RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/510128-08
Zittingsdatum : 08 augustus 2008
Uitspraak : 21 augustus 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres en woonplaats],
doch thans verblijvende in de P.I. Rijnmond, Huis van Bewaring De IJssel, Van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan den IJssel.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als productiemedewerker/werknemer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2007 tot en met 21 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (grote) hoeveelheden nikkel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde];
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsruimte/proceshal weg te nemen een hoeveelheid nikkel, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die bedrijfsruimte te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van Reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van behandeling bij Het Dok en het volgen van een budgetteringscursus.
3.2 De verdediging
De verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde] gevestigd te [adres, woonplaats].
[benadeelde] vordert verdachte primair hoofdelijk en subsidiair pro rato te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 575.602,00, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met nuancering naar de mate van betrokkenheid van verdachte met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2007 tot en met 22 juli 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk (grote) hoeveelheden nikkel die geheel toebehoorden aan [benadeelde], en welk(e) goed(eren) zijn mededaders uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
op meer tijdstippen in de periode van 23 juli 2007 tot en met 21 december 2007 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (grote) hoeveelheden nikkel, geheel toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde].
op 23 december 2007 te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsruimte/proceshal weg te nemen een hoeveelheid nikkel, geheel toebehorende aan [benadeelde] en zich daarbij de toegang tot die bedrijfsruimte te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door onrechtmatig gebruik van een toegangspas voor het bedrijfsterrein van [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Primair: MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENTSBETREKKING ONDER ZICH HEEFT, MEERMALEN GEPLEEGD.
2. DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS, MEERMALEN GEPLEEGD.
3. POGING TOT DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich - samen met anderen - in een periode van acht maanden, van mei 2007 tot en met december 2007, schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering en diefstal van grote hoeveelheden nikkel. Verdachte werd door zijn halfbroer (en medeverdachte) geïnformeerd over de wijze waarop laatstgenoemde nikkel ontvreemdde uit het bedrijf waar hij werkzaam was, over de wijze waarop de gestolen partijen nikkel verkocht konden worden en over de vergoedingen die daarvoor werden uitbetaald. Uit geldgebrek is verdachte doelbewust ingestapt in deze activiteiten en heeft hij tevens zijn auto ter beschikking gesteld om de gestolen hoeveelheden nikkel te kunnen vervoeren. Verdachte heeft gedurende de hele periode geen initiatief getoond om te stoppen met het plegen van strafbare feiten en is zelfs op eigen gelegenheid, op een datum waarop zijn halfbroer verhinderd was tot deelname, op pad gegaan om - met gebruikmaking van de bedrijfspas van zijn halfbroer - grote hoeveelheden nikkel weg te nemen. Verdachte werd echter overlopen door de beveiliging van [benadeelde], waardoor hij zich zonder buit, bestaande uit 14 rugtassen gevuld met nikkel, uit de voeten heeft gemaakt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2008, waaruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting behandeld en zoals deze in het bijzonder zijn gebleken uit de rapportages van de Reclassering Rotterdam – Dordrecht van 27 mei 2008.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank in haar overweging meegenomen dat de verdachte vanaf het begin van het onderzoek openheid van zaken heeft gegeven, dat hij zelf niet op het idee is gekomen om op dergelijke wijze financieel gewin te bewerkstelligen en dat hij slechts een geringe opbrengst heeft genoten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij [benadeelde] te Alblasserdam niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zodanige eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij zal dientengevolge worden veroordeeld in de kosten, welke door de verdachte zijn gemaakt, één en ander met bepaling als in het dictum te melden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 45, 47, 57, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 5 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Het Dok of een budgetteringscursus;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. van den Beld, voorzitter,
mr. M.M. Moolenburgh - Pelser, mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2008.
In verband met afwezigheid is mr. G.A.J.M. van Vugt niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.