ECLI:NL:RBDOR:2008:BG2061

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77802, 77805, 77806, 77807, 77810
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in strafzaken met gelijktijdige behandeling van bezwaarschriften

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 30 oktober 2008 een verzoek tot wraking behandeld. Het verzoek was ingediend door de raadsman van de verdachten, die vreesde voor de onpartijdigheid van de gewraakte rechter, mr. [rechter 1]. De raadsman voerde aan dat de gewraakte rechter eerder beslissingen had genomen in een vergelijkbare zaak, wat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd zou maken. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld tijdens een zitting achter gesloten deuren op 23 oktober 2008, waar zowel de raadsman als de officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof, aanwezig waren.

De gewraakte rechter heeft in zijn verweer gesteld dat de beslissingen die hij eerder heeft genomen niet in strijd zijn met de onpartijdigheid, omdat de bezwaarschriften tegen de dagvaarding dateren van voor de eerdere beslissingen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking, stellende dat een eerdere beslissing van een rechter niet automatisch leidt tot een vermoeden van partijdigheid.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de gewraakte rechter. Het verzoek tot wraking is dan ook ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing is genomen door de rechters W.M.P.M. Weerdesteijn, E.D. Rentema en A.P. Hameete.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK DORDRECHT
Wrakingskamer
zaaknummers / rolnummers: 77802 HA RK 08-2064, 77805 HA RK 08-2065, 77806 HA RK 08-2066, 77807 HA RK 08-2067 en 77810 HA RK 08-2068
Beschikking van 30 oktober 2008
op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in:
de strafzaken met parketnummers 11/006511-02 en 11/731001-5 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] B.V.,
gevestigd te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. H.W.A.A. de Jong, advocaat te Rotterdam,
de strafzaken met parketnummers 11/006512-02 en 11/731002-5 van
[X],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. H.W.A.A. de Jong, advocaat te Rotterdam,
en de strafzaak met parketnummer 11/006510-02 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres],
raadsman mr. H.W.A.A. de Jong, advocaat te Rotterdam.
Het verzoek strekt tot wraking van
mr. [rechter 1], rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank (hierna ook: de gewraakte rechter).
1. Het procesverloop
1.1. Ter terechtzitting achter gesloten deuren van de meervoudige kamer van de sector strafrecht van deze rechtbank van 23 oktober 2008 in de bovenvermelde strafzaken heeft de raadsman van verdachten mondeling verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer, mrs. [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3]. Hierop heeft de meervoudige kamer het onderzoek ter terechtzitting geschorst om het verzoek tot wraking door een andere meervoudige kamer van de rechtbank te laten behandelen.
1.2. Het verzoek om wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hierna: de wrakingskamer) behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 23 oktober 2008, alwaar zijn verschenen en gehoord:
- de raadsman van de verdachte,
- de officier van justitie, mr. P. van de Kerkhof,
- mr. [rechter 1].
1.3. Ter terechtzitting is het verzoek tot wraking van mrs. [rechter 2] en [rechter 3] voornoemd ingetrokken.
1.4. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden, uiterlijk op 30 oktober 2008.
2. Het verzoek
De raadsman van verdachten heeft aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat bij de verdediging de vrees bestaat van vooringenomenheid van de gewraakte rechter, welke objectief gerechtvaardigd is. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De gewraakte rechter heeft eerder een beslissing gegeven op een essentieel onderdeel van de bezwaarschriften tegen de dagvaarding die heden worden behandeld. Hierin wordt evenals in het eerder behandelde bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv door de raadsman bepleit dat geen sprake is van een geldige sluiting van het gerechtelijke vooronderzoek. De gewraakte rechter heeft als voorzitter van de meervoudige kamer van de rechtbank in raadkamer (mede) beslist op laatstbedoeld bezwaarschriften, in welke beslissing het oordeel is gegeven dat de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek onherroepelijk is en dat de verdachten niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaarschriften. Bovendien heeft de gewraakte rechter bij de behandeling van de bezwaarschriften tegen de dagvaarding, die bezwaarschriften, in het licht van de eerder gegeven beslissingen, achterhaald genoemd.
3. Het standpunt van de rechter wiens wraking is verzocht
De gewraakte rechter heeft niet in de wraking berust. Hij heeft aangevoerd dat in de bezwaarschriften tegen de dagvaarding weliswaar deels dezelfde argumenten als in de bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv. worden aangevoerd, maar dat de beslissingen op laatstbedoelde bezwaarschriften los staan van de te geven beslissing op de vraag of het Openbaar Ministerie had mogen dagvaarden. Ter zitting heeft hij gewezen op het feit dat de bezwaarschriften tegen de dagvaarding dateren van voor de beslissingen op de bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv en tegen de raadsman gezegd dat gelet daarop wellicht aanleiding bestaat de bezwaarschriften nader te motiveren.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een door een rechter eerder in de procedure genomen beslissing die de verdediging niet welgevallig is, in het algemeen de onpartijdigheid van de rechter niet aantast en verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 29-6-1993, NJ 1993, 692 en de onder LJN AZ3704 gepubliceerde uitspraak.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
5.2. Gesteld noch gebleken is dat de gewraakte rechter jegens verdachten een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
5.3. De beslissingen op de bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv zijn genomen in de strafzaken met parketnummers 11/006511-02, 11/006512-02 en 11/006510-02. In de zaken met parketnummers 11/73001-05 en 11/73002-5 zijn dergelijke bezwaarschriften niet ingediend.
5.4. Het enkele feit dat een rechter in de fase voorafgaand aan de behandeling van de hoofdzaak (hierna: de voorfase) een standpunt heeft ingenomen over een argumentatie van een partij in het kader van een reeds genomen processuele beslissing is niet afdoende om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid indien diezelfde partij diezelfde argumentatie aanvoert in het kader van een andere, eveneens in de voorfase te nemen processuele beslissing. Dit volgt reeds uit het feit dat de inleidende bezwaarschriften, zoals in het onderhavige geval de bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv en de bezwaarschriften ex artikel 262 Sv, op dezelfde zitting behandeld mogen worden. In dat geval moet(en) dezelfde rechter(s) zich over de argumentatie in kwestie in beide procedures een oordeel vormen. Onder die omstandigheid kan niet worden ingezien dat in het onderhavige geval de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is wanneer dezelfde rechter voorzitter is van zowel de kamer die op de bezwaarschriften ex artikel 208 lid 3 Sv heeft beslist als van de kamer die de bezwaarschriften ex artikel 262 Sv behandelt.
5.5. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden.
6. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. [gewraakte rechter] af.
Deze beschikking is genomen door mrs. W.M.P.M. Weerdesteijn, E.D. Rentema en A.P. Hameete op 30 oktober 2008.