RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummers: 11/510070-08 en 10/652873-07 (TUL)
Zittingsdatum : 9 oktober 2008
Uitspraak : 23 oktober 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1970,
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West- De Dordtse Poorten, Kerkeplaat 25 te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(Zaak 1)
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 03 juni 2008 te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
(Zaak 2)
hij op of omstreeks 30 november 2007 en/of 01 december 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel van Aldi (gelegen aan de Merwedestraat) heeft weggenomen meerdere, althans een, slof(fen) en/of pakje(s) rookwa(a)r(en) (sigaretten en/of shag), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
(Zaak 3)
hij op of omstreeks 07 januari 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel van Aldi (gelegen aan de Merwedestraat) heeft weggenomen meerdere, althans een, slof(fen) en/of pakje(s) rookwa(a)r(en) (sigaretten en/of shag), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
(Zaak 4)
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel van Aldi (gelegen aan het Admiraalsplein) weg te nemen meerdere, althans een goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die winkel van Aldi te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een hamer, althans een zwaar en/of hard voorwerp de (winkel)ruit van die Aldi hebben/heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
(Zaak 5)
hij op of omstreeks 15 mei 2008 en/of 16 mei 2008 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kantoor in) een woning heeft weggenomen een kluis en/of een beeldscherm en/of een computerkast en/of een toetsenbord, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de zorginstelling) ASVZ (Zuid-West De Merwebolder), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
(Zaak 6)
hij op of omstreeks 26 mei 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (gelegen in de “Sionpolder”) heeft weggenomen een computer en/of toetsenbord en/of een flatscreen (17 inch beeldscherm) en/of een memorystick, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
(Zaak 7)
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2008 tot en met 15 mei 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (werk)boot (te weten: de “Lepelaar”, gelegen in de “Sionpolder”) heeft weggenomen een en/of meerdere (hoeveelhe(i)d(en)) plastic beker(s) en/of suiker en/of creamer en/of (een) (lege plastic) fles(sen) en/of jerrycan(s) (met brandstof), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
(Zaak 8)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 02 juni 2008 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een en/of meerdere handoek(en) en/of washandje(s), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan (de zorginstelling) ASVZ (Zuid-West De Merwebolder), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
SUBSIDIAIR
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 02 juni 2008 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een en/of meerdere handdoek(en) en/of (een) washandje(s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
9.
(Zaak 11)
hij op of omstreeks 14 april 2008 en/of 15 april 2008 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kantoor (behorende bij een woongroep) heeft weggenomen een kluis, inhoudende een geldbedrag (ter hoogte van 100 euro) en/of een spaarpot (inhoudende een geldbedrag ter hoogte van 30 of 40 euro) en/of meerdere althans een siera(a)d(en) en/of (een) indentiteitspapier(en) en/of zorgpassen en/of taxipassen en/of een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de bewoners van) (de zorginstelling) ASVZ (Zuid-West de Merwebolder), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van hetgeen dat onder feit 8 primair ten laste is gelegd vrijspraak gevorderd en ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten –alsmede ten aanzien van feit 8 subsidiair – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen
De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd en hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen ter zake van schadevergoeding:
Aldi Roosendaal B.V. te Roosendaal.
De BV vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen:
een bedrag van EUR 966, 60 ter zake van materiële schadevergoeding voor feit 2,
een bedrag van EUR 3781, 51 ter zake van materiële schadevergoeding voor feit 3 en een bedrag van EUR 1270, 00 ter zake van materiële schadevergoeding voor feit 4.
De officier heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van deze vorderingen. Door of namens de verdachte is met betrekking tot alle bovenstaande vorderingen de aansprakelijkheid van de schade betwist en daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat niet duidelijk is of de heer [naam], die de vorderingen namens de benadeelde B.V. heeft ingediend daartoe gemachtigd was omdat volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel, hij slechts beperkt gemachtigd is.
Door of namens de verdachte is voorts met betrekking tot de vorderingen voor de feiten 2. en 3 de hoogte van de schade betwist.
Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch, Dordrecht.
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen:
een bedrag van EUR 3052, - ter zake van materiële schadevergoeding voor feit 6 en een bedrag van EUR 201, - ter zake van materiële schadevergoeding voor feit 7.
De officier heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met betrekking tot feit 6 tot een bedrag van EUR 900, - en de vordering voor het overige, alsmede de vordering met betrekking tot feit 7, niet ontvankelijk te verklaren omdat de vorderingen niet eenvoudig van aard zijn. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De vrijspraak
Ten aanzien van zowel feit 5. als feit 6. overweegt de rechtbank dat het wettig bewijs op grond waarvan kan komen vast te staan dat verdachte als pleger of als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde diefstallen door middel van braak ontbreekt.
De door [medeverdachte 1] tegen de politie afgelegde verklaringen inhoudende dat verdachte deze inbraken gepleegd zou hebben, vinden onvoldoende steun in het dossier, terwijl verdachte ontkent deze feiten te hebben gepleegd.
Voorts acht de rechtbank de onder feit 8 primair ten laste gelegde diefstal van de handdoeken en washandjes van de zorginstelling de Merwebolder niet bewezen, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat deze door verdachte gestolen zijn.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder feit 5 en feit 6, alsmede onder feit 8 primair is ten laste gelegd.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
(Zaak 1)
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 03 juni 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht gebruikers hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2.
(Zaak 2)
op 30 november 2007 en/of 01 december 2007 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van Aldi gelegen aan de Merwedestraat heeft weggenomen meerdere sloffen en/of pakjes rookwaren (sigaretten), toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
(Zaak 3)
op 07 januari 2008 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van Aldi gelegen aan de Merwedestraat heeft weggenomen meerdere sloffen en/of pakjes rookwaren (sigaretten en shag), toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
door middel van braak en inklimming;
4.
(Zaak 4)
op 15 maart 2008 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel van Aldi gelegen aan het Admiraalsplein weg te nemen meerdere, althans een goed(eren), toebehorende aan Aldi Roosendaal b.v. en zich daarbij de toegang tot die winkel van Aldi te verschaffen door middel van braak met een hamer de winkelruit van die Aldi heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
(Zaak 7)
in de periode van 15 april 2008 tot en met 15 mei 2008 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (werk)boot (te weten: de “Lepelaar”, gelegen in de “Sionpolder”) heeft weggenomen meerdere hoeveelheden plastic bekers en suiker en creamer en lege plastic flessen geheel of ten dele toebehorende aan Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
8
(Zaak 8)
SUBSIDIAIR
in de periode van 01 april 2008 tot en met 02 juni 2008 te Dordrecht meerdere handdoeken en washandjes voorhanden heeft gehad , terwijl hij wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
9.
(Zaak 11)
op 14 april 2008 en/of 15 april 2008 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kantoor behorende bij een woongroep gelegen aan de Zeeldraaier heeft weggenomen een kluis, inhoudende een geldbedrag ter hoogte van 100 euro en een spaarpot inhoudende een geldbedrag ter hoogte van 30 of 40 euro en meerdere sieraden en indentiteitspapieren en zorgpassen en taxipassen en een mobiele telefoon toebehorende aan de bewoners van de zorginstelling ASVZ Zuid-West de Merwebolder waarbij verdachte en/of zijn mededader
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
door middel van een valse sleutel.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat uit de stukken niet is gebleken dat het middel dat verdachte verhandeld zou hebben, de op lijst I van de Opiumwet vermelde cocaïne betrof. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat hetgeen dat verdachte aan de druggebruikers heeft verkocht gemalen pepermunt en aspirine betrof. De raadsvrouw heeft primair verzocht haar cliënt vrij te spreken van feit 1 en subsidiair om strafmaatvermindering ten aanzien van dit feit toe te passen omdat verdachte in de ten laste gelegde periode vaak nepdrugs verkocht zou hebben.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende .
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting als tegen de politie verklaard dat hij aan harddrugsverslaafden regelmatig gemalen aspirine en pepermunt verkocht zou hebben, terwijl zij in de veronderstelling verkeerden dat zij cocaïne van hem kochten.
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte nimmer cocaïne aan deze afnemers, waarvan er meerderen jarenlang verslaafd zijn aan harddrugs, verkocht heeft. Temeer nu dezelfde afnemers bij verdachte terugkwamen om de drugs van hem te kopen.
In het dossier bevinden zich diverse verklaringen van harddrugverslaafden, die verklaard hebben meerdere malen cocaïne van verdachte gekocht te hebben, waarbij er bovendien is verklaard over de werking van de bij verdachte gekochte cocaïne.
Daarnaast zijn er diverse verklaringen van medeverdachten van verdachte, waaronder van [medeverdachte 1] (dossierparagraaf 1.7.3) en van [medeverdachte 2] (dossierparagraaf 1.24.1), die verklaren dat door verdachte cocaïne verkocht werd.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode cocaïne verkocht heeft op grond van de verklaringen van de afnemers en de medeverdachten van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 volledig wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De verdediging heeft betoogd dat het bloedspoor dat gebruikt is om het DNA-profiel van de dader vast te stellen in de inbraak, welke ten laste is gelegd onder feit 3, mogelijk (een overgebleven restant van) hetzelfde bloedspoor betreft als datgene dat gebruikt is met betrekking tot de identificatie van het DNA-profiel in de inbraak welke ten laste is gelegd onder feit 2. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat het bloedspoor zich in hetzelfde filiaal van de Aldi en op vrijwel dezelfde locatie (namelijk in het kastje onder de kassa’s) in de supermarkt is aangetroffen. De raadsvrouw heeft gesteld dat uit het proces-verbaal van de politie niet valt op te maken of het een oud bloedspoor of een uit minuscule restjes bestaand bloedspoor (zoals mogelijk achtergebleven kon zijn na reiniging) betrof. Zij heeft geconcludeerd dat dit bewijsmiddel derhalve onbruikbaar is voor het bewijs van feit 3. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht haar cliënt bij gebrek aan voldoende wettig bewijs voor dit feit vrij te spreken.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat in het proces-verbaal bevindingen (dossierparagraaf 3.2.1) is opgenomen dat de verbalisanten van politie, niet zijnde van de Unit forensisch onderzoek, tijdens het onderzoek een bloedspoor hebben aangetroffen. De rechtbank maakt hieruit op dat dit geen minuscuul bloedspoor geweest kan zijn aangezien het met het blote oog waarneembaar is geweest. Voorts overweegt de rechtbank dat een oud bloedspoor er dermate anders uitziet dan een vers bloedspoor, dat het niet aannemelijk is dat de verbalisanten, die als eerste ter plaatse kwamen, melding hebben gemaakt van een oud bloedspoor.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
MEDEPLEGEN VAN HET OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
2.
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
3.
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
4.
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
7.
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
9.
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN EEN VALSE SLEUTEL.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van een anderhalf jaar cocaïne verkocht.
Op die manier hebben zeer schadelijke verdovende middelen het maatschappelijk verkeer bereikt, met alle daarmee gepaard gaande risico's voor de volksgezondheid. Een grote groep mensen is gedurende lange tijd door verdachte voorzien van cocaïne en daarmee heeft verdachte de verslavingsproblematiek van deze mensen in stand gehouden. Het is algemeen bekend dat verslaafden niet zelden misdrijven plegen om op die manier in hun verslaving te kunnen voorzien. Ten slotte is aannemelijk dat de toeloop van verslaafden naar de woning van waaruit verdachte de cocaïne regelmatig verkocht voor overlast heeft gezorgd bij mensen die daar niet om hebben gevraagd.
Voorts heeft de verdachte zich tot twee maal toe schuldig gemaakt aan een inbraak in een supermarkt, één maal een poging daartoe, nogmaals twee inbraken, te weten in een boot van Natuur- en recreatieschap de Hollandse Biesbosch en in een woning van zorginstelling ASVZ, de Merwebolder, en aan heling van handdoeken en washandjes van dezelfde genoemde zorginstelling. Verdachte heeft met de gepleegde diefstallen aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans bezittingen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 augustus 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor overtreding van de Opiumwet en vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de voorlichtingsrapportage van het Leger des Heils, afdeling reclassering, d.d. 25 augustus 2008, waarin onder meer is aangegeven dat de rapporteur de kans op recidive hoog acht, alsmede op de verklaring van verdachte, zoals hij die heeft afgelegd ter terechtzitting, waarbij door hem is aangegeven dat hij niet wenst mee te werken aan begeleiding door de reclassering.
De rechtbank acht een voorwaardelijk deel van de straf derhalve niet geïndiceerd, mede vanwege het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in een proeftijd liep en zich hierdoor niet heeft laten weerhouden wederom een strafbaar feit te plegen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een forse vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft ter verdediging aangevoerd dat door de politie verzuimd is de verdachte in verzekering te stellen, toen hij door de politie is ingesloten op verdenking van feit 4, waardoor er destijds geen melding is uitgegaan naar de piketcentrale en verdachte niet tijdig is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft overeenkomstig artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het geconstateerde vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek.
Tot slot overweegt de rechtbank dat zij bij het bepalen van de strafmaat rekening heeft gehouden met de op 1 juli jl. in werking getreden Wet voorwaardelijke invrijheidstelling.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
De vorderingen van benadeelde partij Aldi Roosendaal B.V. (feiten 2, 3 en 4)
Nu aan verdachte straffen worden opgelegd ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 2 en 3, acht de rechtbank de benadeelde partij in zoverre ontvankelijk in de vorderingen gerelateerd aan deze feiten.
Door de verdediging is de hoogte van de schade betwist. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat benadeelde partij heeft aangegeven dat het aantal gestolen pakjes sigaretten op grond waarvan de waarde van de gestolen goederen is vastgesteld een schatting betreft.
De rechtbank zal de bovenstaande vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren omdat de vorderingen niet van zodanig eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. Gelet hierop zal worden bepaald dat de benadeelde partij de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen, met verwijzing in de kosten.
De rechtbank acht benadeelde partij voorts ontvankelijk in haar vordering gerelateerd aan feit 4, nu aan verdachte straffen worden opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 4. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
Door de verdediging is aangevoerd dat de heer [naam], die de vordering namens de benadeelde B.V. heeft ingediend, volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel slechts beperkt gemachtigd is te B.V. te vertegenwoordigen en dat derhalve onduidelijk is of de vordering op de juiste wijze is ingediend.
De rechtbank overweegt dat op grond van de inhoud van het voegingsformulier, waarop de heer [naam] heeft aangegeven dat hij gemachtigd is de vordering namens de benadeelde partij Aldi Roosendaal B.V. in te dienen, in samenhang met het uittreksel van de Kamer van Koophandel, voldoende is komen vast te staan dat de vordering op de juiste wijze is ingediend.
De hoogte van het gevorderde bedrag (exclusief BTW) met betrekking tot feit 4 is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor zodat deze integraal zal worden toegewezen.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De vordering van benadeelde partij Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch (feiten 6 en 7)
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel dat de verdachte zal worden vrijgesproken van feit 6. Er kan derhalve geen sprake kan zijn van een door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade ten aanzien van feit 6, op grond waarvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering gerelateerd aan feit 6, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld.
Nu aan verdachte straffen worden opgelegd ten aanzien van het bewezen verklaarde feit 7, acht de rechtbank de benadeelde partij in zoverre ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren omdat de vordering niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Gelet hierop zal worden bepaald dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen, met verwijzing in de kosten.
8. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Verdachte is door de politierechter in te Rotterdam bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 december 2007 onder parketnummer 10/652873-07 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met bepaling, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk oplegde straf gevorderd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten (met uitzondering van feit 1), heeft veroordeelde de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank ziet daarin -gelet op de aard en de ernst van deze feiten- aanleiding om de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke veroordeling te gelasten.
9. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 36f, 45, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 28 MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 (zaken 2 en 3)
verklaart de benadeelde partij Aldi Roosendaal B.V. te Roosendaal, niet-ontvankelijk in diens vorderingen en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
Ten aanzien van feit 4 (zaak 4)
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan Aldi Roosendaal B.V., een bedrag van EUR 1270, 00 (twaalfhonderdzeventig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van EUR 1270, 00 (twaalfhonderdzeventig euro) door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Aldi Roosendaal B.V. met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 1270, 00 (twaalfhonderdzeventig euro) ten behoeve van Aldi Roosendaal B.V.;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag ter hoogte van
EUR 1270, 00 (twaalfhonderdzeventig euro), ten behoeve van Aldi Roosendaal B.V. komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van Aldi Roosendaal B.V.;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
Ten aanzien van feit 6 en feit 7 (zaken 6 en 7)
verklaart de benadeelde partij Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch B.V. te Dordrecht, niet-ontvankelijk in diens vorderingen en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de officier van justitie te Dordrecht d.d. 27 augustus 2008, strekkende tot gehele tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 4 december 2007, parketnummer 11/652873-07, voorwaardelijk opgelegde straf en gelast een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
mr. M.A.C. Prins en mr. dr. M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2008.
Mrs. M.A.C. Prins en M.I. Blagrove zijn wegens afwezigheid buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.