ECLI:NL:RBDOR:2008:BD3262

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74841 / KG ZA 08-69
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op bedreigende uitlatingen door gedaagde aan advocaat Van Houten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser mr. P.C. van Houten, advocaat te Dordrecht, en gedaagde, die in een e-mail een bedreigende opmerking had gemaakt. Eiser vorderde een verbod voor gedaagde om zich bedreigend uit te laten jegens hem, zijn familie en kantoorgenoten. De aanleiding voor de vordering was een e-mail van gedaagde aan zijn ex-echtgenote, waarin hij onder andere schreef: 'Zal ze doorbelasten aan je advocaat voor ik zijn strot af zal snijden.' Eiser ontving deze e-mail via zijn ex-echtgenote en voelde zich hierdoor bedreigd.

Gedaagde voerde als verweer aan dat zijn opmerking niet bedreigend was bedoeld en dat dit taalgebruik in zijn milieu niet als zodanig werd ervaren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, ongeacht de bedoelingen van gedaagde, de uitdrukking 'zijn strot af zal snijden' als een bedreiging kon worden opgevat. Dit leidde tot de conclusie dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van eiser.

Het gevorderde verbod ten aanzien van eiser werd toegewezen, maar het verbod ten aanzien van de familie en kantoorgenoten van eiser werd afgewezen, omdat hiervoor onvoldoende grond was. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser tot een bedrag van € 1.158,71 werden begroot. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 74841 / KG ZA 08-69
Vonnis in kort geding van 5 juni 2008
in de zaak van
PAULUS CORNELIS VAN HOUTEN,
wonende te Dordrecht,
eiser,
procureur mr. S. Kandemir,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
procureur mr. M.R. Dill.
Partijen zullen hierna Van Houten en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding met producties,
- de akte aan de zijde van Van Houten, houdende overlegging producties,
- de pleitnota van mr. Kandemir,
- de pleitnota van mr. Dill.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 22 mei 2008.
2. De feiten
2.1. Van Houten is advocaat te Dordrecht. Hij heeft de ex-echtgenote van [gedaagde], mevrouw [ex-echtgenote gedaagde], bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.
2.2. In een e-mail van 26 maart 2008 heeft [gedaagde] aan [ex-echtgenote gedaagde] bericht: “Bedankt voor de kosten. Zal ze doorbelasten aan je advocaat voor ik zijn strot af zal snijden. Kun je ook weer op een briefje aan hem geven NSBer”. [ex-echtgenote gedaagde] heeft het bericht aan Van Houten doen toekomen.
2.3. Van Houten heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood. De behandeling van de strafzaak zal op 24 juni 2008 plaatsvinden.
2.4. Bij vonnis van 24 mei 2007 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is op vordering van Van Houten, op straffe van verbeurte van dwangsommen:
- [gedaagde] verboden om zich op enigerlei wijze schriftelijk of bij e-mail over Van Houten uit te laten in die zin dat daaruit overkomt of daaruit blijkt of daaruit afgeleid kan worden of daarin staat Van Houten onbetrouwbaar is, een onbetrouwbaar sujet is, alleen uit is op eigen gewin, een oplichter is, een echtscheidingstiller is en/of ondeskundig is;
- [gedaagde] veroordeeld om aan Van Houten bekend te maken alle door gebruikte adressen, e-mailadressen en woonadressen dan wel zakenadressen van advocaten, notarissen, justitiële instellingen en anderen aan wie hij zijn dichtbundel in wording “Van dik HOUTEN zaagt men planken” heeft toegezonden;
- [gedaagde] veroordeeld om aan al diegenen aan wie hij zijn dichtbundel in wording “Van dik HOUTEN zaagt men planken” heeft toegezonden een rectificatie via e-mail te zenden.
Van Houten heeft beslag doen leggen op de lijfrenteuitkering van [gedaagde], stellende dat [gedaagde] voornoemde veroordeling heeft overtreden en mitsdien dwangsommen heeft verbeurd.
3. Het geschil
De vordering
3.1. Van Houten vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te verbieden om per brief, e-mail, advertentie, persbericht, vlugschrift, althans schriftelijk, althans mondeling, zich over of jegens mr. P.C. van Houten, advocaat te Dordrecht, uit te laten in die zin dat daaruit overkomt, blijkt of kan worden afgeleid dat mr. P.C. van Houten dan wel zijn naasten en/of familieleden en/of kantoorgenoten en/of medewerkers van het advocatenkantoor Van Houten en partners, mag/mogen vrezen voor zijn/hun gezondheid dan wel zijn/hun leven,
- zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere keer dat [gedaagde] dit verbod zal overtreden, met een maximum van € 50.000,-,
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Van Houten legt aan zijn vordering onrechtmatige daad ten grondslag.
3.3. Van Houten stelt daartoe het volgende. Van Houten voelt zich bedreigd. Kennelijk ging [gedaagde] ervan uit dat [ex-echtgenote gedaagde] het bericht aan Van Houten zou doorgeven. Van Houten had gehoopt dat na de uitspraak in het eerdere kort geding en de ontbinding van het huwelijk tussen [ex-echtgenote gedaagde] en [gedaagde] de rust zou weerkeren, maar dit bleek niet het geval. [gedaagde] heeft diverse klachten tegen Van Houten ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten en bij de Vereniging van Familierechtadvocaten en Scheidingsbemiddelaars. Voorts heeft hij aangifte gedaan bij de FIOD.
3.4. Ter onderbouwing van het spoedeisend belang stelt Van Houten dat hij er belang bij heeft dat in afwachting van de strafrechtelijke beoordeling reeds een maatregel wordt getroffen omdat Van Houten zich bedreigd voelt door de uitlatingen van [gedaagde].
Het verweer
3.5. [gedaagde] voert verweer. Hij betwist onder meer dat de vordering spoedeisend is. Hij voert daartoe aan dat de behandeling van de strafzaak al op 24 juni 2008 zal plaatsvinden.
3.6. Op de stellingen van [gedaagde] zal hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Van Houten heeft voldoende gesteld dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Dat op korte termijn de behandeling van de strafzaak zal plaatsvinden maakt dit niet anders. Straf- en civielrechtelijke procedures zijn van geheel verschillende aard en staan los van elkaar.
Onrechtmatige daad
4.2. Vaststaat dat [gedaagde] in de e-mail van 26 maart 2008 aan [ex-echtgenote gedaagde] heeft bericht: “Bedankt voor de kosten. Zal ze doorbelasten aan je advocaat voor ik zijn strot af zal snijden. Kun je ook weer op een briefje aan hem geven NSBer”. [gedaagde] voert nog aan dat zijn tekst niet bedreigend is bedoeld. Hij onderbouwt dit door aan te voeren dat dit taalgebruik in zijn milieu (de metaalbranche) niet als bedreigend wordt ervaren en dat hij er bovendien van is uitgegaan dat zijn e-mails aan [ex-echtgenote gedaagde] ongelezen bleven nu hij deze als ‘spam’ terug ontving.
4.3. Ongeacht de bedoelingen van [gedaagde] is de door hem gebezigde uitdrukking “zijn strot af zal snijden” zodanig dat Van Houten deze als een bedreiging heeft kunnen en mogen opvatten. Voorshands moet worden geoordeeld dat de handeling van [gedaagde] is aan te merken als een onrechtmatige daad in de zin van een inbreuk op een recht, te weten inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van Van Houten. De stelling van [gedaagde] dat hij niet hoefde te verwachten dat zijn e-mail aan Van Houten zou worden doorgeleid doet daaraan niet af; [gedaagde] heeft de e-mail immers verzonden en daarmee heeft hij de mogelijkheid gecreëerd dat het bericht Van Houten ook zou bereiken.
4.4. Het gevorderde verbod versterkt met een dwangsom, is een gepaste prikkel ter voorkoming van herhaling van bedoeld of onbedoeld bedreigende uitlatingen. De hoogte van de gevorderde dwangsom is redelijk en door [gedaagde] ook niet weersproken.
4.5. De vordering van Van Houten zoals in 3.1 omschreven zal worden toegewezen.
4.6. De vordering ter zake van de naasten en/of familieleden van Van Houten en/of kantoorgenoten en/of medewerkers van het advocatenkantoor Van Houten en partners is onvoldoende onderbouwd. Ter zitting heeft Van Houten aangevoerd dat hij dit veiligheidshalve vordert omdat “de pijlen van [gedaagde] alle kanten opgaan”. Weliswaar is ter zitting aan de orde gekomen dat [gedaagde] ook tegen Kandemir, kantoorgenoot van Van Houten, een klacht heeft ingediend, maar dat is voorshands onvoldoende. Voor het overige zijn de uitlatingen van [gedaagde] altijd tegen Van Houten gericht geweest. Van Houten heeft onvoldoende onderbouwd dat te verwachten valt dat [gedaagde] zich ook jegens naasten en/of familieleden van Van Houten en/of kantoorgenoten en/of medewerkers van het advocatenkantoor Van Houten en partners bedreigend zal uitlaten, wat natuurlijk op zich ook niet is toegestaan. Dit deel van het gevorderde verbod zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Houten worden begroot op:
- dagvaarding 88,71
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.158,71
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] om zich per brief, e-mail, advertentie, persbericht, vlugschrift, althans schriftelijk, althans mondeling, over of jegens mr. P.C. van Houten, advocaat te Dordrecht, uit te laten in die zin dat daaruit overkomt, blijkt of kan worden afgeleid dat mr. P.C. van Houten mag vrezen voor zijn gezondheid dan wel zijn leven;
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij handelt in strijd met het onder 5.1 bepaalde, aan Van Houten een dwangsom verbeurt van € 5.000,- (vijfduizend euro), met een maximum van € 50.000,- (vijtigduizend euro);
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Van Houten tot op heden begroot op € 1.158,71;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het anders af meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2008.?