ECLI:NL:RBDOR:2008:BD0515

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-712526-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige stiefdochter

Op 24 april 2008 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, geboren op 16 oktober 1991. De feiten vonden plaats in de periode van 1 september 2006 tot en met 17 juni 2007 te Westmaas, gemeente Binnenmaas. De verdachte heeft meermalen ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht. De verdachte heeft verzocht om een lagere straf, omdat hij anders zijn werk en huis zou verliezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief eventuele behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/712526-07
Zittingsdatum : 10 april 2008
Uitspraak : 24 april 2008
STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1962,
[postcode en woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 17 juni 2007 te Westmaas, gemeente Binnenmaas, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (16-10-1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] gevingerd en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten en/of de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] betast en/of
- het schaamhaar van die [slachtoffer] geschoren.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 september 2006 tot en met 17 juni 2007 met de 15 jarige dochter van zijn partner ontuchtige handelingen heeft gepleegd, welke mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte (als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering) afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 april 2008;
- het op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van politie Zuid-Holland-Zuid van aangifte van [betrokkene], met nummer PL1852/07-070199, d.d. 27 juni 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door I. van Dijk en D. Almeida Mendes, dossierpagina’s 13 tot en met 18 van het eindproces-verbaal met nummer PL1852/07-505967;
- het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van de politie Zuid-Holland-Zuid, met nummer, PL1852/07-070199, d.d. 6 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door A. van de Graaf, dossierpagina’s 21 tot en met 41 van voornoemd eindproces-verbaal;
- een geschrift, zijnde een uittreksel uit het register van geboorten betreffende het slachtoffer.
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 01 september 2006 tot en met 17 juni 2007 te Westmaas, gemeente Binnenmaas, meermalen telkens met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen
- die [slachtoffer] gevingerd en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten en/of de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] betast en/of
- het schaamhaar van die [slachtoffer] geschoren.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
MET IEMAND, DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezend achtend - gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden, waarvan acht (8) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling/therapie bij een forensische psychiatrische polikliniek.
6.2 Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de strafeis van de officier van justitie begrijpt. De verdachte heeft de rechtbank verzocht om een lagere straf op te leggen, omdat hij anders zijn werk en huis verliest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van 1 september 2006 tot en met 17 juni 2007 met de 15 jarige dochter van zijn partner ontuchtige handelingen gepleegd, welke mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Tussen de verdachte en het slachtoffer bestaat een leeftijdsverschil van ongeveer 30 jaren. Gebruikmakend van dit leeftijdsverschil heeft verdachte -in zijn omgang met het minderjarige slachtoffer- herhaalde malen een situatie in het leven geroepen waarin het slachtoffer geen andere mogelijkheid zag dan de ten laste gelegde gedragingen van verdachte toe te laten/te laten gebeuren.
Deze handelwijze van de verdachte moet als uiterst verwerpelijk worden gekwalificeerd en dit alles heeft een grote nadelige invloed op het slachtoffer. De verdachte heeft het vertrouwen dat het slachtoffer in hem mocht hebben op grove wijze beschaamd. Met zijn handelen heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van minderjarigen bij hen tot psychische schade kan leiden. Het opbouwen van een vertrouwensband met een volwassen persoon, dan wel het aangaan van toekomstige seksuele contacten, kan voor het slachtoffer problematisch zijn. Dat de maatschappij met gevoelens van afschuw en verontwaardiging reageert op het plegen van ontuchtige handelingen met jonge slachtoffers geeft te meer aan hoe afkeurenswaardig seksueel misbruik van minderjarigen wordt geacht. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat de bewezenverklaarde handelingen zijn verricht bij een zwakbegaafd slachtoffer.
Gelet op hetgeen gebruikelijk wordt opgelegd voor een dergelijk feit, uitgaande van een first offender, wordt voor het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaren een gevangenisstraf voor de duur van twee tot drie jaren passend beschouwd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven het onjuiste van zijn handelen in te zien en dat hij zijn spijt tegenover het slachtoffer heeft betuigd. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 maart 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Door B. van Loenen, rapporteur bij Reclassering Nederland is op 21 maart 2008 een voorlichtingsrapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. In dit rapport staat – kort en zakelijk weergegeven – dat de kans op herhaling aanwezig is. De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt dat betrokkene behandeling dient te volgen bij een forensische psychiatrische polikliniek als Het Dok of De Waag.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard aan de geadviseerde behandeling mee te werken.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van twintig (20) maanden. De rechtbank zal een gedeelte van deze straf, groot acht (8) maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee (2) jaren om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Voorts acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte wordt begeleid en ondersteund.
Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank daarom bepalen dat verdachte gedurende de proeftijd een verplicht reclasseringscontact opgelegd krijgt, ook als dit inhoudt dat hij behandeling dient te volgen bij een forensische psychiatrische polikliniek als Het Dok of De Waag.
7. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 3.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 4. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWINTIG (20) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ACHT (8) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek als Het Dok of De Waag;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. M.R.J. Schönfeld en mr. S.H. Gaertman, rechters,
in tegenwoordigheid van P.J.F.M. Vermaat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2008.