ECLI:NL:RBDOR:2008:BI2431

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-07/1154
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het parkeerbeleid en de zelfstandige woning in Dordrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor een bewonersvergunning door de gemeente Dordrecht. De eiser, die op een binnenschip woont, had verzocht om een vergunning voor het parkeren in een vergunninghoudergebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Parkeerverordening Dordrecht per 1 januari 2007 in werking is getreden en dat de gemeente per 1 april 2007 een nieuw parkeerbeleid heeft ingevoerd. Dit beleid beoogt een eerlijke en evenredige verdeling van de beperkte parkeerplaatsen in het vergunninghoudergebied. Een belangrijk aspect van dit beleid was de afschaffing van de schippersvergunningen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente niet in strijd met wettelijke regels heeft gehandeld bij de vaststelling van dit beleid. De rechtbank heeft de uitleg van de gemeente over het begrip 'zelfstandige woning' als juist beoordeeld. De rechtbank concludeert dat een woonschip alleen als zelfstandige woning kan worden aangemerkt als het schip in overwegende mate als woning wordt gebruikt en vrijwel permanent is afgemeerd. In het geval van de eiser was dit niet aan de orde, aangezien hij slechts incidenteel in Dordrecht afmeerde en zijn postadres buiten het vergunninghoudergebied lag.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er voor de eiser voldoende alternatieve parkeermogelijkheden beschikbaar zijn, zoals gratis parkeren op nabijgelegen terreinen en het gebruik van een persoonlijke parkeermeter. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van beleidsbesluiten van de gemeente, mits deze binnen de grenzen van de discretionaire beleidsruimte blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 07/1154
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[XXX], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C.M. van Meer-Dijkman, werkzaam bij de gemeente Dordrecht.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 22 mei 2007 de aanvraag van eiser voor een bewonersvergunning voor sector A voor het voertuig met kenteken [nummer] afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 juni 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 10 oktober 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 18 november 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Op 26 februari 2008 is een inlichtingencomparitie gehouden.
De zaak is op 23 juni 2008 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door [YYY].
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door mr. P.J.M. Vissers, werkzaam bij de gemeente Dordrecht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n, van de Parkeerverordening Dordrecht wordt onder 'bewonersvergunning' verstaan een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor bewoners uit de gebieden waar vergunninghoudersplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder o, van de Parkeerverordening Dordrecht wordt onder 'zelfstandige woning' verstaan een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.
In artikel 3, eerste lid, onder a, van de Parkeerverordening Dordrecht is bepaald dat het college op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning kan verlenen voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.
In het tweede lid is bepaald dat het college in bijzondere gevallen ook een vergunning kan verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden.
Ingevolge het zesde lid is het college bevoegd nadere regels te stellen betreffende het aanvragen, het verlenen en het gebruik van de vergunning.
In artikel 1, aanhef en onder m, van de Beleidsregels Parkeervergunningen Dordrecht (hierna: Beleidsregels) is bepaald dat onder een 'zelfstandige woning' moet worden verstaan: een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning;
Het is een woning met:
- eigen (afsluitbare) voordeur en huisnummer;
- eigen badkamer (minimaal voorzien van een toilet en douche);
- eigen kookgelegenheid (minimaal voorzien van één meter aanrecht met keukenkastje en een geaard stopcontact voor de koelkast.
Zodra één van bovengenoemde voorzieningen gedeeld moet worden, is er geen sprake van een zelfstandige woning.
In artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels Parkeervergunningen Dordrecht is bepaald dat een bewoner van een zelfstandige woning gelegen in een gebied waar men middels een vergunning kan parkeren in aanmerking komt voor een bewonersvergunning, indien hij op het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) is ingeschreven, in het bezit is van een geldig rijbewijs en het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd op zijn naam staat.
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft de gemeenteraad van Dordrecht het gebied Binnenstad-Blijenhoek, aangeduid met sector A, aangewezen als weggedeelten waar bewoners en bedrijven gevestigd moeten zijn om een parkeervergunning als bedoeld in de Parkeerverordening te kunnen aanvragen.
2.2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat eiser niet in aanmerking komt voor een bewonersvergunning voor sector A, omdat hij niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen. Redengevend daartoe acht verweerder dat eiser geen bewoner is van een zelfstandige woning gelegen binnen het gebied waar men middels een vergunning kan parkeren, nu hij op een binnenvaartschip woont en eiser slechts een postadres heeft. Zelfs indien verweerder een parkeervergunning voor een postadres zou kunnen verlenen, dan komt eiser niet voor een dergelijke vergunning in sector A in aanmerking, omdat zijn postadres buiten het vergunninghoudergebied ligt. Evenmin heeft verweerder eiser aangemerkt als een bijzonder geval als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Parkeerverordening Dordrecht omdat verweerder zijn beleid weloverwogen heeft gewijzigd en de voorheen bestaande zogenoemde schipperskaart juist met het oog op dat nieuwe beleid heeft afgeschaft.
2.3. Eiser kan zich niet verenigen met de inhoud van het bestreden besluit. Hij bestrijdt dat zijn binnenschip niet gezien kan worden als een zelfstandige woning. Door het ambulante karakter van zijn beroep is zijn schip niet enkel werkplaats, maar tevens woonplaats voor eiser en zijn gezin. [woonplaats] is eisers thuishaven, waar hij regelmatig met zijn schip ligt afgemeerd en waar hij is ingeschreven in de GBA. Naar eisers mening maakt hem dit inwoner van sector A en komt hij om die reden in aanmerking voor een bewonersvergunning. Eiser wijst op de omstandigheid dat vele van zijn collega-schippers in eenzelfde situatie verkeren. Eiser heeft het dossier van de heer [ZZZ] ter kennisname meegestuurd. Eiser stelt tot slot dat verweerder geen oog heeft voor zijn bijzondere situatie.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Per 1 januari 2007 is de Parkeerverordening Dordrecht in werking getreden en per 1 april 2007 heeft verweerder een nieuw parkeerbeleid ingevoerd met het doel het beperkte aantal parkeerplaatsen in het vergunninghoudergebied op een eerlijke en evenredige manier te (her)verdelen. Onderdeel van dit beleid vormt het besluit tot het afschaffen van zogeheten schippersvergunningen. Bij de beoordeling van dit beleid dient de rechtbank te toetsen of de beleidsregels niet in strijd zijn met wettelijke regels en of verweerder is gebleven binnen de grenzen van de haar toekomende discretionaire beleidsruimte. Voorts moet worden getoetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot vaststelling van dit beleid heeft kunnen komen. Bij deze laatste toets moet de rechtbank zich terughoudend opstellen, omdat het aan verweerder is om de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de vaststelling van het beleid niet in strijd met wettelijke regels heeft gehandeld.
Voorts acht de rechtbank, met inachtneming van een terughoudende toetsing, het door verweerder gevoerde beleid zoals omschreven in artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels, inhoudende dat slechts een bewonersvergunning wordt verleend aan de bewoner van een zelfstandige woning gelegen in een gebied waar men middels een vergunning kan parkeren als hij op het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd staat ingeschreven in de GBA, in het algemeen niet kennelijk onredelijk. Ook het afschaffen van de zogeheten schippersvergunning acht de rechtbank, gezien het totale parkeerbeleid, niet onredelijk. Dit wordt niet anders als het daarbij zou gaan om meerdere collega-schippers die in eenzelfde situatie als eiser verkeren.
Uit de ter zitting gegeven toelichting komt naar voren dat verweerder het begrip "zelfstandige woning"als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, van de Parkeerverordening Dordrecht zo uitlegt, dat daaronder tevens een woonschip dient te worden verstaan. Daarvan is naar de mening van verweerder slechts sprake indien het schip in overwegende mate in gebruik is als woning en als zodanig (vrijwel) permanent is afgemeerd. De rechtbank is van oordeel dat hiermee geen onjuiste uitleg is gegeven aan de genoemde bepaling. Verweerder heeft vervolgens met juistheid gesteld dat in het geval van eiser niet kan worden gesproken van een zelfstandige woning omdat het schip van eiser slechts incidenteel in [woonplaats] ligt afgemeerd. Voorts heeft verweerder onweersproken gesteld dat eiser niet op het schip in de GBA is ingeschreven en dat eiser in [woonplaats] beschikt over een postadres, welk adres overigens niet in sector A is gelegen. Verweerder heeft in verband daarmee geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een bewonersvergunning.
Verweerder heeft zich tevens op het standpunt kunnen stellen dat eiser geen argumenten heeft aangedragen waaruit blijkt dat zijn situatie dusdanig afwijkt van de situatie van anderen op grond waarvan hij een uitzondering op zijn beleid diende toe te staan. Daarbij heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat er, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, voor eiser diverse parkeermogelijkheden voorhanden zijn. Zo is er de mogelijkheid voor eiser om gratis te parkeren op de parkeerterreinen bij het Energiehuis of op de Weeskinderendijk, een kaartje te kopen voor parkeren in de parkeergarage, te parkeren op plaatsen waar de zogenoemde mengvorm is ingevoerd, of gebruik te maken van de persoonlijke parkeermeter.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.K. Nihot, voorzitter, en mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. P. Putters, leden, en door de voorzitter en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 12 september 2008
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Het instellen van hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.