parketnummers: 11/711774-07, 11/712442-07 (ttzgev), 11/712602-07 (ttzgev)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 oktober 2008
[verdachte]
geboren in 1926
wonende te [adres en woonplaats]
Raadsman mr. K.H. May, advocaat te Dordrecht.
De zaken zijn op 24 januari 2008 door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen en vervolgens inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van de meervoudige kamer van 24 juni 2008 en 9 oktober 2008, waarbij de officier van justitie mr. D. van der Sluis en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 11/711774-07:
[slachtoffer 1]gedurende een periode van ruim twee jaar heeft belaagd door haar veelvuldig (ook 's nachts en op haar werk) te bellen en door haar brieven te sturen;
Parketnummer 11/712442-07:
op 8 oktober 2007 winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht is binnengegaan terwijl hem dat verboden was;
Parketnummer 712602-07:
Feit 1:
op 31 oktober 2007 winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht is binnengegaan terwijl hem dat verboden was;
Feit 2:
op 31 oktober 2007 een beveiligingsmedewerker heeft mishandeld door hem te slaan en te schoppen.
3 De voorvragen
De dagvaardingen voldoen aan alle wettelijke eisen en zijn dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten volledig wettig en overtuigend bewezen. Voor de bewezenverklaring van de belaging en mishandeling baseert zij zich respectievelijk op de aangiften van mevrouw [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de verklaringen van de verdachte, zoals hij die heeft afgelegd bij de politie. Voor de bewezenverklaring van het wederrechtelijk binnendringen in het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaringen van de verdachte, de processen-verbaal van aanhouding van verdachte en het afschrift van het toegangsverbod voor het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde belaging betoogd dat het schrijven en verzenden van brieven door zijn cliënt aan mevrouw [slachtoffer 1] niet valt te kwalificeren als belaging. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat mevrouw [slachtoffer 1] de brieven niet had hoeven te openen, aangezien zij op voorhand al kon zien dat deze van zijn cliënt afkomstig waren. De raadsman is daarom van oordeel dat zijn cliënt van dit deel van de ten laste gelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het wederrechtelijk binnendringen in het winkelcentrum Sterrenburg heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is geweest van binnendringen, omdat zijn cliënt zonder enige vorm van geweld naar binnen is gelopen. De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde lokaalvredebreuk twee maal vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank de belaging van mevrouw [slachtoffer 1]volledig wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie 1;
- de aangifte van [slachtoffer 1] 2.
Het verweer van de raadsman dat het schrijven en versturen van de brieven aan mevrouw [slachtoffer 1] geen belaging inhoudt, omdat [slachtoffer 1] de brieven niet had hoeven te openen, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist.
Naar aanleiding van een, in de ogen van verdachte, onterechte invordering van zijn rijbewijs door hoofdagente [slachtoffer 1] op 15 januari 2005, heeft verdachte haar gedurende een periode van meer dan twee jaren met korte tussenpozen stelselmatig gebeld op haar werk- en privé-telefoon. Verdachte belde vaak meerdere keren per dag en belde ook 's nachts. Daarnaast heeft verdachte diverse handgeschreven brieven gestuurd naar het politiebureau waar het slachtoffer als politieagente werkzaam was. Deze brieven waren aan mevrouw [slachtoffer 1] persoonlijk gericht en haar naam stond op de enveloppe. De brieven gericht aan [slachtoffer 1] die zich in het dossier bevinden dateren van 18 augustus 2006 en 4 februari 2007. Uit de data van deze brieven valt op te maken dat het leven van het slachtoffer op deze manier ook lange tijd na 15 januari 2005 keer op keer door verdachte werd verstoord. Daarnaast heeft verdachte brieven over [slachtoffer 1] naar haar collega gezonden. Het versturen van de brieven moet worden beschouwd in combinatie met het veelvuldig bellen en het geheel van deze gedragingen van verdachte valt aan te merken als het stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken door verdachte op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Het wederrechtelijk binnendringen op 8 oktober 2007 en 31 oktober 2007 door verdachte in het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht acht de rechtbank bewezen op grond van
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie 3;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie 4;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 8 oktober 2007 5;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 31 oktober 2007 6;
- het afschrift van de Ontzegging voor het betreden van het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht, zoals deze voor verdachte geldig was op 8 en 31 oktober 2007 7.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is geweest van binnendringen in het winkelcentrum Sterrenburg omdat zijn cliënt zonder enige vorm van geweld naar binnen is gelopen, wordt door de rechtbank verworpen. Voor het binnendringen zoals bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het besloten lokaal wordt betreden tegen de verklaarde wil van de gebruiker. Verdachte heeft tegen de politie verklaard dat hij op 8 oktober 2007 en op 31 oktober 2007 wist dat aan hem de toegang tot het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht was ontzegd. Zoals blijkt uit de kopie van de Ontzegging voor het betreden van het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht van verdachte liep deze ontzegging van 2 mei 2007 tot 2 mei 2008. De rechtbank acht het binnendringen op grond hiervan voldoende bewezen. Voor lokaalvredebreuk zoals dit is opgenomen in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat het binnentreden gepaard gaat met enige vorm van geweld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 11/711774-07:
op meerdere tijdstippen in de periode van 15 januari 2005 tot en met 28 maart 2007 te Dordrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, met voornoemd oogmerk, in genoemde periode
- veelvuldig (ook in de nachtelijke uren) telefonisch contact opgenomen met die [slachtoffer 1]en
- veelvuldig telefonisch contact gezocht en/of opgenomen met die [slachtoffer 1]op haar werk en
- brieven naar die [slachtoffer 1] en een ander over die [slachtoffer 1] gezonden;
Parketnummer 11/712442-07:
op 08 oktober 2007 te Dordrecht wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen P.A. de Kok-plein en in gebruik bij Winkelcentrum Sterrenburg
Parketnummer 11/712442-07:
op 31 oktober 2007 te Dordrecht wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen P.A. de Kok-plein en in gebruik bij winkeliers van Winkelcentrum Sterrenburg
op 31 oktober 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]- zijnde beveiligingsmedewerker van de ANVD) heeft geslagen tegen de borst en heeft geschopt tegen zijn scheenbeen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 11/711774-07:
BELAGING;
Parketnummer 11/712442-07:
HET IN EEN BESLOTEN LOKAAL WEDERRECHTELIJK BINNENDRINGEN;
Parketnummer 712602-07:
Feit 1:
HET IN EEN BESLOTEN LOKAAL WEDERRECHTELIJK BINNENDRINGEN;
6 De strafbaarheid van verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
In het kader van een persoonlijkheidsonderzoek heeft psycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers een rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte.
In dit rapport, gedateerd 9 mei 2008, komt onder meer naar voren -zakelijk weergegeven-:
Er is sprake van een stoornis in de oordeelsvorming.
Uit collaterale informatie blijkt dat er bij betrokkene tenminste reeds 5 jaar sprake is van een ongewone interpretatie van de realiteit. Zeer waarschijnlijk was dat ten tijde van het ten laste gelegde ook het geval.
Betrokkene's ongewone interpretatie van de realiteit was van invloed op zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten laste gelegde, indien dat bewezen wordt, daaruit gedeeltelijk verklaard zou kunnen worden.
Onder meer omdat betrokkene de interactie met anderen vaak vanuit een egocentrisch standpunt en met achterdocht interpreteert, kan hij buitenproportioneel reageren. Met die reactie kan hij niet altijd op begrip rekenen. Daardoor
voelt betrokkene zich weer miskend en vervolgens ontstaat er volharding in een recalcitrante houding die afwijzing uitlokt. Als het ten laste gelegde wordt bewezen is het aan te nemen dat deze dynamiek tot escalatie heeft geleid.
Omdat de diagnose niet volledig duidelijk is, is niet met zekerheid te zeggen in hoeverre betrokkene beperkt was in zijn mogelijkheden om gedragskeuzen te maken. In elk geval is het aannemelijk dat hij daarin niet volledig vrij was.
Met enig voorbehoud zou ondergetekende willen adviseren om bij het strafrechtelijk oordeel rekening te houden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusie van de voormelde rapportage en neemt deze over, gelet op de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende is komen vast te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte anderszins uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld verplicht reclasseringstoezicht.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie gezien de persoon van zijn cliënt buitenproportioneel hoog is en bovendien contraproductief.
Met betrekking tot de belaging van mevrouw [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat zijn cliënt niet op de hoogte was van de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer, dat zijn cliënt zich onrechtmatig behandeld voelde en dat zijn cliënt uiteindelijk op de lange termijn meer onder hetgeen is gebeurd heeft geleden dan mevrouw [slachtoffer 1] Dit laatste zou naar de mening van de raadsman temeer gelden omdat van mevrouw [slachtoffer 1] als politieagente verwacht mag worden dat zij als professional beter met dit soort situaties om zou moeten kunnen gaan.
Ten aanzien van de mishandeling heeft de raadsman gesteld dat gezien de geestelijke gesteldheid van zijn cliënt, het leeftijdsverschil en het verschil in kracht tussen zijn cliënt en de beveiligingsmedewerker, zijn cliënt in diens beleving heeft gehandeld uit zelfverdediging tegen de aangever. Voorts zou uit de stukken niet blijken dat er bij de aangever sprake is geweest van pijn of letsel. De raadsman stelt dat er een aanleiding is geweest voor hetgeen dat tussen aangevers en zijn cliënt is voorgevallen en dat het recidiverisico zoals dit in de voorlichtingsrapportages van de psycholoog en de reclassering is opgenomen te zwaar is aangezet.
De raadsman verzoekt de rechtbank zijn cliënt in het geval van een veroordeling voor de belaging en de mishandeling schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaren hoofdagent [slachtoffer 1]lastig gevallen, omdat hij van mening was dat zij zijn rijbewijs op onterechte gronden had ingevorderd. Hij heeft zich op verschillende manieren aan haar opgedrongen, ondanks het feit dat zij duidelijk liet blijken dat zij dit zeer onaangenaam vond. Verdachte had daar geen boodschap aan. Hij wilde haar keer op keer laten weten wat zij hem had aangedaan. Verdachte heeft het privé-telefoonnummer van mevrouw [slachtoffer 1] via het telefoonboek weten te achterhalen en heeft haar met korte tussenpozen stelselmatig gebeld op zowel haar werk- als haar privé-telefoon. Verdachte belde aangeefster vaak meerdere malen op één dag en belde ook 's nachts. Tevens stuurde verdachte diverse brieven naar mevrouw [slachtoffer 1] en naar een collega. Door zijn handelen heeft verdachte het privé-leven van mevrouw [slachtoffer 1] ernstig verstoord. Uiteindelijk werd het aangeefster te veel en heeft zij aangifte gedaan.
Tevens is verdachte, terwijl hij wist dat hij een verbod had om het winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht te betreden, daar twee maal zonder toestemming naar binnen gegaan.
Toen een in dit winkelcentrum aanwezige beveiligingsmedewerker verdachte vanwege zijn toegangsverbod vorderde het winkelcentrum te verlaten, heeft verdachte de beveiligingsmedewerker mishandeld door hem te schoppen en te slaan.
Belaging is een ernstig feit nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Een slachtoffer ondervindt door belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. De rechtbank rekent het verdachte te meer aan, omdat hij een politiefunctionaris die beroepsmatig handelde vervolgens in haar privé-leven lastig is gaan vallen. Een gevangenisstraf is in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheid dat het strafblad van verdachte is verouderd, met zijn hoge leeftijd, met de indruk van verdachte ter terechtzitting, waarbij hij regelmatig zeer verward overkwam, en met de hiervoor onder 6.2 vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten.
Voorts heeft de rechtbank voor wat betreft de persoon van de verdachte en het bepalen van de strafmaat in het bijzonder acht geslagen op (overige) conclusies en adviezen in de rapporten van de hiervoor genoemde psycholoog en Reclassering Nederland. Hieruit blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in de oordeelsvorming en dat het zo goed als onvermijdelijk lijkt dat betrokkene op enig moment zal recidiveren. Desondanks concluderen beide rapporten dat een intensieve begeleiding door de reclassering zou kunnen bijdragen aan een afname van de frequentie en de intensiteit van de problematische interactie tussen betrokkene en zijn omgeving.
Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een hernieuwd reclasseringstoezicht. In de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 23 mei 2008 is bovendien opgenomen dat er in het kader van maatwerk is gezocht naar een toezichthouder die verdachte kan en wil begeleiden en dat het toezicht bij toewijzing door de rechtbank zal worden verricht door de heer Schuurman, een voormalig psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Alles overwegende ziet de rechtbank in de genoemde bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een aanmerkelijk lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8 De benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van de onder feit 2 van parketnummer
11/712601-07 ten laste gelegde mishandeling schriftelijk in het geding gevoegd
[slachtoffer 2], [adres en woonplaats]
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 125, - van de door hem, als gevolg van het onder 5 van parketnummer 11/712602-07 ten laste gelegde
feit, geleden psychische schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van een bedrag van EUR 50, -.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
Uit de toelichting bij de vordering blijkt dat de benadeelde partij de immateriële schadevergoeding deels vordert als een vorm van genoegdoening. Het slachtoffer heeft in zijn toelichting bij de vordering aangegeven dat verdachte moet boeten en om die reden een schadevergoeding zou moeten betalen.
De rechtbank overweegt dat een vergoeding aan de benadeelde partij, die zich op grond van artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering in het strafproces heeft gevoegd, kan worden toegekend indien degene rechtstreeks schade heeft geleden door het strafbare feit. Op grond hiervan kan psychische schade aan een slachtoffer vergoed worden. Genoegdoening komt hiervoor niet in aanmerking. Het is onduidelijk in hoeverre het door de benadeelde partij gevorderde bedrag is gebaseerd op genoegdoening. Nu de vordering niet eenvoudig van aard is, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als in het dictum vermeld.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 138, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 van dit vonnis is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. van dit vonnis vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
* een GEVANGENISSTRAF van DRIE (3) MAANDEN VOORWAARDELIJK MET EEN PROEFTIJD VAN TWEE JAAR;
- bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechtbank later tenuitvoerlegging gelast:
*omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
*omdat veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als BIJZONDERE VOORWAARDE;
*dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, waarbij de rechtbank bepaalt dat de begeleiding door Reclassering Nederland bij voorkeur dient te worden uitgevoerd door de heer B. Schuurman, één en ander zoals door Reclassering Nederland is aangegeven in de rapportage d.d. 25 mei 2008;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering, met veroordeling tevens van de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken - daaronder begrepen de eventuele incassokosten - tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
mr. M.A.C. Prins en mr. dr. M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 oktober 2008.
Bijlage: De tenlastelegging
Parketnummer 11/711774-07:
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2005 tot en met 28 maart 2007 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, met voornoemd oogmerk, in genoemde periode
- veelvuldig (ook in de nachtelijke uren) telefonisch contact opgenomen met die [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig telefonisch contact gezocht en/of opgenomen met die [slachtoffer 1]op haar werk en/of
- een of meer brie(f)ven naar die [slachtoffer 1]en/of (een) ander(en) over die [slachtoffer 1] gezonden;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 11/712442-07:
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te Dordrecht wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen P.A. de Kok-plein en in gebruik bij Winkelcentrum Sterrenburg, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 11/712442-07:
hij op of omstreeks 31 oktober 2007 te Dordrecht wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen P.A. de Kok-plein en in gebruik bij winkeliers van Winkelcentrum Sterrenburg, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 oktober 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]- zijnde beveiligingsmedewerker van de ANVD) een of meer keer (krachtig) heeft geslagen tegen de borst althans het boven(lichaam) en/of heeft geschopt tegen zijn (scheen)been althans het (onder)lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
1 Het proces-verbaal PL1830/07-048283 van verhoor als verdachte d.d. 28 juni 2007 in het eindproces-verbaal dossiernummer PL1830/07-503141 van politie Zuid-Holland Zuid, d.d. 5 juli 2007 in wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen.
2 Het proces-verbaal PL1830/07-048283 van aangifte d.d. 27 april 2007, in wettelijke vorm opgemaakt opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde eindproces-verbaal.
3 Het proces-verbaal PL1810/07-114398 van verhoor als verdachte d.d. 8 oktober 2007 in het eindproces-verbaal dossiernummer PL1810/07-506659 van politie Zuid-Holland Zuid, d.d. 18 oktober 2007 in wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen.
4Het proces-verbaal PL1810/07-123965 van verhoor als verdachte d.d. 31 oktober 2007 in het eindproces-verbaal dossiernummer PL1810/07-506917 van politie Zuid-Holland Zuid, d.d. 31 oktober 2007 in wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen.
5 Het proces-verbaal PL1830/07-114398 van aanhouding verdachte d.d. 8 oktober 2007, in wettelijke vorm opgemaakt opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde eindproces-verbaal.
6 Het proces-verbaal PL1830/07-123965 van aanhouding verdachte d.d. 31 oktober 2007, in wettelijke vorm opgemaakt opgenomen in het onder voetnoot 4 genoemde eindproces-verbaal.
7 Een geschrift, te weten een kopie van de Ontzegging, inhoudende het éénjarig verbod van verdachte tot het betreden van winkelcentrum Sterrenburg te Dordrecht d.d. 2 mei 2007 onder paginanummer 6 opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde eindproces-verbaal.