ECLI:NL:RBDOR:2008:BE9001

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
21 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/711190-08
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en verduistering van nikkel door (ex)werknemers

Op 21 augustus 2008 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en verduistering van nikkel, gepleegd in vereniging met (ex)werknemers van Nedstaal. De feiten vonden plaats in de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007 en van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie vorderde een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, terwijl de verdediging zich tegen de strafmaat verzette.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen was dat hij zich schuldig had gemaakt aan verduistering en medeplichtigheid aan diefstal. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn werkgever en dat zijn handelen ernstige financiële gevolgen had voor de benadeelde partij. De rechtbank hield echter rekening met de korte periode van betrokkenheid van de verdachte en zijn beperkte opbrengst uit de misdrijven.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, die niet ten uitvoer zou worden gelegd, en een taakstraf van 100 uren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat leidde tot een relatief milde straf.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/711190-08
Zittingsdatum : 08 augustus 2008
Uitspraak : 21 augustus 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 19..,
wonende te [adres, woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nedstaal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als productiemedewerker/werknemer, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nedstaal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
Te Vrede op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfshal/ruimte heeft weggenomen (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nedstaal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die Te Vrede en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die Te Vrede en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door Te Vrede (telefonisch) te informeren over de situatie bij Nedstaal en/of in de bedrijfshal/ruimte waar het nikkel zich bevond;
hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd de verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren per dag en een gevangenisstraf van 2 maande voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde] gevestigd te [adres, woonplaats].
[benadeelde] vordert verdachte primair hoofdelijk en subsidiair pro rato te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 575.602,00, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met nuancering naar de mate van betrokkenheid van verdachte met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1. (primair)
op een tijdstip in de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een hoeveelheid nikkel, geheel toebehorende aan [benadeelde], welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als werknemer, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
[mededader] op meer tijdstippen in de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfshal eeft weggenomen grote hoeveelheden nikkel, geheel toebehorende aan [benadeelde], waarbij die [mededader] en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2007 tot en met 22 december 2007 te Alblasserdam of elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door [mededader] (telefonisch) te informeren over de situatie bij [benadeelde].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Primair: MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENTSBETREKKING ONDER ZICH HEEFT.
2. MEDEPLICHTIGHEID AAN DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 01 juni tot en met 30 juni 2007 tweemaal laten verleiden tot het wegnemen van nikkel dat toebehoorde aan [benadeelde], waar verdachte - net als de medeverdachte - op dat moment in dienstbetrekking was. Echter, eenmaal zonder succes doordat er op dat moment teveel mensen aanwezig waren in het bedrijf. Hoewel verdachte op eigen initiatief is gestopt met deze activiteiten, heeft hij een medeverdachte nog voorzien van inlichtingen omtrent de situatie bij [benadeelde] zoals onder meer over de aanwezigheid van camera’s in het bedrijfspand. Voor de door hem gegeven inlichtingen heeft hij twee keer een vergoeding van € 100,00 van deze medeverdachte ontvangen.
Verdachte heeft hierdoor misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem als werknemer mocht hebben. Dit gedrag heeft niet alleen ernstig financieel nadeel voor de benadeelde tot gevolg gehad, maar doet tevens ernstig afbreuk aan het vertrouwen dat een werkgever in zijn werknemers dient te kunnen hebben.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank in haar overweging meegenomen dat de verdachte slechts een zeer korte periode heeft deelgenomen aan het plegen van verduistering, dat hij zelf niet op het idee is gekomen om op dergelijke wijze financieel gewin te bewerkstelligen en dat hij slechts een geringe opbrengst heeft genoten.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2008, waaruit is gebleken dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar deze veroordelingen zijn reeds verouderd en betreffen geen soortgelijke feiten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij [benadeelde] te Alblasserdam niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zodanige eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij zal dientengevolge worden veroordeeld in de kosten, welke door de verdachte zijn gemaakt, één en ander met bepaling als in het dictum te melden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 47, 48, 57, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 1 MAAND;
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
een TAAKSTRAF voor de duur van 100 UREN, bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt de maatstaf voor de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op 2 uren per dag;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. van den Beld, voorzitter,
mr. M.M. Moolenburgh - Pelser en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2008.
In verband met afwezigheid is mr. G.A.J.M. van Vugt niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.