ECLI:NL:RBDOR:2008:BD2838

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
29 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-510258-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en mensenhandel, veroordeling voor cocaïnehandel

In deze zaak heeft de rechtbank Dordrecht op 29 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere verkrachtingen en mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verkrachtingen. Hoewel er seksuele contacten tussen de verdachte en de aangeefsters hadden plaatsgevonden, ontbrak het aan steunbewijs dat deze contacten onder dwang hadden plaatsgevonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten die betrekking hadden op de verkrachtingen, maar veroordeelde hem wel voor andere feiten, waaronder de langdurige handel in cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder het dwingen van slachtoffers tot ontuchtige handelingen en het verkopen van cocaïne. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere criminele activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de noodzaak van een forse vrijheidsstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/510258-07
Zittingsdatum : 15 mei 2008
Uitspraak : 29 mei 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1971,
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Te weten dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 mei 2007 tot en met 24 juni 2007 te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of
- de borsten van genoemde [slachtoffer 1] betast en/of gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 1] bij haar pols(en) vast heeft gepakt en/of gehouden en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan en/of blijven liggen en/of zitten en/of
- die [slachtoffer 1] (met geweld en/of kracht) heeft uitgekleed en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en/of gericht gehouden op, althans getoond aan die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] haar benen nu beter open kon doen en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 02 oktober 2007 te Dordrecht meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 2] bij haar hand(en) en/of arm(en) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de kleding van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] op een bed heeft gegooid en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Rustig, anders sla ik je!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] heeft uigekleed en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 02 oktober 2007 te Dordrecht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren: 30 maart 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 01 juni 2006 te Dordrecht meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3],
hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht en/of geduwd
en (telkens) bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de arm(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] de woning terug heeft ingetrokken en/of
- die [slachtoffer 3] naar zich toe heeft getrokken en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op, althans getoond aan, die [slachtoffer 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Als je geen seks met mij hebt, vermoord ik je!", althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 3] op de grond heeft gegooid en/of
- de kleding van die [slachtoffer 3] kapot heeft gescheurd en/of getrokken en/of
- (met kracht) de kleding van die [slachtoffer 3] omhoog heeft gedaan en/of
- zijn, verdachtes, hand voor/op de mond van die [slachtoffer 3] heeft gebracht en/of gehouden en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer 3] op haar rug heeft gebracht en/of gedraaid en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer 3] opzij heeft gebracht en/of geschoven en/of
- (met kracht) de bil(len) van die [slachtoffer 3] op heeft getild en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 11 maart 2006 te Dordrecht en/of Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of
- de rug en/of bil(len) en/of borst(en) van die [slachtoffer 4] heeft betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 4] op haar rug heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 4] vast heeft gepakt en/of gehouden en/of (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer 4] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 4] een of meerdere knietjes heeft gegeven en/of
- bovenop die [slachtoffer 4] is gaan en/of blijven zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 4] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer 4] vast heeft gepakt en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) naar zich toe heeft getrokken en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 4] naar/in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en/of
- een mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 4] heeft geplaatst/gehouden en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2005 tot en met 01 juni 2005 te Dordrecht, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het met zijn, verdachtes, penis wrijven en/of duwen over/tegen de (bedekte) vagina van die [slachtoffer 5] en/of
- het betasten en/of bevoelen van de (bedekte) vagina van die [slachtoffer 5] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, althans eenmaal,
- het (stevig) vastpakken en/of vasthouden bij de arm(en) van die [slachtoffer 5] en/of
- het op hem, verdachte, trekken van die [slachtoffer 5] en/of
- het trachten te brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in de broek van die [slachtoffer 5];
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2007 tot en met 01 oktober 2007 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- de handen van die [slachtoffer 6] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- zijn, verdachtes, broek heeft geprobeerd uit te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op een of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks de periode 01 november 2006 tot en met 31 januari 2007 te Dordrecht en /of Groningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het sekueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 7], hebbende verdachte (telkens)zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 7] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
-tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat hij haar zal/zou verminken en/of steken en/of schieten, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
-een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op, althans getoond aan die [slachtoffer 7] en/of
(aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 7] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
8.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 27 september 2007 te Dordrecht en/of Groningen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 7] door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen,
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 7], bestaande de dwang en/of het geweld en/of de feitelijkhe(i)d(en) en/of de dreiging met geweld en/of de andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de misleiding en/of het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of het misbruik van een kwetsbare postitie hierin in dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal,
- tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zij de schuld van haar moeder aan verdachte moest terugbetalen en/of dat zij voor hem, verdachte moest gaan werken en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 7] heeft afgepakt en/of de SIM-kaart uit de telefoon van die [slachtoffer 7] heeft verwijderd en/of (vervolgens) heeft vernietigd en/of
zijn, verdachtes, SIM-kaart in de telefoon van die [slachtoffer 7] heeft geplaatst en/of
- met die [slachtoffer 7] langs een of meerdere (prostitutie)werkplek(ken) is gelopen en/of (daarbij) heeft gezegd dat die [slachtoffer 7] daar ook geld moest gaan verdienen en/of
- een (prostitutie)werkplek voor die [slachtoffer 7] heeft geregeld en/of heeft doen en/of laten regelen en/of
- de (prostitutie)werktijd(en) voor die [slachtoffer 7] heeft bepaald en/of
- (nagenoeg) voortdurend in het pand waarin die [slachtoffer 7] verbleef en/of haar werkplek had en/of daarbuiten, haar onder controle en/of toezicht heeft gehouden en/of laten houden, althans haar heeft doen geloven dat die [slachtoffer 7] (nagenoeg) voortdurend onder controle werd gehouden en/of onder toezicht stond en/of
- die [slachtoffer 7] heeft belet haar werkplek te verlaten en/of
- (telkens) de verdiensten van die [slachtoffer 7] geheel of gedeeltelijk heeft ingenomen en/of heeft doen afstaan en/of niet (volledig) heeft (terug)gegeven
- die [slachtoffer 7] in het gezicht en/of tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of gebeten;
9.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 28 september 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een of meer (gebruikers)hoeveelheid/heden van een stof bevattende cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10.
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2007 tot en met 20 september 2007 te Dordrecht, althans in Nederland een persoon (genaamd [slachtoffer 8]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp gericht en/of gericht gehouden op (en/of tegen de rug van), althans getoond aan, die [slachtoffer 8];
11.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 30 juni 2007 te Dordrecht een wapen van categorie I, te weten een gaspistool, althans een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 tot en met 8 en voor het overige een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1], [adres en woonplaats]
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 5000,=, ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid voor de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraken
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, 2 primair en subsidiair, 3, 4, 7 en 8 ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 als volgt.
In het dossier bevinden zich een aangifte (AN.1.01) van het slachtoffer waarin zij verklaart meermalen verkracht te zijn door verdachte en de verklaring van verdachte (VE. 1.01) dat hij meerdere malen seks heeft gehad met aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt aldus deels ondersteund door de verklaring van verdachte. Er zijn diverse getuigen die verklaren dat de seksuele contacten onder dwang zouden hebben plaatsgevonden (GT1.01, GT2.01, GT4.01). Echter, al deze getuigen hebben dit gehoord van aangeefster. Voor het overige ontbreekt direct bewijs ten aanzien van de dwang. In het licht van het bovenstaande kijkt de rechtbank in het bijzonder ook naar de weergave van tapgesprekken tussen aangeefster en verdachte d.d. 10-08-2007 (aanvraag 2e verlenging tap [verdachte], pagina 6). In deze gesprekken vraagt aangeefster onder andere wanneer verdachte weer bij haar langskomt en blijft slapen. Wanneer de rechtbank daarnaast kijkt naar de inhoud van het verhoor van aangeefster (AN.1.06) waarin zij verklaart over gehouden seksfeesten en haar grote behoefte aan seks, rijst er twijfel over de betrouwbaarheid van de aangifte. Gezien deze twijfel heeft de rechtbank niet de overtuiging kunnen bekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de verkrachtingen en zal zij verdachte vrijspreken van dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Er is weliswaar een aangifte (AN. 2.02) maar deze vindt onvoldoende steun in de overige stukken uit het dossier. Het door de officier van justitie voor het bewijs gebruikte tapgesprek (AH. 33) gaat over seks met een 14-jarig meisje, maar kan op geen enkele wijze gekoppeld worden aan aangeefster. De verklaring van getuige [naam getuige](VE. 2.06) staat tegenover de verklaring van verdachte dat hij aangeefster nooit over seks heeft aangesproken, maar biedt in zijn geheel ook onvoldoende grond voor een bewezenverklaring. Het feit dat aangeefster draagster is van de seksuele overdraagbare aandoening Chlamydia, kan eveneens niet als bewijs voor het ten laste gelegde dienen, nu uit de stukken niet blijkt dat verdachte drager is van dezelfde seksueel overdraagbare aandoening. Nu het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 als volgt.
In het dossier bevinden zich een aangifte (AN.4.02) van het slachtoffer waarin zij verklaart meermalen verkracht te zijn door verdachte en de verklaring van verdachte (VE. 1.08) dat hij meerdere malen seks heeft gehad met aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt aldus deels ondersteund door de verklaring van verdachte. Dat het seksuele contact onder dwang zou hebben plaatsgevonden, vindt naast de aangifte geen enkele steun in de overige stukken uit het dossier. Nu het wettig bewijs ontbreekt zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 4 als volgt.
In het dossier bevinden zich een aangifte (AN.5.03) van het slachtoffer waarin zij verklaart meermalen verkracht te zijn door verdachte en de verklaring van verdachte (VE. 1.09) dat hij meerdere malen seks heeft gehad met aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt aldus deels ondersteund door de verklaring van verdachte. Naast de aangifte is er een verklaring van de moeder van aangeefster (GT8.01) waarin zij getuigt dat haar dochter haar heeft verteld dat ze verkracht is. Deze getuigenverklaring wijkt echter op algemene onderdelen en in detail zo sterk af van de aangifte, dat zij onvoldoende redengevend is voor een bewezenverklaring. Nu voor het overige voor de dwang geen steunbewijs aanwezig is, heeft de rechtbank niet de overtuiging kunnen bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 7 en 8 als volgt.
In het dossier bevinden zich een aangifte (BE. 01) van het slachtoffer waarin zij verklaart meermalen verkracht te zijn door verdachte en door hem gedwongen werd als prostituee te werken en de verklaring van verdachte (VE. 1.11) dat hij meerdere malen seks heeft gehad met aangeefster en dat zij voor zichzelf als prostituee werkte in Groningen. De verklaring van aangeefster wordt aldus deels ondersteund door de verklaring van verdachte. Dat het seksuele contact onder dwang zou hebben plaatsgevonden, vindt naast de aangifte onvoldoende steun in de overige stukken uit het dossier.
Ook de uitbuiting van aangeefster door verdachte wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De inhoud van de verschillende getuigenverklaringen ( GT 12.01, GT. 13.01, GT 14.01) ondersteunt weliswaar delen van de aangifte, maar zij ondersteunt tevens delen van de verklaring van verdachte. Een getuige (GT 12.01) verklaart dat aangeefster verliefd was op verdachte en een andere getuige verklaart dat aangeefster en verdachte lief met elkaar omgingen. Daarnaast heeft aangeefster in een eerder contact met de politie, in de periode waarin de ten laste gelegde feiten zouden hebben plaatsgevonden, medegedeeld dat [verdachte] haar vriend was, en hem hierbij aangeduid als “haar mannetje”. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet uit te sluiten valt, dat er een relatie is geweest tussen aangeefster en verdachte. De rechtbank heeft in dit licht niet de overtuiging kunnen bekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting en het oogmerk heeft gehad van uitbuiting van aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van beide feiten.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
5.
in de periode van 01 maart 2005 tot en met 01 juni 2005 te Dordrecht, door geweld andere feitelijkheden [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het met zijn, verdachtes, penis duwen tegen de bedekte vagina van die [slachtoffer 5] en
- het betasten van de bedekte vagina van die [slachtoffer 5] en bestaande dat geweld die andere feitelijkheden uit het meermalen,
- stevig vastpakken bij de arm van die [slachtoffer 5] en
- op hem, verdachte, trekken van die [slachtoffer 5] en
- trachten te brengen van zijn, verdachtes, handen in de broek van die [slachtoffer 5];
6.
in de periode van 01 september 2007 tot en met 01 oktober 2007 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
- de handen van die [slachtoffer 6] heeft vastgepakt en
- zijn, verdachtes, broek heeft geprobeerd uit te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 28 september 2007 te Dordrecht, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en aanwezig heeft gehad (gebruikers)hoeveelheden van een stof bevattende cocaïne, telkens zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10.
in de periode van 31 augustus 2007 tot en met 20 september 2007 te Dordrecht, een persoon genaamd [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een wapen, gericht op de rug van die [slachtoffer 8];
11.
in de periode van 01 april 2007 tot en met 30 juni 2007 te Dordrecht een wapen van categorie I, te weten een gaspistool, zijnde een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
5.
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID;
6.
POGING TOT FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID;
9.
EENDAADSE SAMENLOOP VAN:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD
en
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
10.
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
11.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Uit het door klinisch psycholoog dr. H. Leijsen d.d. 25 januari 2008 omtrent verdachte uitgebrachte rapport komt onder meer naar voren – zakelijk weergegeven -:
Bij verdachte bestond er ten tijde dat de ten laste gelegde feiten zouden zijn begaan geen ziekelijke stoornis, maar wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en anti-sociale trekken. Deze gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte lijkt in zijn jeugd al te zijn ontspoord. Zijn criminele activiteiten lijken bij zijn levensstijl te zijn gaan horen. Hierbij vervaagden de grenzen en ook zijn normen in toenemende mate. Verdachte werd grenzeloos en impulsief. Er lijkt sprake van het besef van het maatschappelijk ongeoorloofde van de ten late gelegde feiten. Maar verdachte lijkt niet geheel de strekking van zijn gedrag begrepen te hebben (weinig inzicht). Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten kan verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusie van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van de deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, doch slechts in licht verminderde mate.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten.
In 2005 heeft verdachte een meisje aangerand door zijn penis tegen haar vagina te duwen en haar vagina te betasten. Verdachte heeft hierbij de armen van het meisje stevig vastgepakt en haar op hem getrokken. In 2007 heeft verdachte geprobeerd wederom een meisje aan te randen door haar handen vast te pakken en zijn broek deels uit te trekken. Het is slechts bij een poging gebleven omdat het meisje de kamer uit kon vluchten.
Verdachte heeft met dit handelen een enorme inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is niet denkbeeldig dat zij hier langdurig hinder van zullen ondervinden. Verdachte heeft zich hier echter weinig gelegen aan laten liggen en slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele behoefte bevrediging. De rechtbank acht het in dit verband zorgelijk dat verdachte kennelijk zelf de indruk heeft dat alle vrouwen seks met hem willen hebben, en hierdoor niet lijkt te begrijpen dat “nee, niet doen” betekent dat een vrouw juist geen seks met hem wil hebben.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan verboden wapen bezit en bedreiging met dit wapen. Verdachte heeft een man bedreigd door een wapen tegen zijn rug te houden. Deze bedreiging vond plaats op straat en in het kader van een drugsconflict.
Naast deze feiten bestond de grootse tijdsbesteding van verdachte uit het dealen in cocaïne. Na een langdurige gevangenisstraf uitgezeten te hebben voor drugssmokkel, is verdachte na zijn vrijlating in 2004 meteen weer begonnen met de handel in cocaïne.
Voor verdachte is het dealen een manier van leven en hij voorziet op deze wijze in zijn levensbehoefte. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte op geen enkele wijze de laakbaarheid van zijn handelen lijkt in te zien. Buiten het feit dat harddrugs schadelijke stoffen zijn voor de gezondheid van personen, gaat de handel hierin tevens gepaard met overlast voor de omgeving en met vele andere vormen van criminaliteit.
Bijvoorbeeld de door de gebruikers te plegen strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan cocaïne. Verdachte heeft hier totaal geen rekening mee gehouden en tijdens zijn jarenlange handel slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en behoeften.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 25 februari 2008 en op het hiervoor onder 6.1 genoemde rapport van de deskundige. Zoals overwogen is verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor de door hem gepleegde feiten. De rechtbank houdt tevens rekening met het uittreksel van de Justitiële Documentatie omtrent verdachte waaruit blijkt dat hij reeds eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten, met uitzondering van zedenzaken.
De bewezenverklaarde feiten en daarbij het langdurig handelen in strijd met de Opiumwet in het bijzonder, rechtvaardigen zonder meer de oplegging van een forse vrijheidsstraf. Uit de rapportages komt naar voren dat de kans op recidive groot is, wanneer verdachte niet begeleid en behandeld wordt. Gelet op de persoon van verdachte onderschrijft de rechtbank de noodzaak van behandeling. De rechtbank is echter van oordeel dat een dermate langdurige vrijheidsstraf passend en geboden is, dat zij, gelet op artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht, niet toekomt aan de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met begeleiding en behandeling.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1 en aan hem dienaangaande geen straf of maatregel wordt opgelegd en er derhalve geen sprake kan zijn van door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit, dient de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 45, 55, 57, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de overige ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIER (4) JAREN en ZES (6) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart [slachtoffer 1], niet ontvankelijk in haar vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. R.E. Drenth en mr. S.H. Gaertman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2008.
Wegens afwezigheid is mr. R.E. Drenth buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.