RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummers: 11/500473-07 en ter terechtzitting gevoegd 11/500015-08
Zittingsdatum: 17 april 2008
Uitspraak: 29 april 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren in1988,
[adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. , locatie , te .
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
(onder parketnummer 11/500473-07)
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle, kleur blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(onder parketnummer 11/500015-08)
hij op of omstreeks 11 januari 2008 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tas (met daarin een mobiele telefoon en/of een portemonnee (met inhoud)en/of een PDA en/of een paspoort en/of een DVD en/of een sleutel(s)en/of kentekenpapier(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij op of omstreeks 11 januari 2008 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tas (kleur bruin, met daarin een portemonnee (met inhoud) en/of autopapier(en) en/of een rijbewijs en/of een sleutel(s)) en/of een autosleutel en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een tas (kleur: roze met wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de nacht van 10 januari 2008 op 11 januari 2008 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] weg te nemen (een) goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een breekvoorwerp heeft geprobeerd een raam open te breken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Papendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een kandelaar(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] weg te nemen (een)DVD-speler(s), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen DVD-speler(s) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een schroevendraaier een raam heeft opengebroken en/of door dat raam die woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 11 januari 2008 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] weg te nemen (een)goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een schroevendraaier heeft geprobeerd een raam open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van17 oktober 2007 tot en met 3 november 2007 te Hardinxveld-Giessendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bouwmarkt, gevestigd aan het [adres], heeft weggenomen (een) deurbeldrukker(s) en/of (een)belset(s) en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.1 De geldigheid van de dagvaardingen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Parketnummer 11/500473-07:
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat tussen de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek en de betekening van de dagvaarding in deze zaak een periode van meer dan twee maanden is gelegen.De vordering ter terechtzitting is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht. De verdediging heeft zich bij deze vordering aangesloten en subsidiair vrijspraak bepleit. De rechtbank stelt vast dat het gerechtelijk vooronderzoek in deze zaak op 9 januari 2008 is gesloten. De dagvaarding is eerst op 26 maart 2008 betekend en dus buiten de wettelijke termijn van artikel 244 lid 1 Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in deze zaak.
Parketnummer 11/500015-08:
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
Parketnummer 11/500015-08:
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde sub 1., 3. en 4. bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2A aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij hebben zich met betrekking tot de zaak met parketnummer 11/500015-08 schriftelijk in het geding gevoegd:
-a) terzake van feit 1: [benadeelde partij 1];
hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 30,-- , ter zake van vergoeding van materiële schade.
-b) ter zake van feit 1: [benadeelde partij 2];
zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 250,--, ter zake van vergoeding van immateriële schade.
-c) ter zake van feit 6: [benadeelde partij 3];
zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 425,--, ter zake van vergoeding van materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de hierboven sub a) vermelde vordering, tot toewijzing van de vordering hierboven sub b) vermeld, en tot afwijzing van de hierboven sub c) genoemde vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte in de zaak met parketnummer 11/500015-08 sub 2, 5 en 6 is ten laste is gelegd, omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is en verdachte deze feiten heeft ontkend.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het sub 2. ten laste gelegde feit, dat er slechts een aangifte is en dat uit het proces-verbaal naar aanleiding van het vergelijkend schoensporenonderzoek onvoldoende is gebleken dat de bij de woning van aangeefster aangetroffen schoensporen daadwerkelijk van verdachte afkomstig zijn.
Met betrekking tot feit 5 stelt de rechtbank vast dat er naast de aangifte geen ander bewijsmiddel voorhanden is op grond waarvan bewezen kan worden dat verdachte dit feit zou hebben begaan. Hetzelfde geldt voor het sub 6. ten laste gelegde feit. Uit de bij het proces-verbaal gevoegde videobeelden vanuit de bouwmarkt kan de rechtbank niet afleiden dat verdachte een of meer van de vermiste goederen heeft weggenomen. Voor dit feit resteert de enkele aangifte, hetgeen onvoldoende wettig bewijs oplevert.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 11 januari 2008 te Papendrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tas (met daarin een mobiele telefoon en een portemonnee (met inhoud) en een PDA en een paspoort en een DVD en sleutels en kentekenpapieren), toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] Prins, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
in de nacht van 10 januari 2008 op 11 januari 2008 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres] (50) weg te nemen (een) goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), toebehorende aan B.F. Schmitt, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming, met een breekvoorwerp heeft geprobeerd een raam open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 10 januari 2008 te Papendrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres] (114) heeft weggenomen kandelaars, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverweging
Verdachte heeft van de ten laste gelegde (pogingen tot) woninginbraken slechts het onder 1. ten laste gelegde feit bekend. Daarnaast heeft verdachte tegenover de politie bekend ook een poging tot inbraak te hebben gepleegd. De rechtbank acht naast het onder 1. ten laste gelegde feit ook de onder 3. en 4. ten laste gelegde poging tot woninginbraak respectievelijk woninginbraak bewezen. Naast de betreffende aangiften bezigt de rechtbank voor het bewijs ook het proces-verbaal van vergelijkend onderzoek naar de werktuigsporen, aangetroffen bij de respectievelijke woningen [adres] 50, 54 en 114. Door de verbalisant wordt in het proces-verbaal van technisch onderzoek Z1.AH.11 (PL1851/08-003938) geconcludeerd dat de werktuigsporen waarschijnlijk zijn veroorzaakt met hetzelfde werktuig. Verdachte heeft ten aanzien van feit 1. ([adres] 54) verklaard dat hij een koevoet heeft gebruikt bij de inbraak, dat dit zijn koevoet is en dat hij deze nooit uitleent. Op grond van het bovenstaande, van de uit het proces-verbaal blijkende zelfde werkwijze en van de omstandigheid dat alle feiten in een zeer korte tijdsspanne ( te weten op 10 of 11 januari of in de tussenliggende nacht) en in dezelfde straat zijn gepleegd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dan ook de sub 3. en 4. ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. en 4. telkens
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
3.
POGING TOT DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Omtrent verdachte is dd. 18 maart 2008 een psychologisch rapport opgemaakt door drs. J.J. van der Weele. Uit dit rapport komt onder meer naar voren –zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene is sprake van zwakbegaafdheid en van een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling, dit laatste vooral door milieu-invloeden. Betrokkene heeft geen intern controlesysteem wat hem weerhoudt om delicten te plegen. Ondanks de behoorlijke verstandelijke beperking van betrokkene weet hij inmiddels wel dat stelen niet mag. Dat hij zich direct na het vorig onderzoek zonder enige bedenking opnieuw heeft laten overhalen tot delictpleging typeert hem enerzijds ten volle, maar blijft o.i. toch ook grotendeels zijn keuze. Tot meer dan een lichte vermindering van de toerekeningsvatbaarheid zouden wij derhalve ook ditmaal niet willen concluderen.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van voornoemde deskundige met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen, zodat de rechtbank deze conclusies overneemt. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de bewezenverklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen bepaald op grond van de ernst van en de omstandigheden waaronder begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een zeer kort tijdsbestek twee woninginbraken gepleegd aan de [adres] in Papendrecht, en in dezelfde straat in de tussenliggende nacht een poging tot een woninginbraak gedaan. Bij een van de woninginbraken is een tas met daarin een mobiele telefoon, een portemonnee met inhoud, een PDA, een paspoort en diverse sleutels weggenomen; bij de andere twee kandelaars. Verdachte verschafte zich toegang tot de woningen door telkens met een koevoet een klapraam open te breken.
Misdrijven als door verdachte gepleegd veroorzaken veel onrust en angst in de samenleving. Niet alleen hebben de gedupeerden veel ongemak doordat zij de weggenomen voorwerpen missen en –vaak in alle haast- zaken moeten regelen en herstellen om verdere schade of ongerief te voorkomen, maar ook hebben zij vaak nog lange tijd angstgevoelens en voelen zij zich in hun eigen huis (een plek waar zij zich bij uitstek op hun gemak zouden moeten voelen) niet meer gerust en veilig. Vaak vrezen bewoners opnieuw door inbraken en insluipers getroffen te worden. De rechtbank neemt verdachte de gepleegde feiten dan ook zeer kwalijk. Daarbij komt dat verdachte de misdrijven puur uit verveling en vanuit de behoefte om snel geld te kunnen verdienen lijkt te hebben gepleegd. Verdachte heeft geen enkel inlevingsvermogen in de slachtoffers laten zien.
Het hierboven genoemde psychologisch rapport van 18 maart 2008 van de heer drs. J.J. van der Weele laat zich ook uit over de recidivekans en de aan verdachte op te leggen straf. Uit dit rapport komt onder meer naar voren –zakelijk weergegeven-:
De kans op recidive is zonder meer groot. Zoals gezegd heeft verdachte geen intern controlesysteem wat hem weerhoudt om tot delictpleging over te gaan en verder speelt mogelijk ook de invloed van zijn vader bij verdachte een negatieve rol. Het feit dat hij geen daginvulling heeft en ook geen duidelijk doel in zijn bestaan maakt dat het plegen van delicten voor verdachte ook wel een doel op zich kan zijn, met bijbehorende spanning en wellicht ook enig geldelijk gewin.
Het is duidelijk dat betrokkene op dit moment niet gemotiveerd is om zijn ouderlijk huis te verlaten en wij vragen ons dan ook openlijk af of toeleiding naar een begeleide woonvorm wel zinvol en haalbaar zal zijn. Ons advies is om eerst de mogelijkheden van plaatsing binnen een ISD-traject te overwegen (rekening houdend met o.m. de implicaties van zijn verstandelijke beperking) en mocht dat niet mogelijk zijn, dan (als 2e keuze) alsnog de mogelijkheden tot begeleid wonen verder te exploreren, met daarbij zeer intensieve begeleiding.
Het over verdachte dd. 20 maart 2008 uitgebrachte reclasseringsrapport van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Dordrecht vermeldt onder meer -zakelijk weergegeven: Verdachte toont geen enkel schuldbesef. In een eerder toezicht is geen enkel doel bereikt. Een ISD-maatregel zal de enige mogelijkheid zijn om de lopende hulpverlening te ondersteunen. Als betrokkene terugkeert in dezelfde omstandigheden is de kans op recidive extreem hoog. Wij willen u adviseren betrokkene te veroordelen tot een ISD-maatregel. En zich hierbinnen te houden aan de aanwijzingen van justitie en de reclassering, zich te huisvesten in een begeleide woonvorm en mee te werken aan werk en/of dagbesteding.
De rechtbank overweegt omtrent de aan verdachte op te leggen straf het volgende.
De gepleegde feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte zouden op zichzelf het opleggen van de ISD-maatregel rechtvaardigen, ware het niet dat artikel 38m lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht hiervoor (onder meer) vereist dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf is veroordeeld en het feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Verdachte is in de vijf voorafgaande jaren echter slechts twee maal bij onherroepelijk vonnis veroordeeld tot een vrijheidsbenemende maatregel. Verdachte voldoet derhalve niet aan de wettelijke criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, de hierboven genoemde rapporten, het daarin genoemde recidiverisico, en de houding van verdachte ter terechtzitting, waaruit is gebleken dat verdachte niet gemotiveerd is om zijn leven een andere wending te geven (bijvoorbeeld door een andere woning of woonvorm te zoeken), acht de rechtbank een onvoorwaardelijke straf het meest passend. Verdachte zal een keer moeten voelen dat zijn gedrag niet kan worden geaccepteerd en dat hij het roer om zal moeten gooien.
Op grond van het vorenoverwogene zal de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur opleggen.
7.2 De vordering van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1. bewezen verklaarde feit zijn deze partijen in zoverre ontvankelijk in hun vordering.
De rechtbank zal het door benadeelde partij [benadeelde partij 2] gevorderde bedrag van EUR 250,-- toewijzen, omdat de verdachte jegens deze partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade en dit bedrag redelijk voorkomt.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is niet ontvankelijk in zijn vordering, nu deze niet eenvoudig van aard is; onduidelijk is immers of het bij de insluiting van verdachte aangetroffen geld daadwerkelijk uit de portemonnee van de benadeelde afkomstig is nu de aangifte dit bedrag niet als inhoud van de gestolen portemonnee vermeldt.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] is niet ontvankelijk in zijn vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd met betrekking tot het sub 6. ten laste gelegde feit, omdat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank
parketnummer 11/500473-07:
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van de zaak met parketnummer 11/500473-07;
parketnummer 11/500015-08:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 2., 5. en 6. ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte sub 1, 3 en 4 heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van NEGEN MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], [adres], een bedrag van EUR 250,--., met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 250,-- ten behoeve van [benadeelde partij 2], [adres];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vijf dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres], niet ontvankelijk in zijn vordering, met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3], [adres], niet ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter, mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. E. van Schouten, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. T.H.J. van Beek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2008.
Mr. F.L.J.M. Heijnen is wegens afwezigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.