ECLI:NL:RBDOR:2008:BD4749

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/50092, 11/500743-05, tul, 11/700860-06, tul
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige verdachte voor bedreigingen, vernieling en mishandeling onder invloed van alcohol

Op 19 juni 2008 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die op 24 februari 2008 in Hendrik-Ido-Ambacht een reeks van geweldsmisdrijven heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met een mes, vernieling van een autoband en mishandeling van meerdere personen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, opzettelijk en dreigend een mes heeft getoond aan slachtoffers, waarbij hij hen bedreigde met zware mishandeling. Daarnaast heeft hij een band van een geparkeerde auto vernield en meerdere fietsen beschadigd door deze in het water te gooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De verdediging voerde aan dat de strafmaat te hoog was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door een deskundige. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, omdat de verdachte aansprakelijk werd geacht voor de schade die hij had veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deel te nemen aan reclasseringsbegeleiding en therapie om zijn agressie en alcoholmisbruik aan te pakken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer : 11/500092-08; 11/500743-05 (TUL); 11/700860-06 (TUL)
Zittingsdatum : 5 juni 2008
Uitspraak : 19 juni 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1987,
wonende te [adres en woonplaats]
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
(zaak 1)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk
geval een scherp en/of puntig voorwerp, gericht en/of gericht gehouden op (het gezicht van) die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als jullie nog een ding zeggen of nog een ding doen, steek ik jullie allemaal
neer" en/of "Als jullie nog een ding doen, steek ik jullie allemaal neer! Dit is mijn buurt! Ik ben hier de baas!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
(zaak 3)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, getoond aan die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Wat moet je nou?" en/of "Of wil je hier iets mee?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
(zaken 1-4-6-7)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk en wederrechtelijk
-een bromfiets (merk Puch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of
-een fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of
-een fiets (merk onbekend), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of
-een fiets (merk onbekend), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
in elk geval (telkens) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die bromfiets en/of die fietsen in het water te gooien;
4.
(zaak 2)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk en wederrechtelijk een band (van een personenauto, merk BMW, geparkeerd staand op/aan de Hoekkamp), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die band met behulp van een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, kapot te
steken;
5.
(zaak 5)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6]), tegen het (rechter)oor, in elk geval tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
(zaak 8)
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), (op de grond) heeft geduwd en/of gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke ei-sen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde ken-nis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het ten laste gelegde bewezen achtend gevorderd dat
verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van intensieve reclasseringsbegeleiding gedurende de proeftijd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de, na aftrek van 71 dagen voorarrest, resterende dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden vervangen door een werkstraf van 100 uur.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd:
- de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 4 april 2006, parketnummer 11/500743-05, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, te vervangen door een werkstraf van 120 uur, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 11 december 2006, parketnummer 11/700860-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, te vervangen door een werkstraf van 28 uur, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 14 dagen hechtenis.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen, ter zake van vergoeding van materiële schade.
•[slachtoffer 4] € 250,00
•[slachtoffer 5] € 248,00
•[slachtoffer 3] € 63,50
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet be-twist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
(zaak 1)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht S.W.P. [slachtoffer 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht op (het gezicht van) die [slachtoffer 1] endaarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als jullie nog een ding zeggen of nog een ding doen, steek ik jullie allemaal neer" en "Als jullie nog een ding doen, steek ik jullie allemaal neer! Dit is mijn buurt! Ik ben hier de baas!"
2.
(zaak 3)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht [slachtoffer 2] heeft
bedreigd met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [slachtoffer 2] en
daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Wat moet je nou?" en "Of wil je hier iets mee?"
3.
(zaken 1-4-6-7)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk en wederrechtelijk
-een bromfiets (merk Puch), toebehorende aan S.W.P. [slachtoffer 1]
en
-een fiets (merk Batavus), toebehorende aan [slachtoffer 3]
en
-een fiets (merk onbekend), toebehorende aan [slachtoffer 4]
en
-een fiets (merk onbekend), toebehorende aan M. [slachtoffer 1],
heeft beschadigd door die bromfiets en die fietsen in het water te gooien;
4.
(zaak 2)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk en wederrechtelijk een band (van een personenauto, merk BMW, geparkeerd staand op/aan de Hoekkamp), toebehorende aan [slachtoffer 5] heeft vernield door die band met
behulp van een mes kapot te steken;
5.
(zaak 5)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6]) tegen het rechteroor heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
6.
(zaak 8)
op 24 februari 2008 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), (op de grond) heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
FEIT 1:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
FEIT 2:
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
FEIT 3:
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
FEIT 4:
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN;
FEIT 5 EN 6, TELKENS:
MISHANDELING.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Op verzoek van de rechtbank heeft drs. A.K. Wieringa, klinisch psycholoog, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Uit het, op grond van voornoemd onderzoek, opgemaakte rapport van 19 mei 2008 komt onder meer het volgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken. Daarnaast speelt misbruik van alcohol een belangrijke rol in het ontstaan van het ten laste gelegde. Er is sprake van een onrijp en zwak ontwikkeld ego met beperkte copingmechanismen. Dit komt tot uiting in de neiging tot impulsiviteit, opstandigheid en rebellie, in combinatie met een lage frustratietolerantie en een sterke behoefte aan uitwendige stimulering bij gebrek aan innerlijk gevoelsleven. Hier tegenover staan gebrekkige, slechts deels verinnerlijkte remmings- en controlemechanismen en deze schieten onder oplopende innerlijke stress tekort en dan komt verdachte tot impulsieve en agressieve handelingen. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat het mede daaruit verklaard kan worden.
Gelet op de eerder beschreven beperkingen kan betrokkene worden beschouwd als licht verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van voormeld rapport op grond van de onderbouwing daarvan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de late avond van 24 februari 2008, zonder enige aanleiding en onder invloed van zeer veel alcohol, een reeks van delicten gepleegd, waarbij – als het ware – iedereen en alles wat op zijn pad kwam het in meer of mindere mate heeft moeten ontgelden en waarbij de aanname gerechtvaardigd is dat het in een aantal gevallen aan de reactie van de slachtoffers te danken is geweest (weglopen/wegrennen) dat erger is voorkomen. Verdachte heeft daarbij een tweetal (jeugdige) personen mishandeld door te slaan en te duwen. Daarnaast heeft verdachte een aantal fietsen en een bromfiets beschadigd door deze in het water te gooien en een autoband vernield door daar met een mes in te steken. Tenslotte heeft verdachte een tweetal personen bedreigd door hen met een mes in zijn handen dreigende woorden toe te voegen.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een aantal ernstige geweldsmisdrijven, welke feiten, voor de slachtoffers in het bijzonder, maar ook in een brede kring daar-omheen gevoelens van angst, onrust en onveiligheid veroorzaken. De rechtbank rekent verdachte zulks aan. Dergelijke ernstige feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf dan ook een forse bestraffing.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de rapportage van voornoemde deskundige, alsmede op het uitreksel uit de Justitiële Do-cumentatie d.d. 2 juni 2008 waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder, een aantal malen, door de strafrechter is veroordeeld ter zake geweldsdelicten.
De rechtbank zal het strafrechtelijk verleden van verdachte in strafverhogende zin laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat. Anderzijds wordt rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Psycholoog drs. A.K. Wieringa heeft geadviseerd verdachte verplichte reclasseringsbegeleiding op te leggen, als bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk straf-deel, binnen welke begeleiding verdachte een behandeling dient te ondergaan, gericht op zijn agressieregulatiestoornis en alcoholmisbruik, om de kans op herhaling in de toekomst te reduceren. Verdachte heeft uiteindelijk verklaard hieraan mee te werken en ook de rechtbank kan zich vinden in dit advies.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de hierna te melden duur dient te worden opgelegd. Een deel van deze straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een verplichte reclasseringsbegeleiding en therapie. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf dient te worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partijen zijn ontvankelijk in hun vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door de betreffende bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de betreffende bewezen verklaarde strafbare feiten toe-gebrachte schade.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] (feit 3),
[slachtoffer 5] (feit 4) en [slachtoffer 3] (feit 3) integraal toewijzen, omdat die vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen en door de verdediging niet zijn betwist.
Naast toewijzing van deze civiele vorderingen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7.4 De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Verdachte is door de politierechter te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 april 2006 onder parketnummer 11/500743-05 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met bepaling dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verdachte is door de politierechter te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 11 december onder parketnummer 11/700860-06 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bepaling dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, aangezien hij zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig ge-maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om op grond van artikel 14g, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht in plaats van een last tot tenuitvoerlegging een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht te gelasten.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschrif-ten:
Artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 285 ,300, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier-boven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHT (8) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten ZES (6) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroor-deelde zich voor het einde van de proeftijd, die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet ge-dragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Het Dok in verband met agressieregulatie én een behandeling/begeleiding via de versla-vingszorg Bouman GGZ;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenis-straf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
een TAAKSTRAF voor de duur van HONDERD (100) UREN, bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door vijftig (50) da-gen hechtenis;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 4], wonende te , [aders en woonplaats], een bedrag van EUR 296,10 (tweehonderdenzesennegentig euro en tien cent) (incl. BTW), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 296,10 (tweehonderdenzesennegentig euro en tien cent), ten behoeve van [slachtoffer 4], voornoemd;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt onder handhaving van voormelde verplichting vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen.
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 5], wonende
te [adres en woonplaats],een bedrag van EUR 248,-
(tweehonderdenachtenveertig euro) (incl. BTW), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 248,- (tweehonderdenachtenveertig euro), ten behoeve van [slachtoffer 5], voornoemd;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschul-digde bedrag volgt onder handhaving van voormelde verplichting vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 (vier) dagen.
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 3], wonende te [adres en woonplaats], een bedrag van EUR 63,50 (drieënzestig euro en vijftig cent) (incl. BTW), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 63,50 (drieënzestig euro en vijftig cent), ten behoeve van [slachtoffer 3], voornoemd;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt onder handhaving van voormelde verplichting vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag.
gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 4 april 2006, parketnummer 11/500743-05, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, een TAAKSTRAF (bestaande uit een werkstraf) van honderdentwintig (120) uur, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 11 december 2006, parket-nummer 11/700860-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een TAAKSTRAF (bestaande uit een werkstraf) van achtentwintig (28) uur, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door veertien (14) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. B.M.R.M. Edelhauser - Van Vlijmen en mr. E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2008.