ECLI:NL:RBDOR:2008:BD4887

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72257 / HA ZA 07-2598
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor misgelopen inkomsten tijdens schuldsanering

In deze zaak vorderde eiseres, een voormalig saniet, schadevergoeding van de bewindvoerder (gedaagde) voor misgelopen inkomsten tijdens haar schuldsanering. Eiseres stelde dat de bewindvoerder ten onrechte had bepaald dat haar leer/werkovereenkomst niet mocht worden voortgezet, wat zou hebben geleid tot een gemis van € 12.000,- aan inkomsten voor de boedel. De rechtbank heeft het procesverloop en de relevante feiten in overweging genomen, waaronder de eerdere vonnissen die betrekking hadden op de schuldsanering van eiseres. Eiseres had in 2004 de schuldsaneringsregeling aangevraagd, waarbij gedaagde als bewindvoerder was aangesteld. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij schade had geleden na het verlenen van de schone lei. De rechtbank concludeerde dat, hoewel eiseres stelde dat de boedel door toedoen van gedaagde € 12.000,- was misgelopen, zij zelf geen schade had geleden omdat de boedel niet in staat was geweest om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders op 18 juni 2008.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 72257 / HA ZA 07-2598
vonnis van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Almere,
eiseres,
procureur: mr. C.F.W.A. Hamm,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Capelle aan den IJssel en kantoor houdende te Hendrik Ido Ambacht,
gedaagde,
procureur: mr. V.J. Groot.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 2 oktober 2007,
incidentele conclusie van 19 december 2007,
antwoordconclusie in het incident van 2 januari 2008,
het vonnis in incident van 30 januari 2008,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 26 maart 2008 en de daarin genoemde stukken,
proces-verbaal van comparitie van 26 mei 2008 en de daarin genoemde stukken,
de door beide partijen overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
Ten aanzien van [eiseres] is bij vonnis van 7 april 2004 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij dat vonnis is [gedaagde] tot bewindvoerder benoemd. Op advies van [gedaagde] heeft de rechtbank bij vonnis van 2 maart 2006 de schuldsaneringsregeling van [eiseres] beëindigd. Naar aanleiding van het door [eiseres] ingestelde hoger beroep heeft het hof te Den Haag de uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de tekortkomingen in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet aan [eiseres] worden toegerekend. Tevens heeft het hof geoordeeld dat de beslissing dat [eiseres] haar leer/werkovereenkomst diende te beëindigen onjuist was en dat, indien [eiseres] die overeenkomst had mogen voortzetten, zij € 500,- per maand meer aan de boedel had kunnen afdragen en dan zou zij sinds het begin van de schuldsanering tot 18 mei 2006 een bedrag van ongeveer € 12.000,- meer aan boedelactief hebben verworven.
3. De vordering
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld aan haar te voldoen:
1. de hoofdsom van € 12.000,-,
2. de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 18 juni 2007,
3. de door [eiseres] verschuldigde eigen bijdrage en griffierecht,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde] haar ten onrechte heeft verplicht de leer/werkovereenkomst te beëindigen en heeft [gedaagde] bij brief van 18 juni 2007 aansprakelijk gesteld voor inkomensschade omdat de boedel door toedoen van [gedaagde] € 12.000,- is misgelopen. [eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente met ingang van 18 juni 2007.
Het verweer
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Haar verweer wordt hieronder besproken, voor zover daartoe aanleiding is.
4. De beoordeling van het geschil
[gedaagde] betwist dat [eiseres] van mei 2004 tot mei 2006 inkomsten heeft gemist, zodat in geschil is of [eiseres] de gestelde schade heeft geleden.
In dit verband is van belang dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ertoe leidt dat de schuldenaar het beheer verliest over een deel van zijn vermogen en dat hij wordt verplicht de tijdens de regeling verkregen inkomsten, voor zover het voor hem bepaalde vrij te laten bedrag overstijgen, af te dragen aan de boedel die door de bewindvoerder wordt beheerd. Die boedel is bestemd voor en wordt aan het einde van de regeling gebruikt om te kosten van de regeling te bestrijden en – voor zover toereikend – om een (deel-)uitkering aan de schuldeisers te doen ter zake van de geverifieerde schulden. Als aan het einde van de regeling de schone lei wordt verleend, dan kan betaling van niet voldane schulden, die al bestonden voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling (op een enkele wettelijk geregelde uitzondering na, die in deze zaak niet van belang is), niet meer worden afgedwongen.
Slechts indien aan het eind van de regeling de boedel het bedrag van de kosten en van de geverifieerde schulden overstijgt, kan de schuldenaar aanspraak maken op het overblijvende.
[eiseres] heeft gesteld dat de gevorderde hoofdsom bestaat uit het bedrag dat de boedel is misgelopen doordat zij haar leer/werkovereenkomst heeft beëindigd.
Ter comparitie heeft de gemachtigde van [eiseres] desgevraagd bevestigd dat zij bij eindvonnis van 30 november 2007 de schone lei heeft gekregen.
[gedaagde] heeft ter comparitie desgevraagd gesteld dat het bedrag aan schulden dat tijdens haar bewind was aangemeld ongeveer € 27.000,- bedroeg en dat dat ongeveer gelijk was aan het bedrag aan schulden dat in de aanvraag was vermeld. Voorts heeft [gedaagde] ter comparitie desgevraagd gesteld dat de omvang van de boedel aan het einde van haar bewind ongeveer € 3.000,- bedroeg. Het voorgaande is door [eiseres] niet betwist.
Omdat [eiseres] niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat de omvang van de boedel, indien de gemiste € 12.000,- wel aan de boedel zou zijn toegekomen, aan het einde van de regeling de som van de kosten en het totaal van de geverifieerde schulden zou hebben overstegen, kan niet worden geoordeeld dat [eiseres] de gestelde schade of een deel daarvan heeft geleden op de grond dat haar na betaling van de kosten van de schuldsanering en voldoening van alle geverifieerde schulden nog een deel van de gelden uit de boedel zou zijn toegekomen.
Nu door de gemachtigde van [eiseres] desgevraagd ter comparitie is medegedeeld dat [eiseres] de schone lei heeft gekregen, kan evenmin worden geoordeeld dat [eiseres] schade heeft geleden doordat zij na het einde van de schuldsaneringsregeling voor een groter deel van de schulden aansprakelijk is gebleven dan zij zou zijn geweest indien de boedel de gemiste € 12.000,- wel zou hebben ontvangen.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres], wat er ook zij van haar stelling dat de boedel door toedoen van [gedaagde] € 12.000,- is misgelopen, daardoor zelf geen schade geleden. De vordering tot vergoeding van die beweerdelijke schade zal daarom worden afgewezen.
De door [eiseres] gevorderde rente en kosten volgen het lot van de hoofdvordering.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten. In het hieronder staande dictum ter zake zijn niet begrepen de proceskosten van [gedaagde] in het incident. Daarover is reeds beslist in het vonnis van 30 januari 2008.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 904,- aan salaris van de procureur en € 303,- aan verschotten, zijnde het door haar betaalde griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 juni 2008.