelfs schuldig over de ontucht. De moeder van [slachtoffer] waardeerde de vriendschap van verdachte en diens hulp aan [slachtoffer]. Zij vond de komst van verdachte steeds gezellig.
De rechtbank volgt de conclusies van het rapport van Van Koppen over de betrouwbaarheid van [slachtoffer] verklaring op grond van de onderbouwing ervan en legt deze daarom mede ten grondslag aan haar beslissing met betrekking tot het bewezenverklaarde.
Op grond van dit rapport in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen kan er, naar het oordeel van de rechtbank, in redelijkheid geen twijfel over bestaan dat verdachte de hem verweten gedragingen, zoals hierboven bewezenverklaard, heeft begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat op de harde schijf van de personal computer die in zijn woning is aangetroffen, afbeeldingen staan met een kinderpornografisch karakter. Verdachte heeft verder nog verklaard, blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor van 1 december 2008, dat hij sinds zijn eigen veroordeling wegens het bezit van kinderporno in 2003 geen interesse meer heeft in kinderporno. Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij, ondanks dat hij eigenaar en ook gebruiker van deze computer was, geen weet heeft gehad van het bezit van kinderporno. Hij heeft de computer gekocht van een zekere [naam] van wie hij weet dat hij in mei 2007 door de rechtbank Middelburg is veroordeeld voor het bezit van kinderporno. [naam] zou een zwervend bestaan leiden. Verdachte stelt dat hij de harde schijf van de computer nimmer heeft bekeken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ter zake van bezit als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht dient te blijken van een zeker bewustzijn bij verdachte van het bezit van het gevonden kinderpornografische materiaal.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van M.A. Janssen, werkzaam bij de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie van de politie Zuid-Holland-Zuid van 1 december 2008 blijkt dat de afbeeldingen die zijn beschreven in het proces-verbaal inzake overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, en die - zoals de rechtbank heeft vastgesteld - in de tenlastelegging zijn opgenomen, zich op de computer hebben bevonden in de vorm van zogeheten zip bestanden. Deze gecomprimeerde bestanden stonden direct toegankelijk op de computer en waren niet gewist van de harde schijf.
Uit de plaats van aantreffen op de computer van de afbeeldingen, het feit dat de computer eigendom was van verdachte en hij de gebruiker was, leidt de rechtbank af dat bij verdachte het voor bezit vereiste bewustzijn heeft gehad. Het verweer van verdachte dat hij de computer tweedehands heeft gekocht van [naam], wat daar overigens ook van zij, kan hieraan niet afdoen, want het verweer is door verdachte geenszins aannemelijk gemaakt. Volgens de verklaring van verdachte bestond bij hem namelijk in de ten laste gelegde periode immers wetenschap dat [naam] is veroordeeld voor het bezit van kinderporno. In deze situatie is daarom sprake van omstandigheden waarbij verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans dat hij met de koop van de computer kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gekregen. Van verdachte, nota bene zelf ook eerder voor het bezit van kinderporno veroordeeld, had mogen worden verwacht dat hij zich er van zou hebben vergewist dat er zich op de harde schijf van de computer die hij slechts enkele maanden daarvoor van [naam] had gekocht, geen kinderpornografisch materiaal bevond. Hiervoor bestond des te meer aanleiding nu op de computer direct toegankelijke gecomprimeerde zipbestanden stonden. Door dit onderzoek na te laten, is er ten aanzien van verdachte ten minste sprake van voorwaardelijk opzet op het bezit van kinderporno.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
ONTUCHT PLEGEN MET EEN AAN ZIJN WAAKZAAMHEID TOEVERTROUWDE MINDERJARIGE, MEERMALEN GEPLEEGD.
2.
EEN GEGEVENSDRAGER, BEVATTENDE EEN AFBEELDING VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ACHTTIEN JAAR NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN OF SCHIJNBAAR IS BETROKKEN, IN BEZIT HEBBEN, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Verdachte is in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek naar zijn geestvermogens onderzocht door een psycholoog. Verdachte heeft niet willen meewerken aan het onderzoek van de psychiater. Ondanks deze weigering heeft wel een gesprek plaatsgevonden met de psychiater in opleiding, A.A. Aaldriks, en supervisor en vaste gerechtelijke deskundige, Th.J.G. Bakkum. Door de weigering van verdachte worden de onderzoeksvragen in de rapportage d.d. 21 juli 2008 niet beantwoord. Wel zijn gespreksindrukken weergegeven en een forensisch psychiatrische beschouwing. Volgens deze beschouwing - zakelijk weergegeven - heeft verdachte verklaard dat hij gedurende 32 maanden, tot maart 2006, in detentie heeft gezeten voor ontucht met een minderjarige en het in bezit hebben van kinderporno. Hij heeft hierover verklaard dat dit slechts een eenmalige wederzijdse verliefdheid was. Thans wordt hem opnieuw ontucht ten laste gelegd, maar betrokkene ontkent dit.
In de rapportage wordt het zorgelijk geacht dat betrokkene, snel na het vrijkomen uit detentie, contact heeft gemaakt met een minderjarige die volgens betrokkene zwak is in de weerbaarheid en getracht heeft het vertrouwen te verkrijgen van het gezin waarbinnen de jongen verbleef. Betrokkene heeft erkend dat hij enkele malen alleen met de jongen (gedeeltelijk) ontkleed op de slaapkamer van de jongen is geweest zonder dat er andere personen thuis waren en dat hij met de jongen, diens vriendje en een vriend van betrokkene, die ook eerder is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige, naar het zwembad en een sauna is geweest. Het wordt op zijn minst zorgelijk geacht dat betrokkene hierin geen enkel probleem ziet omdat hij 'immers geen verbod heeft om met kinderen om te gaan'. De psychiater acht een ambulante begeleiding van 'De Waag', die na de eerdere veroordeling niet van de grond is gekomen, het overwegen waard.
Uit het door H.S.M. Weber, justitieel forensisch psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 4 augustus 2008 komt naar voren dat bij betrokkene gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met theatrale trekken. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde maar door de ontkennende houding van betrokkene kan er geen uitspraak worden gedaan over of en in hoeverre deze stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen heeft beïnvloed. Ten aanzien van de recidivekans kan - wederom door de ontkennende houding van betrokkene - alleen worden gesteld dat, indien het tot een bewezenverklaring komt, dat betrokkene dan in korte tijd en in dezelfde sfeer heeft gerecidiveerd en dat hij dan slecht heeft geprofiteerd van zijn ervaringen. De deskundige verwacht weinig van een behandeling in strikte zin, gelet op zijn forse narcistische persoonlijkheidsstructuur. Betrokkene zou zich hierin wel hebben herkend. Wellicht dat met het klimmen der jaren de karakterpathologie van betrokkene vermindert en dat hij kan leren meer naar zichzelf te kijken. Vooralsnog, indien het tot een bewezenverklaring en veroordeling komt, is met name een langdurige externe controle en persoonlijke maatschappelijke ondersteuning aangewezen. Alleen van een wettelijk maximale proeftijd acht de deskundige mogelijk een preventieve werking uitgaan. De reclassering dient zich hierbij 'outreachend' en controlerend op te stellen.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft anderhalf jaar nadat hij een langdurige vrijheidsstraf heeft ondergaan na een veroordeling voor het plegen van ontucht met een destijds 11-jarige jongen en het bezit van kinderporno, zich wederom schuldig gemaakt aan deze delicten. Hij heeft zich - zoals de officier van justitie in haar requisitoir het uitdrukte - al liegend en bedriegend een positie weten te verwerven als begeleider van dan wel therapeut voor [slachtoffer]. Hij maakte daarbij gebruik van de kwetsbaarheid van de jongen die is aangewezen op het speciaal onderwijs en bijzondere zorg en aandacht behoeft, en de zorgen die er bij de moeder bestonden over de problematiek van haar zoon. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat dit bijzonder gevoelige kind in hem had. [slachtoffer] heeft niet kunnen begrijpen waarom verdachte, die hij als zijn grote vriend zag, hem zo heeft kunnen verraden. Daarnaast wordt het de verdachte bijzonder kwalijk genomen dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de slaapkamer van de jongen, de plek waar hij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Het heeft er dan ook toe geleid dat [slachtoffer] niet meer in zijn eigen bed heeft kunnen slapen. Het bezit van kinderporno is door de wetgever strafbaar gesteld om het seksueel misbruik van jeugdigen te bestrijden. Door het bezit wordt immers de productie van kinderporno waarbij kinderen seksueel worden geëxploiteerd, bevorderd. De foto's waarvan een korte aanduiding in de bewezenverklaring is opgenomen, bevatten onder meer afbeeldingen van jongens in een prepuberale fase die seksuele handelingen met elkaar en/of met volwassenen verrichten. Het hoeft geen betoog dat kinderen door seksuele exploitatie het recht wordt ontnomen zich in hun eigen tempo lichamelijk en seksueel te ontwikkelen en dat zij hierdoor psychische schade kunnen oplopen die vele jaren later nog hun sporen nalaten. Het bezit van kinderporno dient daarom scherp te worden afgekeurd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het feit dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte al eerder, in 2003, is veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige en het bezit van kinderporno.
Tot slot heeft de rechtbank voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden acht geslagen op de inhoud van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht van 30 juli 2008. De rapporteur heeft - zakelijk weergegeven - dat ondanks de ontkenning van de strafbare feiten die aan verdachte ten laste worden gelegd, er grote zorgen over betrokkene bestaan over het feit dat hij zich in een heel snel tempo opnieuw weet binnen te dringen in een gezin en het vertrouwen van de aanwezige volwassenen weet te krijgen. Gezien zijn verleden, zijn veroordeling en zijn houding in die delictsituatie, zou men mogen aannemen, dat hij zich zeer terughoudend opstelt naar jonge jongens om (nauwe) contacten en daardoor verkeerde vermoedens van politie en justitie te voorkomen. Betrokkene stelt zich echter niet terughoudend op en heeft als argument hiervoor dat contactlegging geen strafbare handeling is. Gelet op deze zorg acht de reclassering het raadzaam dat betrokkene alsnog de Training Seksuele Delinquenten (TSD) te volgen bij Het Dok of een soortgelijke instelling, hoewel de behandelbaarheid als zeer beperkt wordt gezien. Deze training was na zijn eerdere veroordeling voorgenomen in het kader van gestelde bijzondere voorwaarden om aan detentiefasering te kunnen deelnemen maar was niet van de grond gekomen doordat de detentiefasering voortijdig werd afgebroken. Ondanks de ontkenning van de onderhavige delicten zou betrokkene thans wel gemotiveerd zijn om de training te volgen om tips aangereikt te krijgen aangaande het vermijden van contact met kinderen.
Alles afwegend acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur passend en geboden.
Gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer en de houding van verdachte, waarbij hij door hardnekkige ontkenning er blijk van heeft gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de mogelijke geestelijke en lichamelijke gevolgen van zijn handelen, en bovendien niet schroomt om teneinde zich zelf vrij te pleiten, anderen te belasten, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De rechtbank ziet dan ook reden om in opwaartse zin van de eis af te wijken. De rechtbank acht de kans op herhaling, gelet op zijn eerdere veroordeling, het feit dat hij binnen korte tijd na het ondergaan van zijn straf is gerecidiveerd en de bijzondere geraffineerde handelwijze die hij daarbij heeft gevolgd, de kans op herhaling aanzienlijk. Teneinde verdachte ervan te doordringen van de noodzaak dat hij een training voor seksuele delinquenten dient te volgen en hem ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daarbij de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Deze aanwijzingen kunnen inhouden dat de verdachte de Training Seksuele Delinquenten (TSD) volgt bij Het Dok of een soortgelijke instelling.
Over de duur van de op te leggen proeftijd merkt de rechtbank het volgende op.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet herijking strafmaxima op 1 februari 2006 kan in bepaalde gevallen een proeftijd worden opgelegd van maximaal tien jaar, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden met het feit dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen teneinde voor een langere periode controle te kunnen houden op de veroordeelde, bijvoorbeeld in gevallen van ontucht.
Een dergelijke situatie doet zich in dit geval voor. Verdachte is na zijn veroordeling in 2003 met het plegen van ontucht doorgegaan. Volgens het rapport van de psycholoog, dat hiervoor is opgenomen, is een langdurige externe controle geïndiceerd. Verdachte geeft zelf aan geen problemen te zien in de omgang met kinderen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk om verdachte een proeftijd op te leggen van vijf jaar.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de computer, kleur grijs en DVD-disc van het merk Nashua omdat dit voorwerpen betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Met betrekking tot de inbeslaggenomen computer en DVD-disc heeft de rechtbank vastgesteld dat met behulp van deze voorwerpen de onder parketnummer 11/712414-08 bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan. Nu deze voorwerpen kinderpornografische afbeeldingen bevatten, zijn zij bovendien van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57, 240b en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.1 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van TWEEËNVEERTIG (42) MAANDEN, waarvan TWAALF (12) MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling of de Training Seksuele Delinquenten bij Het Dok of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- onttrekt aan het verkeer de computer, kleur grijs en DVD-disc van het merk Nashua.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Hameete voorzitter,
mr. L.C. van Walree, mr. J.A.M.J. Janssen, rechters
in tegenwoordigheid van A. Gaal griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 maart 2009.
BIJLAGE I: De tenlasteleggingen
parketnummer 11/500212-08
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 21 november 2007 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Rotterdam en/of Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren in 1997, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) - zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (aan) de penis van die [slachtoffer] betast en/of vastgepakt en/of gezogen en/of
- die [slachtoffer] laten (toe)kijken naar hem, verdachte, terwijl hij zich aftrok, althans zich afgetrokken in de directe nabijheid van die [slachtoffer] (waarbij beiden zich op het bed van die [slachtoffer] bevonden) en/of
- het lichaam, in elk geval de penis, van die [slachtoffer] met scrubzout ingesmeerd, terwijl beiden zich naakt in de zogenoemde Tropisauna bevonden;
artikel 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 21 november 2007 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Rotterdam en/of Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op 05 februari 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens);
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- betasten van en/of vastpakken van en/of zuigen aan de penis van die [slachtoffer] en/of
- laten (toe)kijken van die [slachtoffer] naar hem, verdachte, terwijl hij zich aftrok, althans zich heeft afgetrokken in de directe nabijheid van die [slachtoffer] (waarbij beiden zich op het bed van die [slachtoffer] bevonden) en/of
- insmeren van het lichaam, in elk geval de penis, van die [slachtoffer] met scrubzout, terwijl beiden zich naakt in de zogenoemde Tropisauna bevonden;
artikel 247 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 11/712414-08
hij op een of meedere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2006 tot en met 06 mei 2008 te Ossenisse, gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) (in ieder geval 2.792 (multimediafiles in zogenoemde "zip"-mappen) of daaromtrent) afbeelding(en) en/of filmfragment(en) en/of gegevensdrager(s), te weten één of meer computer(s) en/of een of meer harddisk(s) (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, terwijl die afbeeldinge(n) en/of gegevensdrager(s) één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen bevatten, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het anaal en/of oraal penetreren (met de penis) door een of meerdere perso(o)n(en) die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt ondermeer een of meerdere afbeeldingen (2 + 3)in een of meerdere directories op harddisk(s));
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en die zijn eigen (stijve) geslachtsdeel vasthoudt en/of zichzelf bevredigt (onder meer een of meerdere afbeeldingen (4 + 5 + 6 + 7) in een of meerdere directories op harddisk),
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en die zijn/hun eigen (stijve) geslachtsdeel vasthoudt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer een of meerdere afbeeldingen (8 + 9 + 10) in een of meerdere directories op harddisk);
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b Wetboek van Strafrecht).
Parketnummers: 11/500222-08; 11/712414-08
Vonnis d.d. 12 maart 2009