ECLI:NL:RBDOR:2008:BC5574

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-710257-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor flessentrekkerij met meerdere benadeelde partijen

De rechtbank Dordrecht heeft op 28 februari 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige verdachte, die werd beschuldigd van flessentrekkerij, meermalen gepleegd. De verdachte heeft in de periode van 4 november 2004 tot en met 6 februari 2006 samen met anderen goederen gekocht met de intentie om deze niet volledig te betalen. Dit heeft geleid tot aanzienlijke schade voor verschillende bedrijven, die hierdoor financieel zijn benadeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij een minder prominente rol speelde in de criminele activiteiten, toch verantwoordelijk was voor het veroorzaken van groot nadeel aan de benadeelden. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat hij mogelijk onder druk heeft gestaan tijdens de uitvoering van de strafbare feiten.

De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 240 uren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van twee zaken die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem veroorzaakte schade. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor de zaken die niet bewezen zijn, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige feiten, wat leidt tot een aanzienlijke straf en schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 11/710257-07
Zittingsdatum : 14 februari 2008
Uitspraak : 28 februari 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft - na verwijzing door de politierechter naar de meervoudige kamer- op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1969,
[adres en woonplaats]
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2004 tot en met 6 februari 2006 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking
over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de
navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten - zakelijk weergegeven -:
(zaak 1)
150, althans één of meerdere pla(t)e(en) isolatiemateriaal (merk: Isoklinker, type: 5400) en/of 27, althans één of meerdere (bijbehorende) hoek(en) en/of (bijbehorend) klein materiaal, in of omstreeks de periode van 20 januari 2005 tot en met 16 februari 2005 te 's-Gravendeel en/of Nörvenich (Duitsland) bij het bedrijf "[benadeelde partij 1]" en/of
(zaak 2)
4, althans één of meerdere (houten) kast(en) en/of een gashaard en/of een (natuurstenen) sierschouw en/of 85 m2, althans één of meerdere (marmeren) vloertegels, in of omstreeks de periode van 23 november 2004 tot en met 11 maart 2005 te 's-Gravendeel en/of Oostakker (België) bij het bedrijf "[benadeelde partij 2]" en/of
(zaak 3)
60, althans één of meerdere meter(s) (zinken) dakgoot, in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 15 april 2005 te 's-Gravendeel bij "[benadeelde partij 3]" en/of
(zaak 4)
5, althans één of meerdere boxspring(s) en/of 2, althans één of meerdere hoofdbord(en) en/of 8,5, althans één of meerdere meter(s) stof, in of omstreeks de periode van 10 november 2004 tot en met 22 april 2005 te 's-Gravendeel en/of Brussel (België) en/of Maasmechelen (België) bij het bedrijf [benadeelde partij 4] en/of
(zaak 5)
8, althans één of meerdere (eikenhouten) kozijn(en) en/of 8, althans één of meerdere (massief houten) paneeldeur(en) en/of een (mahoniehouten) voordeurkozijn en/of een (mahoniehouten) voordeur en/of 2, althans één of meerdere (eikenhouten) omtimmering(en), in of omstreeks de periode van 28 januari 2005 tot en met 19 april 2005 te 's-Gravendeel en/of Steenbergen bij het bedrijf "[benadeelde partij 5]" en/of
(zaak 6)
het vervoeren van een woonwagen van 's-Gravendeel naar Huis ter Heide, in of omstreeks de periode van 01 december 2004 tot en met 27 april 2005 te 's-Gravendeel en/of Huis ter Heide en/of Harderwijk, door het bedrijf "[benadeelde partij 6]" en/of
(zaak 7)
het plaatsen van een woonwagen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 26 mei 2005 te Huis ter Heide en/of Barneveld door het bedrijf [slachtoffer 1] en/of
(zaak 8)
24, althans één of meerdere tegel(s) (merk: Sphinx Ankara) en/of 15, althans één of meerdere vloertegel(s) (merk: Sphinx Ankara) en/of 24, althans één of meerdere strip(s) (merk: Sphinx Ankara) en/of 3, althans één of meerdere
lampje(s) (merk: merk: Newcastle) en/of 2, althans één of meerdere plafond(s) (merk: Newcastle), in of omstreeks de periode van 10 februari 2005 tot en met 28 april 2005 te 's-Gravendeel en/of Lelystad en/of Rotterdam bij het bedrijf
"[slachtoffer 2]" en/of
(zaak 9)
een (inbouw)keuken (merk: Siematic), in of omstreeks de periode van 4 november 2004 tot en met 6 februari 2006 te Huis ter Heide en/of Bielefeld (Duitsland) bij het bedrijf "[slachtoffer 3]".
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
De officier van justitie heeft in de dagvaarding onder de zaken 6 en 7 het vervoeren van een woonwagen (zaak 6) en het plaatsen van een woonwagen (zaak 7) tenlastegelegd, welke zaken volgens de aanhef van de tenlastelegging betrekking zouden hebben op het een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren. De handelingen ‘vervoeren van een woonwagen en het plaatsen van een woonwagen’, kunnen echter niet worden aangemerkt als het kopen van goederen.
Nu deze handelingen, zoals tenlastegelegd, niet kunnen vallen onder de kwalificatie van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht, leidt dit tot een innerlijke tegenstrijdigheid van die delen van de dagvaarding.
De dagvaarding is dan ook nietig voor zover betrekking hebbend op de zaken 6 en 7.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding voor het overige aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde met uitzondering van de zaken 6 en 7 bewezen achtend- gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [benadeelde partij 1] (Deutschland). Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 13995,50 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
- [benaadeelde partij 2] (België). Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 19774,76 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
- [benadeelde partij 3]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 965,12 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
- [benadeelde partij 4]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 1783,07 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
- [benadeelde partij 5]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 12548,55 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
- [benadeelde partij 6]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 2677,50 ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
Door of namens de verdachte zijn de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder de zaken 4 en 9 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak 4 overweegt de rechtbank als volgt:
Het procesdossier bevat een proces-verbaal van aangifte, waarin aangever - zakelijk weergegeven - verklaart een persoon te hebben ontmoet die zich voordeed als meneer Van den Berg die een aantal boxsprings, hoofdborden en meters stof zou hebben besteld, die later niet zouden zijn betaald. Aangever beschrijft deze meneer Van den Berg zodanig dat naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het hier verdachte betreft. Nu verder niet is gebleken van andere bewijsmiddelen in deze zaak, stelt de rechtbank vast dat het proces-verbaal van aangifte niet voldoende wettig bewijs oplevert voor het tenlastegelegde onder zaak 4 en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder zaak 4 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van zaak 9 overweegt de rechtbank als volgt:
Het procesdossier bevat een fax, waarin benadeelde [slachtoffer 3] - aan vermoedelijk een rapporteur van de recherche - verklaart een keuken te hebben gemonteerd bij een van verdachtes medeverdachten. Verder bevinden zich enkele facturen en een aanmaning van deze montage, geadresseerd aan die medeverdachte, in het dossier. Een van verdachtes medeverdachten verklaart hierover - zakelijk weergegeven - dat hij weet dat er iemand van een bedrijf een keuken is gaan opmeten.
De rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende wettig bewijs oplevert voor het tenlastegelegde onder zaak 9 en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder zaak 9 ten laste is gelegd.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
omstreeks de periode van 4 november 2004 tot en met 28 april 2005 op na te noemen plaatsen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of (een) ander(en) de beschikking
over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de
navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten - zakelijk weergegeven -:
(zaak 1)
150platen isolatiemateriaal (merk: Isoklinker, type: 5400) en 27 (bijbehorende) hoeken en (bijbehorend) klein materiaal, omstreeks de periode van 20 januari 2005 tot en met 16 februari 2005 te 's-Gravendeel of Nörvenich (Duitsland) bij het bedrijf "[benadeelde partij 1]" en
(zaak 2)
4 houten kasten en een gashaard en een natuurstenen sierschouw en 85 m2 marmeren vloertegels, in de periode van 23 november 2004 tot en met 11 maart 2005 te 's-Gravendeel en Oostakker (België) bij het bedrijf "[benadeelde partij 2]" en
(zaak 3)
60 meter zinken dakgoot, omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 15 april 2005 te 's-Gravendeel bij
"[benadeelde partij 3]" en
(zaak 5)
8 eikenhouten kozijnen en 8 (massief houten) paneeldeuren en een mahoniehouten voordeurkozijn en een mahoniehouten voordeur en 2 eikenhouten omtimmeringen, in de periode van 28 januari 2005 tot en met 19 april 2005 te 's-Gravendeel en Steenbergen bij het bedrijf ""[benadeelde partij 5]" en
(zaak 8)
meerdere tegels (merk: Sphinx Ankara) en 15 vloertegel(s) (merk: Sphinx Ankara) en 24 strips (merk: Sphinx Ankara) en 3
lampje (merk: Newcastle) en 2 plafond(s) (merk: Newcastle), in de periode van 10 februari 2005 tot en met 28 april 2005 te Rotterdam bij het bedrijf "[slachtoffer 2]" .
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
MEDEPLEGEN VAN EEN BEROEP OF GEWOONTE MAKEN VAN HET KOPEN VAN GOEDEREN MET HET OOGMERK OM ZONDER VOLLEDIGE BETALING ZICH OF EEN ANDER DE BESCHIKKING OVER DIE GOEDEREN TE VERZEKEREN, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, op ruime schaal schuldig gemaakt aan vermogenscriminaliteit, zijnde flessentrekkerij. Hij heeft gedurende een periode van een half jaar in zijn levensonderhoud voorzien door een groot aantal bedrijven financieel te duperen. Daarbij gaat het om een - in totaal - groot benadelingsbedrag. Verdachte heeft in vele gevallen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat ondernemers in hem hadden.
Verdachte hanteerde samen met anderen twee verschillende werkwijzen.
Bij de eerste manier benaderde men bedrijven, waar men vervolgens goederen bestelde. Een deel van de kosten werd hierbij aanbetaald. Levering zou plaatsvinden op een nader te noemen plaats, datum en tijdstip. Na lossing van de goederen, die veelal plaatsvond in een loods te ’s-Gravendeel, verklaarde men geen of te weinig geld bij zich te hebben. Hierop werd aan degene die bij de desbetreffende levering namens het bedrijf waar de koopovereenkomst mee was gesloten, aanwezig was, voorgesteld naar de bank te rijden. Daar aangekomen, stapte verdachte of zijn medeverdachte uit om ‘te gaan pinnen’. Eenmaal uitgestapt ging men er echter als de wind vandoor.
Bij de andere werkwijze bestelde men de goederen op dezelfde manier. Verdachte haalde alleen of met een ander de goederen op of liet de goederen in ’s-Gravendeel bezorgen, al dan niet na een aanbetaling te hebben gedaan, en betaalde vervolgens niet. Ondanks de verstuurde rekeningen en verschillende aanmaningen bleef betaling bij herhaling uit. Men deed zich bij deze transacties in veel gevallen voor als de heer Van den Berg of gebruikte de bedrijfsnaam Van der Velde (Timmerwerken). Benadeelden probeerden verdachte en zijn medeverdachte veelvuldig te bereiken, wat echter niet lukte.
Verdachte heeft zich alleen, dan wel samen met een ander of anderen, voorgedaan als een bonafide ondernemer en is er aldus in geslaagd koopovereenkomsten aan te gaan, terwijl hij wist dat hij en die ander of anderen financieel niet in staat zouden zijn of wilden zijn de verschuldigde kosten te voldoen. Hij heeft door deze handelwijze veel bedrijven, met welke een overeenkomst was aangegaan, groot nadeel berokkend. Deze personen worden met de ernstige financiële gevolgen van het in zee gaan met verdachte nog dagelijks geconfronteerd. Sommigen van hen hebben lange tijd moeten werken om het verloren geldbedrag weer terug te verdienen. Het vertrouwen dat de benadeelden in verdachte als koper meenden te kunnen stellen, is door zijn handelwijze op grove wijze beschaamd. Dit gedrag doet bovendien tevens ernstig afbreuk aan het vertrouwen dat mensen in het sociale leven en ondernemingen in het economische verkeer aan anderen moeten kunnen stellen.
De rechtbank heeft bij haar oordeel rekening gehouden met het feit dat verdachte een geringere rol had in de activiteiten die hij samen met anderen heeft ontplooid en dat hij hierbij wellicht fors onder druk heeft gestaan.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juli 2007 nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is de rechtbank voor wat betreft de straftoemeting van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, uitsluitend een vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Een groot gedeelte van deze straf zal, met inachtneming van de hiervoor genoemde geringere rol van verdachte, voorwaardelijk worden opgelegd.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] zijn allen ontvankelijk in de vorderingen, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] toewijzen, nu die vorderingen niet onredelijk en ongegrond voorkomen.
Naast toewijzing van deze civiele vorderingen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De rechtbank zal benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu zij ten aanzien van zaak 4 niet is gekomen tot een bewezenverklaring.
De rechtbank zal benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu zij ten aanzien van zaak 6 is gekomen tot partiële nietigheid van de dagvaarding.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart de dagvaarding nietig voor zover betrekking hebbend op de zaken 6 en 7;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHT MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten VIER MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1] (Deutschland), een bedrag van EUR 13995,50 (dertienduizend negenhonderd vijfennegentig euro en vijftig eurocent) met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 13995,50 (dertienduizend negenhonderd vijfennegentig euro en vijftig eurocent) ten behoeve van [benadeelde partij 1];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 99 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], (België), een bedrag van EUR 19774,76 (negentienduizend zevenhonderd vierenzeventig euro en zesenzeventig eurocent) met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 19774,76 (negentienduizend zevenhonderd vierenzeventig euro en zesenzeventig eurocent) ten behoeve van [benadeelde partij 2];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 128 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij 3], een bedrag van EUR 965,12 (negenhonderd vijfenzestig euro en twaalf eurocent) met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 965,12 (negenhonderd vijfenzestig euro en twaalf eurocent) ten behoeve van [benadeelde partij 3];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [benadeelde partij 5], een bedrag van EUR 12548,55 (twaafduizend vijfhonderd achtenveertig euro en vijfenvijftig eurocent) met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 12548,55 (twaafduizend vijfhonderd achtenveertig euro en vijfenvijftig eurocent) ten behoeve van [benadeelde partij 5];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 92 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 5] komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 5];
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart de benadeelde partijen Elsach [benadeelde partij 4],
en [benadeelde partij 6], niet-ontvankelijk in hun vordering en veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door verdachte gemaakt tot deze uitspraak elk begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. T. Kooijmans en mr. E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.R.C. Polderman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2008.
Door afwezigheid is mr. Kooijmans voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.