RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/500000-08
Zittingsdatum : 10 april 2008
Uitspraak : 24 april 2008
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1977,
[adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Sliedrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (moeder van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een flesje een slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen (terwijl die [slachtoffer] op de bank lag en/of nadat die [slachtoffer] op de grond terecht was gekomen) en/of
- die [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) in de richting van een muur heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Sliedrecht opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen (terwijl die [slachtoffer] op de bank lag en/of nadat die [slachtoffer] op de grond terecht was gekomen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Sliedrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met een flesje een slaande bewegingen gemaakt in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] bij de haren vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) in de richting van een muur bewogen;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2007 te Sliedrecht in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], (verdachtes moeder), heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel en/of pijn heeft ondervonden.
2.1De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft –het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met het bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De vrijspraak
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat wat aan verdachte onder feit 1. primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat hij hiervan vrijgesproken dient te worden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de tenlastegelegde gedragingen van verdachte hebben geleid of kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 01 januari 2008 te Sliedrecht opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer], meermalen heeft gestompt en geslagen (terwijl die [slachtoffer] op de bank lag en nadat die [slachtoffer] op de grond terecht was gekomen), waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
op 01 januari 2008 te Sliedrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met een bierflesje een slaande bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] bij de haren vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) in de richting van een muur bewogen;
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2007 te Sliedrecht in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], (verdachtes moeder), heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 het navolgende.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer meermalen door verdachte is geslagen en/of gestompt en/of geschopt. De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat zulks letsel en/of pijn oplevert.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
MISHANDELING, TERWIJL HET MISDRIJF WORDT BEGAAN TEGEN ZIJN MOEDER
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
MISHANDELING, TERWIJL HET MISDRIJF WORDT BEGAAN TEGEN ZIJN MOEDER, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Op verzoek van de rechtbank heeft GZ-psycholoog drs. A.H. Eenhoorn over (de persoon van) verdachte een rapport uitgebracht.
Uit voornoemd rapport d.d. 11 maart 2008 komt onder meer het navolgende naar voren – zakelijk weergegeven -:
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van As-I pathologie, te weten een schizofrene stoornis, alsmede hiermee verweven middelenmisbruik. Daarnaast worden in de persoonlijk- heidsstructuur paranoïde en schizoïde trekken waargenomen.
Ook ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van bovengenoemde duurzame gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkene zijn gedragskeuze ten tijde van het ten laste gelegde zodanig, dat dat mede daaruit verklaard kan worden. In het verlengde van bovenstaande acht rapporteur betrokkene door zijn paranoïde psychotische ziektebeeld ontoerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde.
Op verzoek van de rechtbank heeft psychiater P.R.F. Beetsma over (de persoon van) verdachte een rapport uitgebracht.
Uit voornoemd rapport d.d. 17 maart 2008 komt onder meer het navolgende naar voren – zakelijk weergegeven -:
Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis met traagheid, dwanghandelingen/gedachten, onwillekeurige beweging en contactstoornissen. Verder is er sprake van een ziekelijke stoornis zich uitende in een schizofrenie (waarschijnlijk paranoïde type) met betrekkingideeën/hallucinaties, plotselinge agressieve (gewelds)uitingen, slechte zelfzorg, inactiviteit/initiatiefloosheid, gebrekkige behandelmotivatie, medicijnnegativisme, geen zelfinzicht en middelenmisbruik. De schizofrenie lijkt toch wel de hoofddiagnose te zijn waarbij de pervasieve stoornis een symptoom/uiting is van een schizofrene ontwikkeling. Verdere diagnostische verfijning is in de toekomst noodzakelijk.
De middelenmisbruik kan gezien worden als een symptoom van zijn schizofrene stoornis, maar ook als een zelfstandige stoornis.
Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren de genoemde stoornissen aanwezig.
De gedragskeuzes werden ten tijde van het begaan van het delict door zijn stoornis(sen) bepaald. Vanuit deze stoornis(sen) is een ernstige achterdocht met een verkeerde interpretatie van de werkelijkheid nog eens versterkt door zijn middelenmisbruik, opgetreden. Deze achterdocht was de reden voor zijn gewelddadig gedrag. Onderzochte is volledig ontoerekeningsvatbaar.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van voornoemde deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen, zodat de rechtbank deze conclusies overneemt. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
7. De redenen, die tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een uitbarsting van woede zijn moeder mishandeld door te stompen en te slaan, terwijl zijn moeder op de bank en op de grond lag. Daarnaast heeft verdachte zijn moeder bedreigd met zware mishandeling. Ook in voorgaande jaren heeft hij haar meerdere malen mishandeld.
Een dergelijke mate van geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar de ervaring leert, dat slachtoffers van een dergelijke mate van geweld daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke omstandig¬heden van verdachte zoals deze ter terechtzitting en ook uit de diverse rapportages zijn geble¬ken. Daarnaast heeft zij in het bijzonder acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder door de strafrechter is veroordeeld terzake geweldsdelicten.
Zoals onder 6. reeds is overwogen acht de rechtbank de verdachte ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van de door hem gepleegde strafbare feiten.
De deskundige drs. A.H. Eenhoorn heeft zich tevens uitgelaten over de afdoening van de strafzaak. Uit het rapport van deze deskundige komt onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende naar voren:
De realiteitstoetsing van betrokkene is door de pathologie verstoord. Hij heeft nauwelijks inzicht in zijn eigen motieven en agressieve impulsen en weert zijn verantwoordelijkheid voor het uitleven daarvan in vergaande mate af. Hierdoor is de kans op herhaling van soortgelijke delicten aanzienlijk hoog.
Gesteld kan worden dat, gezien de ernst van de stoornis, de kans op recidive dusdanig verhoogd is, dat betrokkene een behandeling nodig heeft die een langdurig karakter zal moeten waarborgen. Om de veiligheid van anderen te beschermen wordt daarom de maatregel van ter beschikking stelling met dwangverpleging geadviseerd.
De deskundige P.R.F. Beetsma heeft zich eveneens uitgelaten over de afdoening van de strafzaak. Uit het rapport van deze deskundige komt onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende naar voren:
Onderzoeker acht TBS met dwang het enig advies wat aangewezen is en wel om de volgende redenen:
- niet door behandeling te beïnvloeden agressief (gewelds-)gedrag door, ook niet door een verplichte reclasseringscontrole/begeleiding;
- behandeling middelenmisbruik had geen effect (2007): onderzochte gaat door met middelen te gebruiken;
- geen ziekte inzicht;
- geen behandelmotivatie.
Onderzoeker denkt dat de maatschappij tegen het geweld van onderzochte beschermd moet worden. Tijdens het verblijf in een TBS-kliniek kan een diagnostische verfijning plaatsvinden, dit om een goede en effectieve behandelaanpak te vinden en de kans op recidive te verminderen.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd, mede in aanmerking genomen dat:
- bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond;
- de bewezen verklaarde misdrijven betreffen als omschreven in artikel 37a, eerste lid aanhef sub 1 van het Wetboek van Strafrecht;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen
van deze maatregel eist.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde maatregel is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 37a, 37b, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1. primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte niet strafbaar voor de bewezenverklaarde strafbare feiten en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
GELAST DAT DE VERDACHTE TER BESCHIKKING WORDT GESTELD;
BEVEELT DAT DE TER BESCHIKKING GESTELDE VAN OVERHEIDSWEGE WORDT VERPLEEGD.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. M.R.J. Schönfeld en mr. S.H. Gaertman, rechters,
in tegenwoordigheid van P.J.F.M. Vermaat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2008.