vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 77639 / KG ZA 08-215
Vonnis in kort geding van 13 november 2008
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
6. [eiser 6],
7. [eiser 7],
8. [eiser 8],
9. [eiser 9],
10. [eiser 10],
11. [eiser 11],
12. [eiser 12],
13. [eiser 13],
14. [eiser 14],
15. [eiser 15],
16. [eiser 16],
17. [eiser 17],
18. [eiser 18],
19. [eiser 19],
20. [eiser 20],
21. [eiser 21],
22. [eiser 22],
23. [eiser 23],
24. [eiser 24],
25. [eiser 25],
26. [eiserer 26],
27. [eiser 27],
28. [eiser 28],
29. [eiser 29],
30. [eiser 30],
31. [eiser 31],
32. [eiser 32],
33. [eiser 33],
34. [eiser 34],
35. [eiser 35],
36. [eiser 36],
37. [eiser 37],
38. [eiser 38],
39. [eiser 39],
40. [eiser 40],
41. [eiser 41],
42. [eiser 42],
43. [eiser 43],
allen wonende te Oud-Beijerland,
eisers,
advocaat mr. J.A. Visser te Dordrecht,
de stichting
INTERKERKELIJKE PROTESTANTSE STICHTING WOON-, BEHANDEL- EN ZORGCCENTRA “[persoonsnaam] [ ]”,
gevestigd te Oud-Beijerland,
gedaagde,
advocaat mr. drs. K.D. Meersma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagde genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 15 oktober 2008,
- de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2008,
- de pleitnota van mr. drs. K.D. Meersma,
- de pleitnota van mr. A.C. van der Bent, behandelend advocaat van eisers, kantoorhoudende te Rotterdam;
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gedaagde huisvest sinds 1962 ouderen in zorgcentrum [S] te Oud-Beijerland en verleent daarbij zorg. Daarnaast is gedaagde als woonzorgorganisatie actief in verpleeghuis De Egmontshof te Oud-Beijerland en op alle andere zorglocaties in de Hoeksche Waard.
2.2. Het pand waarin zorgcentrum [S] is gevestigd is eigendom van de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (verder: de SOR) en wordt door haar aan gedaagde verhuurd. Gedaagde is eigenaar van het terrein waarop verpleeghuis De Egmontshof is gelegen.
2.3. Eisers zijn allen bewoners van zorgcentrum [S] te Oud-Beijerland. Hun gemiddelde leeftijd is 93 jaar. Eisers sub 1 tot en met 4 en eisers sub 32 tot en met 35 hebben een verpleeghuisindicatie.
2.4. Eisers hebben ieder voor zich een verzorgingsovereenkomst met gedaagde gesloten, waarin onder meer is bepaald dat hen een appartement in zorgcentrum [S] te Oud-Beijerland ter beschikking wordt gesteld voor duurzaam verblijf. Twaalf van de eisers hebben een aanhangsel bij de verzorgingsovereenkomst ondertekend waarin is vermeld dat zij in verband met de ontwikkelingen m.b.t. toekomstige nieuwbouw van locatie “[S]” akkoord gaan met een (tijdelijke) verhuizing in de nabije toekomst naar een andere locatie.
2.5. Ingevolge artikel 21 van de respectievelijke verzorgingsovereenkomsten kan gedaagde deze opzeggen indien zich zodanige omstandigheden voordoen dat van haar redelijkerwijs niet kan worden verwacht de overeenkomst voort te zetten.
2.6. In 2002/2003 zijn de SOR en gedaagde het er over eens geworden dat nieuwbouw wenselijk is. In 2004 heeft de SOR gekozen voor sloop en nieuwbouw van het pand waarin zorgcentrum [S] is gevestigd en de realisatie van groepswoningen voor mensen met een verpleeghuisindicatie op die locatie en heeft gedaagde er voor gekozen de nieuwbouw, waarin de bewoners van zorgcentrum [S] gehuisvest zullen worden, te realiseren op het terrein van De Egmontshof. Bij brief van 10 december 2004 zijn de bewoners van zorgcentrum [S] over deze ontwikkelingen geïnformeerd.
2.7. Voormeld nieuwbouwproject is onderdeel van een groter nieuwbouwproces van een aantal zorginstellingen in Oud-Beijerland, dat wordt bewaakt door de Stuurgroep vernieuwing zorginstellingen Oud-Beijerland. Deze stuurgroep wordt geleid door de gemeente en bestaat uit de SOR, woningbouwcoöperatie Union, zorginstelling Alerimus en gedaagde.
2.8. Bij brief van 31 januari 2006 heeft gedaagde de bewoners van zorgcentrum [S] gemeld dat de nieuwbouw ten behoeve van die bewoners waarschijnlijk niet zal zijn opgeleverd op het moment dat de sloop is gepland van het pand waarin zij thans zijn gehuisvest en dat het gedaagde voor ogen staat de bewoners gedurende de tussenliggende periode te huisvesten in het vrijkomend verzorgingshuis “Immanuël” te ’s-Gravendeel.
2.9. In oktober 2007 heeft de cliëntenraad van zorgcentrum [S] de directie van gedaagde ongevraagd geadviseerd om andere mogelijkheden van huisvesting binnen Oud-Beijerland te onderzoeken.
2.10. In december 2007 is het Comité Belangen Bewoners [S] (verder: CBBS) gevormd, dat van 60 bewoners van zorgcentrum [S] het mandaat heeft gekregen om hun belangen te behartigen.
2.11. Na overleg met het CBBS heeft gedaagde in mei 2008 een onafhankelijke derde, bouwadviseur drs. G. Buijs opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting in Oud-Beijerland. Drs. Buijs heeft op 1 oktober 2008 een (concept) eindrapport uitgebracht.
2.12. Bij persbericht van 29 augustus 2008 heeft gedaagde meegedeeld dat de onderzochte alternatieven voor tijdelijke huisvesting in Oud-Beijerland uiteindelijk niet haalbaar zijn gebleken.
2.13. Gedaagde is met de SOR overeengekomen dat zorgcentrum [S] per september 2008 leeg aan de SOR wordt overgedragen. Op verzoek van gedaagde is die overdracht uitgesteld tot 1 april 2009.
2.14. Volgens de huidige planning zal de tijdelijke huisvesting 3 jaar duren. Gedaagde wil in die periode de bewoners met een verpleeghuisindicatie huisvesten in Mijnsheerenland en de overige bewoners huisvesten in verzorgingshuis Immanuël te ’s-Gravendeel. De afstand tussen laatstgenoemd verzorgingshuis en zorgcentrum [S] bedraagt 15,5 km.
2.15. Bij brief van 29 september 2008 aan (de contactpersonen van) de bewoners van zorgcentrum [S] heeft gedaagde de bewoners verzocht vóór 1 november 2008 kenbaar te maken of zij mee zullen verhuizen naar zorgcentrum Immanuël. Voorts heeft gedaagde daarbij meegedeeld dat de zorgovereenkomst met bewoners die niet willen mee verhuizen op basis van artikel 21 van die overeenkomst per 1 november 2008 zal worden opgezegd, waarbij een termijn van 4 maanden zal worden geboden om elders huisvesting te vinden. Ten aanzien van bewoners met een verpleeghuisindicatie is vermeld dat voor hen een andere regeling geldt en dat zij niet zelfstandig op zoek hoeven naar alternatieve huisvesting.
2.16. In oktober 2008 telde zorgcentrum [S] 70 bewoners.
3.1. Eisers vorderen samengevat -:
I. gedaagde te veroordelen tot nakoming van de verplichting jegens iedere eiser afzonderlijk om huisvesting en zorg ter beschikking te stellen in Oud-Beijerland;
II. gedaagde te verbieden de zorgovereenkomst met iedere afzonderlijke eiser op te zeggen of anderszins te beëindigen;
III. gedaagde te verbieden feitelijke handelingen te verrichten ter uitvoering van de opzegging / beëindiging van de zorgovereenkomst met iedere afzonderlijke eiser;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, alsmede de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan, en met begroting van het nasalaris van de advocaat.
3.2. Eisers baseren hun vordering op de volgende stellingen.
Eisers vormen een betrekkelijk weerloze en kwetsbare groep. Zij hebben een grote weerstand tegen verhuizing naar ’s-Gravendeel, hetgeen gezien hun hoge leeftijd en gebondenheid aan Oud-Beijerland verklaarbaar is.
Het staat gedaagde niet vrij eenzijdig te bepalen dat huisvesting in een ander zorgcentrum, dan wel buiten Oud-Beijerland ter beschikking wordt gesteld. Dit is niet anders voor de eisers die het aanhangsel hebben ondertekend waarin zij zich akkoord hebben verklaard met verhuizing, nu ook zij betwisten dat verhuizing buiten Oud-Beijerland noodzakelijk is en gedaagde altijd is utgegaan van een collectieve verhuizing.
Gedaagde zal eerst tot opzegging van de zorgovereenkomsten mogen overgaan nadat zij zich tot het uiterste heeft ingespannen om vervangende (tijdelijke) huisvesting in Oud-Beijerland te realiseren. Daarvan is thans geen sprake.
3.3. De conclusie van gedaagde strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van eisers in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan.
Gedaagde dient zowel de belangen van haar individuele bewoners als het collectieve belang van de ouderenzorg in de Hoeksche Waard in acht te nemen. Gezien de kaders voor de keuze voor tijdelijke huisvesting, zoals de bouwregelgeving, de financiële middelen, het standpunt van het zorgkantoor, de benodigde publiekrechtelijke medewerking van de gemeente, de invloed van andere partijen in de zorgsector en de belangen van de bewoners, is tijdelijke verhuizing naar ’s-Gravendeel en Mijnsheerenland de beste oplossing. Gedaagde heeft alle mogelijkheden voor huisvesting in Oud-Beijerland onderzocht, maar deze zijn – mede vanwege de beperkte financiële middelen van gedaagde en onzekerheden over de gevolgen van de het nieuwe zorgfinancieringssysteem dat op 1 januari 2009 in werking treedt – niet haalbaar gebleken. Gedaagde en de andere betrokken partijen hebben daarmee het maximale gedaan wat van hen gevergd kan worden. Verhuizing van bewoners van zorgcentrum [S] naar ’s-Gravendeel is niet uniek, elders hebben vergelijkbare verhuizingen plaatsgevonden. Het stellen van een dwangsom is overbodig.
4. De beoordeling
4.1. Niet bestreden is dat gedaagde niet bevoegd is de zorgovereenkomsten met ieder van eisers eenzijdig te wijzigen. Kernvraag is of gedaagde zich met een beroep op artikel 21 van die zorgovereenkomsten haar verplichting kan beëindigen om ieder van eisers een appartement in zorgcentrum [S] te Oud-Beijerland in gebruik te geven. Daartoe dient te worden onderzocht of nakoming van die verplichting redelijkerwijs niet van gedaagde kan worden gevergd. Hiervoor zijn de omstandigheden van het geval bepalend, zodat de stelling van gedaagde dat elders vergelijkbare verhuizingen hebben plaatsgevonden, als niet relevant dient te worden gepasseerd.
4.2. Eisers stemmen niet in met een verhuizing naar een tijdelijk huisvesting die is gelegen buiten Oud-Beijerland. Hun gemiddelde leeftijd is van dien aard dat aangenomen moet worden een verhuizing buiten de gemeenschap van Oud-Beijerland tot gevolg zal hebben dat velen van eisers, gelet op de geschatte periode van de tijdelijke huisvesting van drie jaren, nimmer meer als bewoner in Oud-Beijerland zullen terugkeren. De (statische kans) dat zij dan nog in leven zullen zijn is immers niet zo heel groot. Dit wordt al schrijnend duidelijk uit het feit dat tussen het uitbrengen van de dagvaarding (15 oktober 2008) en de datum van de behandeling van dit kort geding (30 oktober 2008) twee van de (oorspronkelijke) 45 eisers zijn overleden.
4.3. Door gedaagde is klemmend uiteengezet dat zij is gebonden aan de regels in de zorgsector, die door de vele medespelers wordt bewaakt en dat een gebrek aan financiële middelen als hoofdreden moet worden aangemerkt van haar voornemen om de bewoners van zorgcentrum [S] tijdelijk in ’s-Gravendeel te huisvesten. Bij afweging van de betrokken belangen zal echter, naar voorlopig oordeel, het belang van de bewoners zwaarder dienen te wegen dan de zeker ook als niet te verwaarlozen aan te merken belangen die gedaagde in acht moet nemen, mede gelet op haar afhankelijkheid van de vele (zorg)instanties. Het uitgangspunt in de zorg zal immers dienen te zijn dat de belangen van diegenen die deze zorg behoeven voorop staat. Zeker in die gevallen waar het, zoals hier, zorgvragers betreft die, gelet op hun leeftijd veelal zelf niet meer voldoende mondig zijn.
Uit de plannen van gedaagde en hetgeen omtrent de totstandkoming daarvan naar voren is gekomen blijkt onvoldoende dat met die belangen in overwegende mate rekening is gehouden.
4.4. Dat gedaagde, zoals zij stelt, een pendelbus heen en weer zal laten rijden naar Oud-Beijerland en zal voorzien in huisartszorg en pastoraal werk op de locatie in ‘s-Gravendeel, neemt niet weg dat eisers hun vertrouwde leefomgeving kwijtraken, hetgeen op hun vergevorderde leeftijd in het algemeen zeer ingrijpend is. Voorts zullen zij voor hun sociale contacten meer dan thans het geval is afhankelijk zijn van derden en is vooralsnog niet duidelijk op welke wijze in de huisartszorg en het pastoraal werk zal worden voorzien, zodat de vrees van eisers dat zij ook op dat punt met niet aanvaardbare wijzigingen zullen worden geconfronteerd vooralsnog gerechtvaardigd is.
4.5. Op grond van het vorenstaande kan niet worden aangenomen dat een beëindiging van de met ieder van eisers gesloten zorgovereenkomsten op grond van artikel 21 van die overeenkomsten is gerechtvaardigd. Dit geldt ook ten aanzien van die eisers die op enig moment een aanhangsel bij de overeenkomst hebben getekend waarin zij instemmen met een verhuizing. Uit het feit dat zij in dit kort geding mede als eiser optreden blijkt al genoegzaam dat zij met verhuizing naar ’s-Gravendeel niet eens zijn. Dit nog daargelaten dat vooralsnog onduidelijk is of die eisers bij het niet tekenen van dat aanhangsel wel de zorg zouden hebben gekregen die toen geïndiceerd was, zodat mogelijk is dat zij zich hebben gebonden waar zij vrij zouden behoren te zijn geweest. Voorts heeft gedaagde bij een gedeeltelijk vertrek van de bewoners geen belang, omdat het pand waarin zorgcentrum [S] is gevestigd dan immers nog steeds niet kan worden gesloopt.
4.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aannemelijk is dat gedaagde niet bevoegd is de zorgovereenkomst met iedere eiser afzonderlijk op te zeggen op grond van de omstandigheid dat die eiser niet wil meeverhuizen naar ’s-Gravendeel cq. Mijnsheerenland.
De gevorderde nakoming van de verplichting om iedere eiser afzonderlijk huisvesting en zorg in Oud-Beijerland ter beschikking te stellen derhalve te worden toegewezen. Nu eisers geen bezwaren hebben tegen tijdelijke huisvesting en zorg in een alternatieve locatie in Oud-Beijerland, dient dat mede onder nakoming van voormelde verplichting te worden begrepen.
4.7. Nakoming van voormelde verplichting houdt tevens in dat gedaagde de ter beschikking stelling van huisvesting en zorg in Oud-Beijerland aan iedere afzonderlijke eiser niet zonder diens toestemming kan beëindigen. Dat eisers – gelet hierop – naast vorenbedoelde veroordeling belang hebben bij de gevorderde verboden tot opzegging cq. beëindiging en op feitelijke handelingen ter uitvoering daarvan is gesteld noch gebleken. Deze vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.8. De veroordeling zal niet worden versterkt met een dwangsom nu gedaagde uitdrukkelijk heeft gesteld dat zij aan het vonnis zal voldoen en van de zijde van eisers niet is gesteld dat desalniettemin een geldelijke prikkel tot nakoming van het vonnis nodig is.
4.9. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 85,44
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.155,44
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, voor zover gedaagde deze niet binnen 7 dagen na het wijzen van dit vonnis heeft voldaan.
4.10. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid dat de rechter bij vonnis reeds een beslissing geeft omtrent de als gevolg van het geding mogelijk optredende nakosten. De gevorderde veroordeling van gedaagde tot betaling van nakosten zal derhalve worden afgewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagde tot nakoming van de verplichting jegens iedere eiser afzonderlijk om huisvesting en zorg ter beschikking te stellen in Oud-Beijerland
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden bepaald op € 1.155,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 7 dagen na de uitspraak van dit vonnis tot de voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2008.?