RECHTBANK DORDRECHT
Meervoudige kamer
Parketnummer : 11/510256-06 (ontneming)
Datum uitspraak : 2 oktober 2008
1. Onderzoek van de zaak.
In de ontnemingszaak tegen
[Verdachte],
geboren in Rotterdam,
[adres en woonplaats]
hierna te noemen: veroordeelde,
heeft de meervoudige strafkamer in de rechtbank Dordrecht de navolgende beslissing genomen.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting van 21 augustus 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Dordrecht d.d. 12 april 2007 is betrokkene veroordeeld ter zake van onder meer:
1.
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
2. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 3 ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, TERWIJL HET FEIT BETREKKING HEEFT OP EEN HOEVEELHEID DIE MEER BEDRAAGT DAN 500 GRAM HENNEP.
3. De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 4 april 2008 heeft de officier van justitie gevorderd betrokkene te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 3.000,- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De overtuiging van de rechtbank dat veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de vermelde strafbare feiten is gegrond op de feiten en de omstan¬digheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van de beslissing met de bewijsmiddelen vereist in een aan deze beslissing gehechte bijlage worden opgenomen.
5. Beoordeling van de vordering.
[Verdachte] is bij uitspraak van 12 april 2007 veroordeeld wegens, zakelijk weergegeven, 1. medeplegen van de uitvoer van 80 kg hennep in de periode 19 tot en met 29 juni 2006 (zaak 1) en 2. medeplegen van uitvoer van 130 kg hennep in de periode 22 tot en met 27 september 2006 (zaak 3).
De officier vordert het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op EUR 3.000,-. Grond hiervoor is gelegen in de verklaring van [medeverdachte] dat hij [verdachte] voor het transport eind juni (zaak 1) EUR 2.500 of 3.000,- heeft betaald en de verklaring van veroordeelde dat hij voor dit transport tussen de EUR 2.800,- en 3.200,- heeft ontvangen. In het door veroordeelde gevoerde draagkrachtverweer ziet de officier geen termen voor matiging.
Veroordeelde heeft betoogd dat zijn draagkracht oplegging van de ontnemingsmaatregel niet toelaat. Hij heeft een netto inkomen van EUR 1.600,- per maand en moet daarvan een aanzienlijke schuldenlast aflossen, waarmee hij doende is en die hij in zijn conclusie van antwoord ook heeft gespecificeerd.
De rechtbank is het volgende van oordeel.
Gelet op de hiervoor genoemde verklaringen van veroordeelde en [medeverdachte] is aannemelijk dat veroordeelde een daadwerkelijk voordeel van EUR 3.000,- heeft behaald door zijn bijdrage aan de uitvoer van hennep. Er zal dienovereenkomstig worden geschat. Gronden voor matiging wegens gebrek aan draagkracht zijn niet aannemelijk geworden, gelet op de beperkte omvang van het geschatte voordeel, de leeftijd van de verdachte, de huidige omvang van zijn schulden en de gebleken capaciteit inkomen uit arbeid te verwerven. Indien in de toekomst blijkt dat de veroordeelde geen vermogen bezit, noch in staat is inkomsten te verwerven om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, kan hij bij de rechtbank op grond van art. 577b Sv een verzoek indienen tot vermindering van de opgelegde betalingsverplichting.
6. De toegepaste wetsartikelen.
De opgelegde maatregel berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op EUR 3.000,- (drieduizend euro);
legt aan veroordeelde op de verplichting tot betaling van EUR 3.000,- (drieduizend euro) aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.P. Hameete, voorzitter,
B.M.R.M. Edelhauser - Van Vlijmen en F.G.H. Kristen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2008.
Mr Kristen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.