ECLI:NL:RBDOR:2008:BG2197

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/793
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sloopvergunning voor woon/winkelpand en bijgebouwen aan de Peulenstraat 170-172 te Hardinxveld-Giessendam

In deze zaak gaat het om de sloopvergunning voor een woon-/winkelpand en bijgebouwen aan de Peulenstraat 170-172 in Hardinxveld-Giessendam. De rechtbank Dordrecht heeft op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiser, mr. K.H. May, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld Giessendam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de verleende sloopvergunning, die op 19 oktober 2007 was afgegeven. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer, waarbij ook Project Consult B.V. als partij betrokken was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, Project Consult, een sloopveiligheidsplan heeft ingediend en dat de sloopwerkzaamheden volgens de geldende voorschriften van de Woningwet en de Bouwverordening moeten worden uitgevoerd. Eiser heeft aangevoerd dat de vergunning onterecht is verleend, omdat de veiligheid van nabijgelegen bouwwerken niet voldoende gewaarborgd zou zijn en dat er geen adequaat sloopplan is ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanvrager voldoende informatie heeft verstrekt en dat de deskundigenrapporten die aan het besluit ten grondslag liggen, voldoende waarborgen bieden voor de veiligheid en bescherming van de omliggende panden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht en geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor het weigeren van de sloopvergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende sloopvergunning in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige advisering en de noodzaak voor aanvragers om voldoende informatie te verstrekken bij het aanvragen van een sloopvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/793
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
mr. K.H. May, wonende te Hardinxveld-Giessendam, eiser,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld Giessendam, verweerder,
gemachtigden: [2 namen gemachtigden], beiden werkzaam bij de gemeente Hardinxveld Giessendam,
aan welk geding voorts als partij deelneemt:
Project Consult B.V., te Veenendaal (hierna: Project Consult),
gemachtigde: [naam gemachtigde], werkzaam bij Project Consult.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft verweerder Project Consult een vergunning verleend voor het slopen van de woon-/winkelpanden en bijgebouwen aan de Peulenstaat 170-172, op de percelen kadastraal bekend gemeente Hardinxveld-Giessendam, sectie D nummers 216, 1984 en 1985.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 november 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 27 mei 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 7 juli 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 24 september 2008 behandeld ter zitting van een meervoudige kamer, gevoegd met de zaken met procedurenummers AWB 07/823 (bouwvergunning eerste fase) en AWB 08/792 (bouwvergunning tweede fase).
Eiser is ter zitting verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
Project Consult is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 7b, tweede lid, aanhef en onder d, van de Woningwet is het verboden te slopen, tenzij daarbij wordt voldaan aan de op dat slopen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d en g.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef en onder d en g, van de Woningwet, voor zover hier van belang, bevat de bouwverordening voorschriften omtrent het slopen en het uitvoeren van sloopwerkzaamheden.
2.1.2. Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Hardinxveld-Giessendam (hierna: de Bouwverordening), voor zover hier van belang, is het verboden bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
Ingevolge artikel 8.1.2, tweede lid, aanhef en onder h en i, van de Bouwverordening moet de aanvraag (om een sloopvergunning) inhouden een beschrijving van de wijze waarop het slopen zal plaatsvinden en voorts, indien van toepassing, het sloopveiligheidsplan.
Ingevolge artikel 8.1.6. van de Bouwverordening moet een sloopvergunning worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend;
e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend.
2.2. het bestreden besluit en het verweer
2.2.1. Het bestreden besluit strekt tot handhaving van het primaire besluit van 19 oktober 2007. Ter motivering van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van 6 mei 2008 van de commissie voor de bezwaarschriften, waarin
– samengevat – het volgende is overwogen.
Bij brief van 14 februari 2008 heeft [bedrijfsnaam 1] Consult een aantal opmerkingen gemaakt over het damwandadvies van 21 januari 2008. Vervolgens heeft de vergunninghouder een reactie gevraagd van [bedrijfsnaam 2] grondmechanica. Uit de daarop volgende reactie van 19 februari 2008 van [bedrijfsnaam1] Consult blijkt dat het bouwput (of damwand) advies geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen en akkoord is bevonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toe te passen methoden en maatregelen voldoende bescherming bieden ter voorkoming van eventuele schade aan omliggende panden. Als zich in de uitvoeringsfase problemen voordoen, is de bescherming van belendende bebouwing door het stellen van voorschriften op een voldoende peil gewaarborgd. De advisering door deskundigen is een waarborg voor een verantwoorde en binnen zekere grenzen geobjectiveerde beoordeling van het bouwputadvies in het kader van de sloopvergunning. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn argumenten geen rapport van een deskundige ingebracht en ook overigens is niet gebleken dat het bouwputadvies niet bruikbaar is, zodat aan dit advies doorslaggevende betekenis mag worden toegekend. De aan de sloopvergunning verbonden voorwaarde b. is een voorschrift dat specifiek ziet op de sloop van de gebouwdelen onder dijk- en maaiveldniveau en strekt tot het waarborgen van de veiligheid en bescherming van belendingen. Voorschrift c. is een vangnetbepaling die ziet op aanvullende maatregelen die niet op voorhand kunnen worden voorzien. Het is immers mogelijk dat zich tijdens de uitvoering van sloopwerkzaamheden volgens het sloopveiligheidsplan, waarin de te treffen voorzorgsmaatregelen zijn opgenomen, onvoorziene situaties voordoen die nopen tot aanvullende maatregelen. Het voorschrift beoogt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de vergunninghouder te leggen.
Een sloopvergunning kan slechts worden geweigerd op de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde gronden. Geen van deze weigeringsgronden doet zich voor. Er is sprake van een gebonden beslissing, zodat er geen ruimte is voor een belangenafweging.
2.2.2. In het verweerschrift van 10 september 2008 heeft verweerder – samengevat – naar voren gebracht dat de aanvrager duidelijk heeft gemaakt hoe de sloopwerkzaamheden zullen worden verricht. In het sloopveiligheidsplan is beschreven welke stappen worden doorlopen om het bouwwerk te slopen en vervolgens is toegelicht hoe en in welke fasen de werkzaamheden worden uitgevoerd. De Bouwverordening verzet zich er niet tegen dat deze beschrijving in het sloopveiligheidsplan wordt opgenomen. De vergelijking van eiser met de uitspraak van 18 januari 2008 van de rechtbank Dordrecht gaat niet op, omdat er in die zaak in het geheel geen sloopplan was ingediend.
Verweerder heeft de nodige kennis vergaard over de onderliggende grondlagen. Tijdens het inbrengen van de damwand zal aan weerszijden van de nieuwbouw door een externe deskundige een permanente trillingsmeting worden uitgevoerd om onacceptabele trillingen te voorkomen. Gelet op de te volgen werkwijze en de voorschriften van de sloopvergunning is de bescherming van nabijgelegen gebouwen voldoende gewaarborgd. De door eiser aangevoerde alternatieven hebben geen betrekking op het slopen als zodanig, maar op het aanbrengen van de damwand. Deze alternatieven zijn niet trillingsvrij, maar hoogstens trillingsarm en verschillen niet veel van de toe te passen methode.
Als de panden Peulenstraat 172 en 176 ondergronds constructief met elkaar zouden zijn verbonden, blijft deze verbinding intact.
De stukken voor de hoorzitting zijn door verweerder tijdig ingediend en waren verweerder bekend. Dat het advies van de commissie voor de bezwaarschriften na de wettelijk voorgeschreven termijn is opgemaakt, doet aan de bruikbaarheid ervan voor de beslissing op bezwaar niet af.
Verweerder ziet geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid en objectiviteit van de geraadpleegde deskundigen. Eiser heeft zelf geen rapport van een deskundige ingebracht.
Na inwilliging van een sloopaanvraag hoeft in bezwaar niet gemotiveerd te worden waarom weigeringsgronden niet van toepassing zijn. Er heeft wel degelijk een afweging van de belangen van eiser plaatsvonden, zij het uitsluitend voor zover deze belangen in verband kunnen worden gebracht met de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde belangen, hetgeen in overeenstemming is met de door eiser genoemde uitspraak.
2.3. de gronden van beroep
2.3.1. Eiser heeft – samengevat – het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
De korte samenvatting van de ingebrachte bezwaren is te summier en doet geen recht aan de daadwerkelijk ingebrachte bezwaren. Verzocht wordt de in het bezwaarschrift en de pleitnotities ingebrachte bezwaren als herhaald en ingelast te willen beschouwen.
De aanvrager heeft tot op heden niet de in artikel 8.1.2 van de Bouwverordening voorgeschreven beschrijving overgelegd van de wijze waarop het slopen zal plaatsvinden. Wegens het ontbreken van deze beschrijving kan verweerder niet onderzoeken of zich een weigeringsgrond voor het verlenen van een sloopvergunning voordoet, zoals ook blijkt uit de uitspraak van 18 januari 2008 van de rechtbank Dordrecht (LJN BC4080). De aanvraag is onvolledig en had niet in behandeling genomen mogen worden.
Op geen enkele wijze is de bescherming van nabij gelegen bouwwerken in verband met het slopen gewaarborgd. In tegendeel, het door middel van trilapparatuur in het dijklichaam brengen van damwanden van vijftien meter lang zal tot aanzienlijke directe schade en schade op de langere termijn leiden. De voorschriften van de sloopvergunning maken niet duidelijk wat er moet gebeuren bij calamiteiten die redelijkerwijs konden worden voorzien.
Niet is onderzocht of het te slopen pand Peulenstraat 172 niet zodanig constructief is verbonden met het pand Peulenstraat 176 dat de weigeringsgrond van artikel 8.1.6, aanhef en onder c, van de Bouwverordening van toepassing is.
De status van de daags voor de hoorzitting van de commissie voor de bezwaarschriftencommissie aan eiser toegezonden stukken is niet duidelijk, ook voor verweerder niet, waarvan geen melding is gemaakt in het verslag van de hoorzitting.
Het advies van de commissie van de bezwaarschriften is na het verstrijken van de wettelijk voorgeschreven termijn opgemaakt en had door verweerder dus niet gebruikt mogen worden. De commissie voor de bezwaarschriften, verweerder en de als deskundig opgevoerde adviesbureaus hebben geen aandacht besteed aan de reactie van eiser op de beoordeling van het bouwputadvies en zijn daaraan ongemotiveerd voorbijgegaan. Blijkbaar houden de adviesbureaus hun vakliteratuur niet bij of is aan hen uitdrukkelijk verboden om alternatieve methoden in hun advisering te betrekken onder het motto: wie betaalt, bepaalt. De geraadpleegde deskundigen zijn niet onpartijdig en onafhankelijk.
Onbegrijpelijk is dat verweerder niet verplicht zou zijn schriftelijk kenbaar te maken of weigeringsgronden al dan niet van toepassing zijn en ten onrechte heeft geen afweging van de betrokken belangen plaatsgevonden. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van 11 mei 2007 van de rechtbank Utrecht (LJN BA4996).
2.4. de beoordeling
2.4.1. De stelling van eiser dat de korte samenvatting van zijn bezwaren, naar de rechtbank begrijpt in het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, geen recht doet aan de ingebrachte bezwaren en het op deze stelling gebaseerde verzoek van eiser deze bezwaren als herhaald en ingelast te beschouwen, kunnen niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Van eiser had redelijkerwijs verwacht mogen worden duidelijk te maken aan welke van de door hem ingebrachte bezwaren geen recht zou zijn gedaan en toe te lichten waarom dit moet leiden tot de slotsom dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
2.4.2. Eiser heeft niet met een deskundigenrapport of andere objectief verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat de in artikel 8.1.6, aanhef en onder a en b, van de Bouwverordening genoemde gronden voor het weigeren van een sloopvergunning zich voordoen. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder de beschikbare rapporten, meer in het bijzonder het op 18 februari 2008 aangevulde bouwputadvies van 21 januari 2008, niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder niet verplicht in het bestreden besluit tot in detail in te gaan op alle door eiser in bezwaar aangevoerde argumenten. De weerlegging van (de essentie van) de bezwaren van eiser ligt besloten in de rapporten van de deskundigen.
Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij niet twijfelt aan de deskundigheid van de door verweerder en de vergunninghouder geraadpleegde deskundigen. De beroepsgrond dat de opstellers van de rapporten waarop de besluitvorming van verweerder is gebaseerd niet onafhankelijk en onpartijdig zijn, faalt. Dat de door eiser bedoelde rapporten in opdracht zijn vervaardigd, wettigt niet de conclusie dat de opstellers ervan niet onpartijdig zijn of dat zij niet onafhankelijk zijn van hun opdrachtgevers. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiser dat Den [naam] Consult een vaste adviseur is van verweerder.
2.4.3. In beroep heeft eiser de vraag opgeworpen of de in artikel 8.1.6, aanhef en onder c, van de Bouwverordening genoemde grond voor het weigeren van een sloopvergunning aan de orde is. Gezien het feit dat eiser dit niet eerder in de procedure heeft aangevoerd en in aanmerking genomen dat de panden Peulenstraat 172 en 176 bovengronds slechts door een gemetseld muurtje met elkaar zijn verbonden, kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet worden verweten dat hij in het bestreden besluit niet ambtshalve aandacht heeft besteed aan de door eiser opgeworpen vraag. De stelling van eiser dat de panden mogelijk ondergronds met elkaar zijn verbonden, biedt bij gebreke van enige onderbouwing geen aanknopingspunt voor de conclusie dat de in artikel 8.1.6, aanhef en onder c, van de Bouwverordening genoemde grond voor het weigeren van een sloopvergunning van toepassing is. Voor zover van een dergelijke ondergrondse verbinding al sprake zou zijn, is de rechtbank niet duidelijk en heeft eiser ook niet duidelijk gemaakt in welk opzicht afbreuk wordt gedaan aan het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en de Bouwverordening als een pand dat geen monument is en uitsluitend ondergronds is verbonden met een monument, wordt gesloopt en de ondergrondse verbinding intact blijft.
2.4.4. De beroepsgrond dat de aanvrager geen sloopplan heeft overgelegd faalt op de in het verweerschrift aangegeven gronden.
Eiser heeft niet duidelijk gemaakt waarom zijn betoog over de status van de daags voor de zitting van de hoorcommissie aan hem toegezonden stukken moet leiden tot de slotsom dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Deze beroepsgrond slaagt derhalve evenmin.
De hoeveelheid tijd die de commissie voor de bezwaarschriften heeft genomen om haar advies uit te brengen, is niet relevant voor het antwoord op de vraag of verweerder dit advies aan het bestreden besluit ten grondslag mag leggen. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond is dan ook niet ter zake dienend.
Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat een sloopvergunning niet mag worden geweigerd als geen van de in artikel 8.1.6. van de Bouwverordening genoemde gronden voor weigering van deze vergunning van toepassing is en dat voor een nadere afweging van de betrokken belang in dat geval geen ruimte bestaat.
2.4.5. Het beroep van eiser is derhalve ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, en mrs. M.G.L. de Vette en B. van Velzen, leden, in tegenwoordigheid van V.A. van de Weyer als griffier, en door de voorzitter ondertekend.
De griffier is buiten staat deze De voorzitter,
uitspraak mede te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op: 17 oktober 2008
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Het instellen van hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.