vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 77279 / KGZA 08-202
Vonnis in kort geding van 6 november 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
V/H GEBR. VAN WILLIGEN,
gevestigd te Vuren,
eiseres,
advocaat mr. J.B. Mus te Breda,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LIESVELD,
zetelend te Groot-Ammers,
gedaagde,
advocaat mr. P.M.D. Weijers te Alblasserdam.
Partijen zullen hierna Van Willigen respectievelijk de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 september 2008;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2008;
- de pleitnota van Van Willigen;
- de pleitnota van De gemeente;
- de overgelegde producties.
2. De feiten
2.1. In 2005 heeft de gemeente het plan opgevat om woningbouw te ontwikkelen en realiseren aan de zuidzijde van de kern Langerak (plangebied Langerak Zuid). De gemeente wenste te beschikken over alle gronden in het plangebied en nam daartoe een extern adviesbureau in de arm. De gemeente slaagde er niet in gronden aan te kopen. Zij is vervolgens in contact gekomen met Van Willigen.
2.2. Van Willigen is een bedrijf dat zich onder meer ten doel stelt het ontwikkelen van projecten, waaronder woningbouw en bedrijfsterrein, alsmede de infrastructuur daarvan.
2.3. Partijen hebben op 1 juni 2006 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Van Willigen zijn invloed ten behoeve van de gemeente zou aanwenden om tot overeen¬stemming met de verschillende grondeigenaren te komen omtrent de verwerving door de gemeente van de gronden in het plangebied.
2.4. Artikel 3 van de overeenkomst bepaalt dat Van Willigen als tegenprestatie voor zijn werkzaamheden bouwrechten per aangekochte hectare zou mogen kopen.
2.5. In de overeenkomst is tevens het volgende opgenomen:
“Artikel 6 – bijkomende afspraken
a. Wanneer op 31 december 2006 minimaal 60 % van het plangebied Langerak-Zuid fase I, met aftrek van het perceel kadastraal bekend Langerak, sectie F, nummer 28, is aangekocht door de gemeente door bemiddeling van Van Willigen, is van Willigen de eerste gegadigde die in gesprek gaat met de gemeente om een samenwerkingsvorm te bezien ten aanzien van plangebied Langerak-Zuid fase I.
b. Wanneer van Willigen en de gemeente een vorm van samenwerking overeenkomen ten behoeve van de ontwikkeling van plangebied Langerak-Zuid fase I, zal onderhavige overeenkomst automatisch komen te vervallen.
…”
2.6. Van Willigen is erin geslaagd binnen de nader gestelde termijn meer dan 60 % van de gronden in het plangebied voor de gemeente te verwerven. Van Willigen heeft vervolgens meerdere malen bij de gemeente aangedrongen op een bespreking om een samenwerkingsvorm te bezien ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied.
2.7. De gemeente heeft Van Willigen te kennen gegeven dat alvorens met Van Willigen gesproken kon worden, de visie op het gebied zou worden bepaald. De burgemeester heeft tijdens de bespreking van 10 oktober 2007 gezegd dat de uitgangspunten worden bepaald, zonder betrokkenheid van derden. In het verslag van de bespreking op 10 oktober 2007 is voorts opgenomen dat Van Willigen en zijn adviseur door de gemeente van maand tot maand op de hoogte zouden worden gehouden van het project.
2.8. De gemeente heeft aan advies- en ingenieursbureau DHV opdracht verstrekt tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek, bodemonderzoek en sonderingsonderzoek. Tevens heeft de gemeente opdrachten aan derden verstrekt voor het opstellen van een stedenbouwkundige visie en aan één van deze derden verzocht een offerte uit te brengen voor het vervolgtraject, te weten het opstellen van een stedenbouwkundig plan.
2.9. Van Willigen is een bodemprocedure tegen de gemeente gestart om nakoming van de overeenkomst van 1 juni 2006 af te dwingen.
3.1. Van Willigen vordert samengevat - de gemeente te bevelen aan derden verleende opdrachten te beëindigen en beëindigd te houden totdat de gemeente artikel 6 sub a van de overeenkomst is nagekomen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag.
Voorts vordert Van Willigen een verbod om opdrachten aan derden te verstrekken of verstrekt te houden, totdat de gemeente artikel 6 sub a van de overeenkomst is nagekomen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag.
Tot slot vordert Van Willigen de gemeente te bevelen elke maand Van Willigen op de hoogte te stellen van de stappen die de gemeente zet ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per keer.
3.2. De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 6 sub a van de overeenkomst van 1 juni 2006. Bij de uitleg van een contractsbepaling komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2. Artikel 6 sub a bepaalt dat indien Van Willigen aan de hierin gestelde voorwaarde voldoet, de gemeente als eerste met Van Willigen in gesprek gaat om een samenwerkings¬vorm ten aanzien van het plangebied Langerak Zuid te bezien. Uit artikel 6 sub b van de overeenkomst is af te leiden dat de samenwerkingsvorm betrekking heeft op de ontwikkeling van het plangebied.
4.3. In de door het ministerie van VROM uitgegeven ‘Reiswijzer Marktpartijen & Gebiedsontwikkeling’ staan de belangrijkste kenmerken en producten van verschillende marktpartijen die bij gebiedsontwikkeling zijn betrokken, opgenomen. Uit dit overzicht kan worden afgeleid dat ook zaken als bodemonderzoek, archeologisch onderzoek, sonderingsonderzoek en het opstellen van een stedenbouwkundig plan onder de werkzaamheden van een projectontwikkelaar kunnen vallen. De gemeente heeft dit niet betwist.
4.4. Van Willigen heeft gemotiveerd gesteld dat zij de werkzaamheden waarvoor de gemeente inmiddels derden heeft ingeschakeld zelf had kunnen uitvoeren, al dan niet met inschakeling van onderaannemers. Gelet op de ruime formulering van artikel 6 sub a van de overeenkomst en op wat de burgemeester heeft gezegd op de bespreking van 10 oktober 2007 is voldoende aannemelijk dat de door Van Willigen voorgestane uitleg van de overeenkomst tussen partijen door de bodemrechter zal worden gevolgd. Daaruit volgt dat de gemeente eerst in gesprek moet met Van Willigen. De vorderingen ter zake zijn toewijsbaar, zij het dat volstaan kan worden met een bevel tot opschorting van de verdere uitvoering van de aan derden reeds verstrekte opdrachten, in afwachting van de uitkomsten van bedoeld gesprek.
De gevorderde dwangsommen op dit punt zullen worden gemaximeerd op € 3.000.000,- in totaal.
4.5. Dan resteert de vordering van Van Willigen om de gemeente te bevelen Van Willigen maandelijks op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot het plangebied. De gemeente heeft aangegeven hier geen bezwaar tegen te hebben, zodat ook deze vordering kan worden toegewezen. Er wordt geen aanleiding gezien de gemeente hiervoor een dwangsom op te leggen.
4.6. De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt de gemeente de uitvoering van aan derden verleende opdrachten met betrekking tot de ontwikkeling van het plangebied Langerak-Zuid fase I, zoals aangegeven op de als bijlage bij de overeenkomst tussen partijen van 1 juni 2006 opgenomen kaart, na betekening van dit vonnis op te schorten zolang de gemeente niet eerst jegens Van Willigen te goeder trouw een volledige en juiste uitvoering heeft gegeven aan artikel 6 sub a van de overeenkomst, op straffe van een aan Van Willigen te verbeuren dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de gemeente hiermee in strijd handelt;
5.2. verbiedt de gemeente om wat betreft de ontwikkeling van het plangebied Langerak-Zuid fase I, zoals aangegeven op de als bijlage bij de overeenkomst tussen partijen van 1 juni 2006 opgenomen kaart, na betekening van dit vonnis opdrachten aan derden te verstrekken of verstrekt te houden, zolang de gemeente niet eerst jegens Van Willigen te goeder trouw een volledige en juiste uitvoering heeft gegeven aan artikel 6 sub a van de overeenkomst, op straffe van een aan Van Willigen te verbeuren dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de gemeente hiermee in strijd handelt;
5.3. maximeert de dwangsommen op € 3.000.000,- in totaal;
5.4. beveelt de gemeente om, na betekening van dit vonnis, minstens één keer per maand Van Willigen op de hoogte te stellen van de stappen die de gemeente zet ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied Langerak-Zuid fase I;
5.5. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Van Willigen tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 85,44
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.155,44
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2008.?