vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 69386 / HA ZA 07-2192
Vonnis van 28 januari 2009
commanditaire vennootschap
TIMMER- EN AANNEMINGSBEDRIJF [ ] C.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K.J.H.H. Slachter,
1. [gedaagde 1],
wonende te Puttershoek,
2. [gedaagde 2],
wonende te Puttershoek,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. F.A. van de Kasteele.
Eiseres zal [eiseres] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk met hun achternaam worden aangeduid en gezamenlijk met [gedaagden].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 juli 2007
- conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- akte houdende wijziging vermeerdering van eis van [gedaagden]
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2008
- antwoordakte wijziging van eis in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie van [eiseres],
- antwoordakte van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn erfgenamen van de op 11 januari 2005 overleden echtgenoot van [gedaagde 1], [overleden echtgenoot ged. 1]. [gedaagde 1] is tevens wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige erfgenamen [erfgenamen] Zij is mede in die hoedanigheid gedagvaard.
2.2. [gedaagde 1], verpleegster van beroep, was door het overlijden van haar echtgenoot gedwongen om zich met zijn onderneming, Timmer- en aannemingsbedrijf [ ], te gaan bemoeien.
2.3. Op 29 december 2005 hebben partijen een overeenkomst gesloten tot verkoop door [gedaagden] aan [eiseres] van de “Activa en de daarmee gedreven onderneming” Timmer- en aannemingsbedrijf [ ] B.V. i.o.. De verkoop omvatte:
- twee auto’s (Opel Astra en Mitsubishi)
- courante voorraden
- handelsnaam en goodwill
- twee werknemers
- dealerschap van Z-Window (kozijnen)
2.4. De koopsom bedroeg € 21.000,=. Daarvan werd € 3.500,= toegeschreven aan de twee auto’s en € 17.500,= aan de handelsnaam en de goodwill.
2.5. De overeengekomen leveringsdatum was 1 januari 2006.
2.6. In artikel 3.2 van de koopovereenkomst staat onder meer “Desgevraagd heeft Verkoopmaatschappij Z-Window B.V. bij monde van haar directeur, mevrouw [directeur Z-Window ], laten weten in te stemmen met de overdracht van het dealerschap van Verkoper aan Koper per de Leveringsdatum ”.
2.7. Aan de koopovereenkomst was de uit diverse documenten bestaande, franchiseovereenkomst Z-Window gehecht. In de franchiseovereenkomst staat (artikel 19.1 franchiseovereenkomst 10 november 1994): “Franchisenemer kan met de uitdrukkelijke, schriftelijk verleende toestemming van franchisegever zijn rechten en plichten voortvloeiende uit deze overeenkomst overdragen aan een derde. Franchisegever zal toestemming alleen weigeren op redelijke gronden.”
2.8. [gedaagden] werd voor en tijdens het sluiten van de koopovereenkomst bijgestaan door haar accountant [accountant], [eiseres] werd bijgestaan door haar toenmalige advocaat, mr Van Twist. Mr van Twist heeft de koopovereenkomst opgesteld.
2.9. Op basis van uitlatingen van de directeur van Z-Window voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst zijn beide partijen in de veronderstelling geraakt dat de overdracht van het Z-Window dealerschap geen probleem op zou leveren.
2.10. Bij brief van 2 januari 2006 heeft mr. Van Twist zich namens partijen tot de directeur van Z-Window gericht met het verzoek een schriftelijke bevestiging te geven van instemming met de overdracht van de franchiseovereenkomst.
2.11. Z-Window heeft die bevestiging niet gegeven. Bij brief van 19 januari 2006 schreef de directeur van Z-Window aan mr. van Twist dat er op 16 januari 2006 een gesprek met [eiseres] had plaatsgevonden en “De eerste indruk die de heer [eiseres] bij ons heeft achtergelaten is niet positief”. Zij deelde voorts mee wel bereid te zijn een proefperiode aan te gaan, gedurende welke [eiseres] de kozijnen bij vooruitbetaling moest afnemen en de naam Z-Window niet mocht voeren maar de kozijnen onder eigen naam moest verkopen/monteren.
2.12. Bij brief van 14 februari 2006 heeft de directeur van Z-Window aan mr. van Twist meegedeeld dat er op 13 februari 2006 nog een gesprek had plaatsgevonden en “Hierdoor zijn wij helaas tot de conclusie gekomen dat toetreding van de firma de Reus tot de Z-Window franchise-organisatie geen doorgang kan vinden”.
2.13. Bij brief van 5 april 2006 aan [gedaagden] heeft [eiseres] de koopovereenkomst ontbonden met als reden dat [gedaagden] het Z-Window dealerschap niet kon overdragen. [eiseres] bood in de brief aan om de auto’s terug te geven, verzocht om terugbetaling van de koopsom en deelde mee zorg te dragen voor wijziging van de handelsnaam in het Handelsregister.
2.14. Namens [belanghebbende 1]/[belanghebbende 2] heeft [betrokkene 1] een “Verklaring van afgifte en ontvangst” gedateerd 18 juli 2006 ondertekend. Daarin verklaart [betrokkene 1] dat hij de twee in r.o. 2.3 bedoelde auto’s (Opel Astra en Mitsubishi) en daarbij horende papieren heeft ontvangen.
3. De vordering in conventie
3.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden,
II. betaling door [gedaagde 2] van € 21.000,= als ongedaanmaking van de koopsom, met wettelijke rente vanaf 13 april 2006,
III. betaling door [gedaagde 2] van € 21.043,18 aan schadevergoeding, met wettelijke rente vanaf 13 april 2006, althans vanaf 7 mei 2008,
IV. veroordeling van [gedaagde 2] in de proceskosten, met wettelijke rente daarover als deze niet binnen 14 dagen na betekening zijn betaald.
3.2. [eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
3.3. [gedaagden] is toerekenbaar tekort geschoten in haar leveringsverplichting ten aanzien van het dealerschap van Z-Window. [eiseres] heeft de koopovereenkomst daarom ontbonden en [gedaagden] moet de koopsom dus terugbetalen.
3.4. De twee van rechtswege bij [eiseres] in dienst getreden werknemers zouden zich volledig gaan bezig houden met het werk voortvloeiend uit het Z-Window dealerschap. Doordat [gedaagden] het Z-Window dealerschap niet leverde, was er voor deze werknemers geen werk. Hun dienstverband is per 1 maart 2006 en 1 mei 2006 geëindigd (VUT). De betaalde loonkosten, loonheffing en verzekeringen zijn schade aan de zijde van [eiseres]. [gedaagden] moet die schade vergoeden.
4. De vordering in reconventie
4.1. [gedaagden] vordert na wijziging van eis en voorwaardelijk om [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 9.408, 36 met wettelijke rente vanaf 5 april 2006 en in de proceskosten. Zij legt daaraan het volgende ten grondslag.
4.2. Op basis van artikel 3.5 van de koopovereenkomst is [eiseres]
€ 1.216, 82 aan [gedaagden] schuldig.
4.3. [eiseres] is € 1.865, 33 schuldig op grond van artikel 3.4 van de koopovereenkomst.
4.4. [eiseres] dient € 3.978,= te betalen wegens inlening bij Bouwbedrijf Jongekrijg van de werknemer Huisman.
5. Het verweer
5.1. Partijen concluderen over en weer tot niet ontvankelijk verklaring, althans afwijzing, met veroordeling in de proceskosten. Zij voeren over en weer verweer. Dat verweer zal, zover van belang, hieronder aan de orde komen.
6. De beoordeling
In conventie
6.1. Het wettelijke uitgangspunt voor de beoordeling is artikel 6:265 BW: iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Ontbinding kan ook plaatsvinden als de tekortkoming niet toerekenbaar is.
6.2. Als feitelijk uitgangspunt acht de rechtbank van belang dat beide partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst dachten dat het wel in orde zou komen met de toestemming van Z-Window en dat beiden toen ook wisten dat de benodigde schriftelijke toestemming nog niet was verleend.
6.3. Volgens [gedaagden] is het dealerschap van Z-Window niettemin toch overdragen (proces-verbaal comparitie na antwoord). Zij beroept zich op mondelinge toestemming. Daargelaten de vraag of sprake is geweest van daadwerkelijke mondelinge toestemming, slaagt dit verweer niet. Het franchisecontract vereist immers schriftelijke instemming. Nu die niet is verleend, is niet aan het vereiste voor overdracht voldaan en heeft [gedaagden] haar rechtsverhouding tot Z-Window niet kunnen overdragen aan [eiseres]. Dit levert een tekortkoming aan de zijde van [gedaagden] op. Dat gaf aan [eiseres] in beginsel grond voor ontbinding.
6.4. Het verweer van [gedaagden] dat zij geen garantie heeft verstrekt slaagt niet. Ook zonder garantie was zij op grond van de koopovereenkomst immers verplicht tot overdracht van het Z-Window dealerschap.
6.5. [gedaagden] voert voorts aan dat de tekortkoming geen ontbinding rechtvaardigt. Daartoe wijst zij er in de eerste plaats op dat [eiseres], wetende dat de schriftelijke toestemming nog niet was verleend, de koopovereenkomst zonder voorbehoud heeft gesloten. Dat staat echter niet aan ontbinding in de weg. Ontbinding is immers een bevoegdheid die de wet aan de schuldeiser (in dit geval [eiseres]) toekent in geval van tekortkoming door de schuldenaar ([gedaagden]). Het risico van het niet verkrijgen van de schriftelijke instemming lag dan ook bij [gedaagden]. Het feit dat [eiseres] werd bijgestaan door een advocaat, meest deskundige partij was en dat zij de overeenkomst heeft opgesteld doet hier niet aan af. [gedaagden] had zich immers ook voorzien van bijstand van een deskundige.
6.6. [gedaagden] wijst er in de tweede plaats op dat [eiseres] de door Z-Window gestelde voorwaarde van een proefperiode niet heeft aanvaard. Zij vindt dat [eiseres] het daarom aan zichzelf te wijten heeft dat de instemming niet is verleend. Dat argument gaat er echter aan voorbij dat [gedaagden] ervoor moest zorgen dat [eiseres] in haar rechten en plichten uit de franchiseovereenkomst trad. [gedaagden] stelt niet dat een proefperiode deel uitmaakte van die rechten en plichten en dat [eiseres] zo’n proefperiode dus op basis van de franchiseovereenkomst moest aanvaarden. Redenen waarom [eiseres] desalniettemin akkoord moest gaan met een proefperiode, in plaats van nakoming of ontbinding, geeft [gedaagden] niet.
6.7. Hoewel [eiseres] dus bevoegd was tot ontbinding is, naar het oordeel van de rechtbank ontbinding van de hele overeenkomst niet gerechtvaardigd. De tekortkoming betrof immers alleen de verplichting tot overdracht van het Z-Window dealerschap. Voor het overige is de koopovereenkomst correct uitgevoerd. [eiseres] stelt weliswaar dat het Z-Windows contract voor haar een wezenlijk onderdeel van de koop was - wat door [gedaagden] overigens is betwist -, maar zij stelt onvoldoende om aan te nemen dat zij in redelijkheid geen enkel belang had bij het wel correct uitgevoerde deel van de koop. Het ligt voorts voor de hand dat [gedaagden], die zelf verpleegster van beroep was, belang had bij zo groot mogelijke in standhouding van de koop. [eiseres] diende zich bij de uitoefening van haar ontbindingsbevoegdheid mede door dit belang van [gedaagden] te laten leiden.
6.8. De conclusie is dat de gevraagde verklaring voor recht in aangepaste vorm zal worden toegewezen.
6.9. Door de gedeeltelijke ontbinding zijn partijen over en weer bevrijd van de verplichtingen die voortspruiten uit het ontbonden gedeelte. Dit betekent dat [gedaagden] bevrijd is van de verplichting om het Z-Window contract aan [eiseres] over te dragen en dat [eiseres] aanspraak heeft op terugbetaling van het daarmee samenhangende evenredige deel van de koopsom.
6.10. In de koopovereenkomst is niet bepaald of er een deel van de koopsom, zo ja welk, moet worden toegeschreven aan het Z-Window contract. [gedaagden] voert aan dat het klantenbestand en de naam van de onderneming veel belangrijker waren dan het Z-Window contract. [eiseres] stelt daartegenover dat het Z-Window contract voor haar wezenlijk was. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden aangenomen dat het aandeel van het Z-Window in de koopsom € 0,= was, nu in de koopovereenkomst uitgebreid aandacht is besteed aan dat contract. De koopprijsvermindering kan echter ook niet € 21.000 bedragen, nu vast staat dat ook de auto’s, handelsnaam en goodwill in de koopsom zijn begrepen.
6.11. Nu de stellingen van partijen onvoldoende aanknopingspunten bieden om de verminderingsmaatstaf exact te bepalen, zal de rechtbank rekening houdend met het door partijen over en weer gestelde, zelfstandig de vermindering van de koopsom die samenhangt met de gedeeltelijke ontbinding schatten (HR NJ 2002/270) op 50% van het bedrag dat is toegeschreven aan de handelsnaam en goodwill van € 17.500.
6.12. [gedaagden] dient dus € 8.750 terug te betalen.
6.13. De wettelijke rente is niet betwist en kan dus ook worden toegewezen.
6.14. [eiseres] vordert loonkosten van [gedaagden] als schade die door de tekortkoming is ontstaan.
6.15. [gedaagden] betwist dat [eiseres] schade heeft geleden. Zij voert aan dat de overgenomen werknemers ook voor andere werkzaamheden dan Z-Windows konden worden ingezet. Dat verweer treft doel. Tegenover de loonkosten die [eiseres] heeft moeten betalen stond de arbeidskracht van de werknemers waar [eiseres] gebruik van kon maken. [eiseres] wist ten tijde van het ondertekenen van de koopovereenkomst dat het dealerschap op de leveringsdatum (de volgende dag) nog niet zou zijn overgedragen. [eiseres] wist dus dat zij de nieuwe werknemers andere werkzaamheden moest opdragen. Als haar dat niet is gelukt, zijn de gevolgen daarvan geen schade. Die behoren tot het normale ondernemersrisico. Dat risico komt voor rekening van [eiseres].
6.16. De gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
6.17. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld worden de proceskosten in conventie gecompenseerd. Iedere partij dient dus de eigen proceskosten te dragen.
6.18. Nu de eis in conventie gedeeltelijk wordt afgewezen, komt de rechtbank toe aan beoordeling van de vordering in reconventie die is ingesteld onder de voorwaarde “voor zover de vordering van [eiseres] in conventie wordt afgewezen”.
6.19. [eiseres] voert geen verweer tegen dit onderdeel van de vordering. Daarom ligt het gevorderde bedrag groot € 1.216,82 vermeerderd met de wettelijke rente voor toewijzing gereed.
6.20. [gedaagden] stelt dat zij materialen heeft ingekocht voor onderhanden werk, terwijl [eiseres] de projecten heeft uitgevoerd en gedeclareerd. Het gaat om drie projecten, namelijk Breure (€ 487, 89), Groenendijk (€ 1.860, 32) en Kloot van den Berg (€ 1.865, 33). Volgens [gedaagden] moet [eiseres] deze kosten op grond van artikel 3.4 van de koopovereenkomst dragen. De rechtbank overweegt het volgende.
6.21. Artikel 3.3 en 3.4 van de koopovereenkomst bepalen dat onderhanden werk zou worden uitgevoerd en gedeclareerd door [gedaagden] zelf.
6.22. [eiseres] voert aan dat partijen een nieuwe afspraak hebben gemaakt die afwijkt van de koopovereenkomst. Die afspraak hield volgens haar in dat zijzelf het onderhanden werk zou afmaken. Dat verweer treft doel. Weliswaar betwist [gedaagden] de gestelde afspraak, maar dàt een afwijkende afspraak is gemaakt vindt steun in de eigen stellingen van [gedaagden]. [gedaagden] stelt immers dat de betreffende projecten zijn overgenomen, uitgevoerd en gefactureerd door en ten goede zijn gekomen aan [eiseres], waarbij zij niet stelt dat [eiseres] een en ander puur uit eigen beweging (in strijd met de koopovereenkomst) heeft gedaan. Het gevorderde kan daarom niet op basis van artikel 3.4 worden toegewezen.
6.23. [gedaagde 2] baseert dit onderdeel van haar vordering uitsluitend op artikel 3.4. Het gevorderde bedrag zal daarom worden afgewezen.
6.24. [gedaagden] stelt dat zij Huisman heeft ingeleend bij Bouwbedrijf Jongekrijg. Uit de door [gedaagden] overgelegde brief van Bouwbedrijf Jongekrijg van 14 november 2006 blijkt dat het ging om inlening gedurende de maand januari 2005. [gedaagden] stelt dat Huisman tot en met 11 januari 2005 is ingezet voor de uitvoering van in artikel 3.4. van de koopovereenkomst bedoelde projecten en dat [eiseres] de kosten van de inlening voor de periode na 11 januari 2006 moet dragen.
6.25. Uitgangspunt is dat, nu [gedaagden] zelf Huisman heeft ingeleend, de kosten daarvan voor haar rekening komen, tenzij zij feiten en/of omstandigheden stelt op grond waarvan niet zij, maar [eiseres] die kosten moet dragen.
6.26. Zij verwijst daartoe naar artikel 3.5 van de koopovereenkomst. Dat artikel ziet echter op door [gedaagden] vooruitbetaalde kosten. [gedaagden] stelt niet dat het hier om vooruitbetaalde kosten gaat.
6.27. Voorts verwijst zij naar artikel 3.4 van de koopovereenkomst. Dat doet zij echter alleen in verband met de periode tot 11 januari 2006. Haar vordering ziet niet op die periode.
6.28. In verband met het na 11 januari 2006 verrichte werk stelt [gedaagden] slechts dat [eiseres] “blijkbaar nogmaals gebruik heeft gemaakt van de werkzaamheden van de heer J. Huisman” (akte van [gedaagden] van 25 maart 2008) en dat die werkzaamheden zijn verricht “ten behoeve van [eiseres]” (akte [gedaagden] van 25 juni 2008). [gedaagden] stelt niet dat zij heeft afgesproken dat [eiseres] de kosten van Huisman aan haar zou vergoeden.
6.29. Voor vergoeding van deze kosten ontbreekt dan ook een grondslag. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen.
6.30. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd.
7. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden voor zover het betreft de verbintenis tot overdracht van het Z-Window contract;
veroordeelt gedaagden [gedaagden] om tegen kwijting aan eiseres [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.750, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 april 2006 tot de voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt gedaagde [eiseres] om tegen kwijting aan eisers [gedaagden] te betalen een bedrag van € 1.216,82 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 april 2006 tot de voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Diekman en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.?