ECLI:NL:RBDOR:2008:BG5745
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Arbeidsovereenkomst en beëindiging daarvan; rechtsgeldigheid van verklaringen afgegeven door werkgever
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 27 november 2008, staat de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst tussen [eiser in conventie] en de besloten vennootschap Schoonmaakbedrijf [voorletters] Van Pelt centraal. [eiser in conventie] vordert betaling van loon en vakantietoeslag, stellende dat zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is voortgezet na een eerdere overeenkomst voor bepaalde tijd. De werkgever, Van Pelt, betwist dit en stelt dat de arbeidsovereenkomst op 18 september 2006 met wederzijds goedvinden is beëindigd. De kantonrechter heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder dagvaardingen en getuigenverklaringen, en heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op 11 oktober 2005 voor de duur van zes maanden is aangegaan.
De rechter oordeelt dat de brief van 21 april 2006, waarin Van Pelt stelt dat [eiser in conventie] in vaste dienst is, enkel bedoeld was om aan een derde (verhuurder) informatie te verschaffen. De rechter concludeert dat, hoewel het onjuist is om als werkgever onjuiste verklaringen af te geven, [eiser in conventie] hieraan geen rechten kan ontlenen, omdat het verzoek om de verklaring geen ander doel had dan het verschaffen van informatie aan de verhuurder. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van [eiser in conventie] slechts toewijsbaar is voor de periode van 18 september 2006 tot 11 oktober 2006, en dat de wettelijke verhoging gematigd wordt tot 10%.
In reconventie vordert Van Pelt betaling van voorschotten die aan [eiser in conventie] zijn verstrekt, maar deze vordering wordt afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.