ECLI:NL:RBDOR:2008:BC4954

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68516 HAZA 07-2057
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van de Gemeente Dordrecht inzake parkmanagement op bedrijventerrein Dordtse Kil III

In deze zaak vorderde de Vereniging Beheer Dordtse Kil III (VBK III) dat de Gemeente Dordrecht onrechtmatig handelde door geen jaarlijkse bijdragen te betalen voor parkmanagement op het bedrijventerrein Dordtse Kil III. De Gemeente had in 1998 het initiatief genomen voor de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen, waaronder DK III, en had in 2003 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met andere partijen. VBK III stelde dat de Gemeente, door het ondertekenen van deze overeenkomst en het publiekelijk adverteren van parkmanagement als essentieel onderdeel van de duurzaamheid, het vertrouwen had gewekt dat zij bij zou dragen aan de kosten van het parkmanagement.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet onrechtmatig handelde. De Gemeente had geen verplichtingen op zich genomen met betrekking tot de duurzaamheid van het bedrijventerrein of deelname aan VBK III op het moment van de verwerving van het perceel. De rechtbank concludeerde dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt bij VBK III dat de Gemeente zou bijdragen aan de kosten van het parkmanagement. De vorderingen van VBK III werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde VBK III in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke afspraken en verplichtingen in samenwerkingsovereenkomsten, vooral in publiek-private samenwerkingen. De rechtbank wees erop dat de Gemeente niet verplicht was om dezelfde voorwaarden te hanteren als andere gronduitgevers, en dat de rol van ROM-D als commanditaire vennootschap niet automatisch de Gemeente aansprakelijk stelde voor de verplichtingen van VBK III.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 68516 / HA ZA 07-2057
vonnis van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2008
in de zaak van
vereniging met rechtspersoonlijkheid Vereniging Beheer Dordtse Kil III
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
rechtspersoon naar publiekrecht Gemeente Dordrecht
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
procureur: mr. A.C.M. Geerts.
Partijen worden hieronder aangeduid als VBK III en de Gemeente.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 29 januari 2007,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 4 april 2007,
proces-verbaal van comparitie van 12 juli 2007 en de daarin genoemde stukken,
de door beide partijen overgelegde producties,
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1. De Gemeente heeft in 1998 het initiatief genomen bij de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen binnen de gemeente. Hierbij was bijzondere aandacht voor het bedrijventerrein Dordtse Kil III (hierna: DK III).
Blijkens het als productie 1 bij de dagvaarding overgelegde Uitvoeringsplan Duurzaamheid Dordtse KIL III was één van de aspecten, waarin het duurzame karakter tot uiting zou komen het opzetten van een systeem van parkmanagement. In het uitvoeringsplan wordt melding gemaakt van een basispakket aan parkmanagementtaken, bestaande uit afvalbeheer, collectieve beveiliging, klein onderhoud aan het openbaar gebied, bewegwijzering, het aanbieden van collectief ingekochte groene stroom en het structureel stimuleren van vervoermanagement.
2.2. Op 6 maart 2003 is tussen de Gemeente en een tiental andere partijen de als productie 2 bij de dagvaarding gevoegde samenwerkingsovereenkomst gesloten die betrekking heeft op de uitgangspunten van de duurzame ontwikkeling en de inzet van de partijen daarbij.
2.3. De gronden binnen de grenzen van het bedrijventerrein DK III worden uitgegeven door private grondeigenaren enerzijds en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden c.v. (hierna: ROM-D) anderzijds. Daartoe heeft de Gemeente gronden die binnen de grenzen van het bedrijventerrein in haar bezit waren, overgedragen aan ROM-D met uitzondering van het thans in geding zijnde perceel.
ROM-D is een publiek-private samenwerkingsvorm, waarin, gemeenten in het Drechtstedengebied (waaronder de gemeente Dordrecht), de provincie Zuid-Holland, het Ontwikkelings- en Participatiebedrijf voor de Publieke Sector en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam participeren.
2.4. ROM-D heeft bij de uitgifte van alle gronden de verplichting (door te geven via een kettingbeding) opgenomen dat de zakelijk gerechtigde van de grond lid wordt van VBK III, teneinde het parkmanagement als collectieve onderneming van de op DK III gevestigde bedrijven te laten functioneren.
2.5. De Gemeente was al vanaf 1996 met de brandweer in overleg over het realiseren van een regionaal oefenterrein. Daarvoor was in 1997 al een (ander) perceel aangekocht, waarop het oefenterrein – naar later bleek – niet kon worden gerealiseerd. Het thans in geschil zijnde perceel, nabij de Toermalijnring 1600, kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie V, nr. 1155, groot 1 ha. 94 a. 70 ca. (hierna: perceel 1), is door de Gemeente aangekocht en op 17 februari 1999 in eigendom verkregen.
Daarnaast heeft de gemeente aangekocht van ROM-D en op 31 augustus 2005 in eigendom gekregen een perceel grond, gelegen aansluitend aan het in geschil zijnde perceel (hierna: perceel 2).
2.6. Beide percelen zijn door de Gemeente op 23 augustus 2006 in erfpacht uitgegeven aan Zuid-Holland Zuid Investerings b.v., die de percelen beschikbaar heeft gesteld aan de commanditaire vennootschap Safety Center Zuid-Holland c.v., die aldaar een multifunctioneel oefencentrum (brand- en calamiteitenbestrijding) exploiteert. Dit ten behoeve van de training van brandweerkorpsen en (andere) hulpverleners.
Ten aanzien van perceel 2 is de Zuid-Holland Investerings b.v. lid geworden van VBK III.
3.1. De vordering
VBK III vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat dat de Gemeente vanaf 23 augustus 2006 onrechtmatig jegens VBK III handelt door te weigeren jaarlijkse bedragen te betalen aan VBK III gelijk aan de contributie van het lidmaatschap van VBK III voor de eigenaar c.q. zakelijk gerechtigde van een perceel met een grootte van 1 ha 94 a 70 ca, respectievelijk te weigeren of na te laten er anderszins voor te zorgen dat de gebruiker of genotsgerechtigde jaarlijks een dergelijk bedrag betaalt;
- de Gemeente veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VBK III te betalen de somma van € 14.821,-, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 4.112,50 vanaf 23 augustus 2006 en over een bedrag van € 10.708,50 vanaf 1 januari 2007, althans vanaf een, in beide gevallen, door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, steeds tot aan de voldoening;
- de Gemeente veroordeelt in de kosten van het geding.
VBK III stelt daartoe het volgende:
De werkzaamheden die in het kader van parkmanagement worden uitgevoerd komen ten dele aan het gehele industrieterrein ten goede en derhalve ook aan niet leden van eiseres. Het gaat hier om beveiliging, groenonderhoud, bewegwijzering, collectieve contracten voor afvalverwijdering en voor service van brandblusapparatuur. De contributie per lid valt hoger uit omdat de kosten niet kunnen worden omgeslagen over iedereen die erbij is gebaat. Eiseres heeft in dezen een eigen belang dat parallel loopt aan dat van haar leden en dat bestaat uit het verzekeren dat alle eigenaren c.q. zakelijk gerechtigden lid zijn van eiseres en bijdragen in de kosten van het park. Voor zover nodig treedt eiseres op namens haar leden en daartoe gemachtigd door haar leden.
De Gemeente heeft – door het ondertekenen van de samenwerkingsovereenkomst, door het publiekelijk adverteren dat parkmanagement een essentieel onderdeel van de duurzaamheid van DK III uitmaakt, door afspraken te maken met ROM-D als gronduitgevende partij en door een aantal taken over te dragen aan eiseres – het vertrouwen opgewekt bij gegadigden voor gronden op DK III dat de kosten van het verplichte parkmanagement zouden worden gedragen door alle eigenaren of zakelijk gerechtigden op DK III, omdat die verplicht lid van VBK III zouden worden. De weigering van de Gemeente om ervoor zorg te dragen dat VBK III financieel in de positie wordt geplaatst als ware de gemeente dan wel de erfpachter / gebruiker wel lid van VBK III, is jegens VBK III en/of haar leden onrechtmatig.
Eiseres heeft belang bij een uitspraak waarin voor recht wordt verklaard dat de Gemeente sinds 23 augustus 2006 onrechtmatig handelt jegens eiseres, onder gelijktijdige veroordeling van de Gemeente tot betaling van een bedrag gelijk aan de contributie voor een perceel ter grootte van het in geschil zijnde perceel voor de periode van 23 augustus 2006 tot en met 31 december 2006 en voor het jaar 2007. Voor de jaren 2006 en 2007 beliep de contributie € 1,- per m2, waarop aan de leden bij wege van voorschot in 2006 € 0,50 en in 2007 € 0,55 in rekening is gebracht, zodat de Gemeente over 2006 € 4112,50 en over 2007 € 10,708,50 dient te voldoen.
3.2. Het verweer
De conclusie van de Gemeente strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van VBK III bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan.
Bij verwerving van perceel 1 op 17 februari 1999 rustten op de Gemeente geen verplichtingen ter zake van de duurzaamheid van het bedrijventerrein en/of verplichte deelname aan VBK III. Op dat moment bestond VBK III nog niet en was er ook geen overleg over duurzaamheid van het bedrijventerrein gaande. De Gemeente had al in 1999 en 2000 overeenstemming met de brandweer over de vestiging van het regionaal oefenterrein en daarbij was het opleggen van een verplichting tot deelname aan VBK III niet aan de orde. Door verschillende omstandigheden heeft de daadwerkelijke vestiging van een erfpachtrecht op perceel 2 pas in 2006 plaatsgevonden. Voorts was het opleggen van een verplichting tot deelname in VBK III niet aan de orde.
VBK III is in 2001 opgericht door TRS Holdings b.v., Stout projecten b.v. en ROM-D. De Gemeente was geen partij. Ook na de oprichting van VBK III is de Gemeente met betrekking tot perceel 1 geen lid geworden. Eventuele afspraken gelden derhalve niet voor haar.
De Gemeente heeft voorts niet het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij VBK III of haar leden dat de Gemeente ter zake van perceel 1 de kosten van parkmanagement zou afdragen of zou zorgen dat anderen dat doen.
Ook uit het Uitvoeringsplan blijkt geen verplichting voor de Gemeente tot deelname in VBK III met betrekking tot parkmanagement. De Gemeente betwist dat zij onrechtmatig handelt.
De Gemeente stelt voorts dat van de binnen het door VBK III georganiseerde parkmanagement ten behoeve van het thans in geschil zijnde perceel geen kosten behoeven te worden gemaakt, zodat er geen schade is voor VBK III of voor haar leden. Voor het geval dat de Gemeente enige verplichting zou hebben om aan het parkmanagement bij te dragen stelt de gemeente dat het onredelijk is om de volledige kosten van parkmanagement in rekening te brengen. In dat geval zou rekening moeten worden gehouden met de kosten die de gemeente, respectievelijk Zuid-holland Zuid Investerings b.v., respectievelijk Safety Center Zuid Holland zelf al heeft gemaakt ten behoeve van “parkmanagement” werkzaamheden.
Voor zover de Gemeente aansprakelijk mocht zijn voor het door VBK III gevorderde, kan er geen sprake van zijn dat de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2006 resp. 1 januari 2007 verschuldigd is omdat er vanaf die data nog geen sprake was van verzuim.
4. De beoordeling van het geschil
De door VBK III als productie 2 overgelegde Samenwerkingsovereenkomst Duurzaamheid Dordtse Kil III, gedateerd 6 maart 2003, bevat, anders dan VBK III stelt, geen door VBK III of haar leden afdwingbare rechtsplicht voor de Gemeente om ter zake van perceel 1 zelf lid te worden van VBK III en/of te bewerkstelligen dat de opvolgende zakelijk gerechtigden dat zouden worden.
Van belang is hierbij dat de ondertekenaars van deze overeenkomst niet meer hebben toegezegd dan zich actief te zullen inzetten voor het naleven van de afspraken zoals deze in het Uitvoeringsplan Duurzaamheid Dordtse Kil III zijn vastgelegd, waaraan is toegevoegd dat dit betekent dat de partijen de verantwoordelijkheid zullen nemen voor het uitvoeren van alle aan hen toegewezen taken.
Zoals de Gemeente ter comparitie heeft aangevoerd, blijkt uit de overeenkomst dat zij partij is bij de overeenkomst als direct verantwoordelijke overheid en als aandeelhouder van ROM-D. Voorts heeft de gemeente er op gewezen dat zij in het Uitvoeringsplan Duurzaamheid Dordste Kil III en dan met name in hoofdstuk 3 “Duurzaamheid in het uitgifteproces” slechts een beperkt aantal taken toegewezen gekregen. Ook in hoofdstuk 8 “Financiering Uitvoeringsplan” is een beperkt aantal verantwoordelijkheden aan de Gemeente toegewezen. Door VBK III is niet gesteld, noch is gebleken dat aan de Gemeente ook de taken van “Gronduitgever” zijn toebedeeld.
In de door VBK III gestelde feiten en omstandigheden is reeds daarom geen jegens VBK III of haar leden onrechtmatig handelen of nalaten van de Gemeente gelegen.
Anders dan VBK III ter comparitie heeft gesteld, is ROM-D niet zonder meer als verlengde arm van de gemeente te beschouwen. Het is immers een commanditaire vennootschap, waarin de Gemeente slechts één van de deelnemers is. Niet is gesteld of gebleken dat de Gemeente de verplichting had om alle grond die zij in eigendom had of zou verkrijgen binnen de begrenzingen van het bedrijventerrein DK III aan ROM-D over te dragen of onder dezelfde voorwaarden uit te geven als ROM-D doet.
Hetgeen ROM-D – onder meer bij de oprichting van VBK III met de twee mede-oprichters van VBK III – is overeengekomen, verplicht de gemeente niet zich aan dezelfde regels te committeren. Gelet op het hiervoor overwogene, kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente door te handelen als door VBK III is gesteld, bij VBK III of haar leden het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de Gemeente of haar rechtsopvolgers ter zake van perceel 1 zou bijdragen aan het parkmanagement.
Gelet op het voorgaande is in hetgeen door VBK III is gesteld, geen onrechtmatig handelen of nalaten van de Gemeente gelegen. De vorderingen van VBK III zullen dan ook worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal VBK III worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt VBK III in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 904,- aan salaris van de procureur en € 409,31 aan verschotten, waarvan € 84,31 aan griffierecht;
- verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 februari 2008.