ECLI:NL:RBDOR:2008:BD4299

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
17 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500112-08
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld gepleegd door verdachte en medeplichtige

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 17 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 maart 2008 te Alblasserdam een vrouw heeft beroofd. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, heeft samen met een medeplichtige, die als stagiaire bij de bank werkte, een tas met een geldbedrag van 8000 euro en andere persoonlijke bezittingen van het slachtoffer weggenomen. De beroving vond plaats nadat het slachtoffer kort daarvoor een aanzienlijk bedrag bij de bank had opgenomen. De verdachte had voorafgaand aan de beroving informatie verzameld over de werkprocedure bij de bank en het tijdstip van de geldopname, en volgde het slachtoffer naar haar auto. Tijdens de beroving trok hij het portier van de auto open, leidde het slachtoffer af en trok de tas uit haar handen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een berekenende wijze te werk was gegaan en dat de beroving niet alleen een grote impact had op het slachtoffer, maar ook bijdroeg aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van 300 euro. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer : 11/500112-08
Zittingsdatum : 3 juni 2008
Uitspraak : 17 juni 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1987,
[adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond Huis van Bewaring De IJssel.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2008 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende een geldbedrag (8000 Euro) en/of een portefeuille en/of een rijbewijs en/of een pasje en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader
- een autoportier heeft opengetrokken van de auto waarin die [benadeelde partij] zich bevond en/of
- genoemde tas vanaf het dashboard heeft gepakt en/of
- (hard) aan genoemde tas heeft getrokken (terwijl die [benadeelde partij] de tas vasthad en/of vasthield)]
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
[Strafeis: 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.]
3.2 De verdediging
De verdediging heeft partieel vrijspraak bepleit en heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 300,- ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering in die zin dat hij heeft gevorderd dat zowel verdachte als zijn medeverdachte worden veroordeeld tot betaling van het gehele bedrag.
Door of namens de verdachte is de hoogte van de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 10 maart 2008 te Alblasserdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen
een tas, inhoudende een geldbedrag (8000 Euro) en een portefeuille en een rijbewijs en een pasje en een bril,
toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld
tegen [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een autoportier heeft opengetrokken van de auto waarin die [benadeelde partij] zich bevond en
- genoemde tas vanaf het dashboard heeft gepakt en
- (hard) aan genoemde tas heeft getrokken (terwijl die [benadeelde partij] de tas vasthad en vasthield).
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een oudere vrouw - die kort daarvoor een aanzienlijk geldbedrag had opgenomen bij haar bank - beroofd.
Verdachte is daarbij op een zeer berekenende wijze te werk. Hij heeft vooraf via een vriend de benodigde informatie verzameld over de werkprocedure bij de bank en de datum van de geldopname. Op de dag van de beroving heeft verdachte een auto gehuurd en zich vervolgens via sms-verkeer met die vriend die stage liep bij de desbetreffende bank op de hoogte gesteld van het tijdstip van de geldopname en de uiterlijke kenmerken van het slachtoffer. Na de geldopname is hij haar gevolgd naar haar auto waarna hij het portier heeft opgetrokken, het slachtoffer met een smoes heeft afgeleid en de tas met het geldbedrag uit haar handen heeft getrokken.
Berovingen hebben niet alleen een grote impact op de slachtoffers maar versterken ook in hoge mate de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Bovendien kunnen zij voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn, hetgeen tot psychische schade kan leiden. In de schriftelijke slachtofferverklaring komt dat ook duidelijk naar voren.
Verdachte heeft zich aan dit alles weinig gelegen laten liggen en was slechts uit op financieel gewin om zodoende zijn schulden te voldoen.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij zeer berekenend te werk is gegaan, gebruik en misbruik heeft gemaakt van zijn vriend en nogal gemakkelijk tot het besluit is gekomen om de beroving te plegen. Voorts was verdachte een gewaarschuwd mens nu hij eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard, de ernst en de hiervoor geschetste omstandigheden, waaronder het feit is gepleegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank betrekt bij haar uiteindelijke oordeelsvorming omtrent de duur van de vrijheidsstraf de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren zijn gebracht in het over hem door het Leger des Heils te Dordrecht uitgebrachte rapport d.d. 13 maart 2008 en zoals deze ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. De rechtbank houdt daarbij tevens rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld door de strafrechter voor een vermogensdelict.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur. Zij acht die passend en geboden.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
De rechtbank houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de impact die dit heeft gehad op de benadeelde partij.
Op grond hiervan zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade naar billijkheid integraal toewijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat zowel verdachte als zijn medeverdachte worden veroordeeld tot betaling van het gehele door de benadeelde partij gevorderde bedrag.
Dit standpunt is in strijd met de Wet. De rechtbank zal daarom de betaling gelasten met bepaling van de hoofdelijke aansprakelijkheid.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
* een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat (een gedeelte van) deze straf , te weten 5 (VIJF) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij], een bedrag van EUR 300,- (driehonderd euro) met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 300,- (driehonderd euro) ten behoeve van [benadeelde partij];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 (zes) dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] komt te vervallen voor zover een mededader aan diens betalingsverplichting jegens of ten behoeve van [benadeelde partij] zal hebben voldaan;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. S.H. Gaertman en mr. D. Bogaert, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal,griffier,en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2008.