ECLI:NL:RBDOR:2008:BC2814

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500131-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. T.F. van der Lugt
  • mr. R.R. Roukema
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na mishandeling en bedreiging

De rechtbank Dordrecht heeft op 24 januari 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn vader en bedreiging van zijn broer. De rechtbank heeft de man ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. Dit besluit volgde op de vaststelling dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waaronder een chronisch psychotisch beeld en afhankelijkheid van meerdere psychoactieve middelen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet goed te behandelen is in de reguliere psychiatrie en dat de ISD-maatregel onvoldoende waarborgen biedt voor een effectieve behandeling.

Tijdens de zittingen op 4 december 2007 en 10 januari 2008 werd het onderzoek hervat, waarbij de rechtbank de gedragsdeskundigen en de reclassering om advies vroeg. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zou worden geplaatst, wat de rechtbank uiteindelijk heeft toegewezen. De rechtbank achtte de verdachte voor de mishandeling en bedreiging ontoerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat hij voor de diefstal van een navigatiesysteem in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was.

De rechtbank benadrukte de impact van de feiten op de slachtoffers, vooral op de vader van de verdachte, en de overlast die zijn gedrag in de samenleving veroorzaakte. Gezien de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak voor langdurige en intensieve behandeling, werd besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500131-07
Zittingsdatum: 10 januari 2008
Uitspraak: 24 januari 2008
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1974,
wonende te [woonplaats],
thans uit andere hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, HvB Haarlem, Harmenjansweg 4 te Haarlem.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. Het tussenvonnis
De rechtbank heeft in de onderhavige zaak op 18 september 2007 een tussenvonnis gewezen. In genoemd tussenvonnis heeft de rechtbank de formele voorvragen als bedoeld in artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering, de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging aan de orde gesteld.
Bij voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting in de zaak heropend en aansluitend geschorst voor onbepaalde tijd teneinde te bewerkstelligen dat alsnog gedragskundig onderzoek en reclasseringsrapportage ter zake van verdachte zal plaatsvinden.
Ter terechtzittingen van 4 december 2007 en 10 januari 2008 is het onderzoek in de zaak telkens hervat.
Kopieën van de dagvaarding en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
[Tenlastelegging:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2007 tot en met 26 februari 2007 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (subsidiair)
hij op of omstreeks 20 februari 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte;
2.
(710475-07)
hij op of omstreeks 21 februari 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] - zijnde verdachtes vader), (met kracht) een of meer ke(e)r(en) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) heeft geslagen en/of
gestompt tegen/op het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en) en/of de buik althans het (gehele) lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
(710475-07)
hij op of omstreeks 21 januari 2007 te Dordrecht [slachtoffer 2], zijnde verdachtes broer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar, althans een scherp (knip)voorwerp, (van korte afstand) gehouden in de richting van die [slachtoffer 2] en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af, vuile klootzak" en/of "ik steek hem in je schedel, dan ben je gelijk dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.]
2. Het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2008
2.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn eerdere vordering zoals gedaan ter terechtzitting van 4 september 2007 gewijzigd. De officier van justitie heeft thans gevorderd - het tenlastegelegde onder 1. subsidiair, 2. en 3. bewezen achtend – dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.
2.2 De verdediging
De raadsvrouw heeft de visie en de standpunten van verdachte verwoord. Zij heeft gesteld dat verdachte een behandeling niet noodzakelijk acht.
3. De bewijsbeslissingen
3.1 Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. primair ten laste is gelegd.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op grond van de schaarse bewijsmiddelen die zich in het strafdossier bevinden niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1. primair tenlastegelegde heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen onder 1. primair ten laste is gelegd.
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
(subsidiair)
hij op of omstreeks 20 februari 2007 te Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte;
2.
(710475-07)
hij op of omstreeks 21 februari 2007 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] - zijnde verdachtes vader), (met kracht) een of meer ke(e)r(en) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) heeft geslagen en/of gestompt tegen/op het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en) en/of de buik althans het (gehele) lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
(710475-07)
hij op of omstreeks 21 januari 2007 te Dordrecht [slachtoffer 2], zijnde verdachtes broer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar, althans een scherp (knip)voorwerp, (van korte afstand) gehouden in de richting van die [slachtoffer 2] en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je af, vuile klootzak" en/of "ik steek hem in je schedel, dan ben je gelijk dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
3.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. (subsidiair) DIEFSTAL.
2. MISHANDELING BEGAAN TEGEN ZIJN VADER.
3. BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT.
5. De strafbaarheid van de verdachte
5.1 De rapporten van de deskundigen
Op verzoek van de rechtbank heeft drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog, omtrent verdachte een rapport uitgebracht. In dit rapport, dat gedateerd is 2 januari 2008, komt onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven - :
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een chronisch psychotisch beeld, meest waarschijnlijk schizofrenie van het paranoïde type. Daarnaast is er sprake van misbruik en afhankelijkheid van meerdere psychoactieve middelen. Voorts werden er forse verstandelijke beperkingen vastgesteld, waarbij meest waarschijnlijk voldaan wordt aan de diagnostische criteria van lichte zwakzinnigheid en men differentiaaldiagnostisch kan denken aan zwakbegaafdheid.
De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling waren van invloed op betrokkene’s gedrag ten tijde van het ten laste gelegde. Van belang is dat er ten tijde van het onder 2. en 3. ten laste gelegde, waarschijnlijk sprake was van een floride psychotische toestand met paranoïde wanen, terwijl dat ten tijde van het onder 1. ten laste gelegde waarschijnlijk niet het geval was.
De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren van invloed op betrokkene’s gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten last gelegde daaruit (gedeeltelijk) verklaard zou kunnen worden.
Ten aanzien van het onder 2. en 3. ten laste gelegde geldt dat betrokkene de intenties en gedragingen van personen uit zijn directe omgeving niet anders kon interpreteren dan vanuit paranoïde wanen. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde geldt waarschijnlijk dat betrokkene handelde vanuit een gedragspatroon dat al vele jaren eigen aan hem is als drugsverslaafde. Hoewel dat niet toetsbaar is aan de delictbeleving (omdat betrokkene deze vanuit een ontkennende houding niet presenteert) is het aan te nemen dat de verstandelijke beperkingen daarbij ook van oorzakelijke betekenis waren. Immers wordt betrokkene daardoor permanent belemmerd in zijn mogelijkheden om problemen adequaat op te lossen en de gevolgen van het handelen goed te overzien.
Betrokkene werd (mede) door zijn ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling tot het ten laste gelegde bewogen, meer dan bij de gemiddelde ander in vergelijkbare omstandigheden het geval geweest zou zijn.
Wat de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten betreft geldt, dat er sprake was van een gebrekkige realiteitstoetsing, zodanig dat er van wilsvrijheid geen sprake kon zijn. Hieruit volgt dat het meest passende advies is om betrokkene ten aanzien van deze feiten te beschouwen als zijnde geweest ontoerekeningsvatbaar.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit dient in aanmerking genomen te worden dat dit waarschijnlijk niet vanuit floride psychotische symptomen verklaard kan worden. Het is te adviseren om dit feit in sterk verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Uit het door L.A. Vink, psychiater, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 27 december 2007 komt onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven - :
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie en afhankelijkheid van verschillende middelen. Daarbij is er een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van antisociale trekken. Dit was ook het geval ten tijde van het tenlastegelegde.
Zowel de ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling beïnvloedden in grote mate de gedragingen van betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Betrokkene heeft waanideeën over zijn familie en bedreigde vanuit zijn waangedachten zijn vader en broer. Hij stal het navigatiesysteem vanuit zijn behoefte aan geld om drugs te kunnen kopen. Hierbij schoten zijn gewetensfunctie en impulscontrole tekort. Daarbij heeft betrokkene ook weinig mogelijkheden om zijn levensstijl te veranderen.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid wordt geadviseerd om betrokkene voor de bedreigingen van zijn vader en broer als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voor het stelen van het navigatiesysteem kan geargumenteerd worden dat betrokkene wel weet dat dit gedrag niet toegestaan is maar hij heeft weinig andere gedragsmogelijkheden en kan hij als sterk verminderd toerekeningsvatbaar hiervoor worden beschouwd.
5.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de conclusies in voornoemde rapporten op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de onder 2. en 3. bewezenverklaarde strafbare feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat het onder.1 bewezenverklaarde strafbare feit slechts in sterk verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van de onder 2. en 3. bewezenverklaarde strafbare feiten.
6. De redenen die tot de maatregel hebben geleid
6.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft uit een auto een navigatiesysteem gestolen. Daarnaast heeft hij zijn vader mishandeld en zijn broer bedreigd met een schaar. Deze laatste twee feiten vonden plaats in de ouderlijke woning. Een plaats bij uitstek waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Hoewel familieleden al eerder te maken hebben gehad van overlast, bedreigingen en geweldsdelicten door verdachte, hebben deze feiten opnieuw - met name op zijn vader - een behoorlijke impact gehad. Verdachtes handelen veroorzaakt daarnaast overlast in de samenleving.
Niettemin komt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 5. is overwogen omtrent de psychische toestand van verdachte ten tijde van de laatstgenoemde feiten, niet toe aan het opleggen van enige straf.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren zijn gekomen in de rapporten van de Stichting Reclassering Nederland te Rotterdam, de beide gedragsdeskundigen, de brieven van De Grote Rivieren te Dordrecht en zoals die ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 augustus 2007, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten.
Uit het rapport van de psycholoog, voornoemd, komt omtrent een eventueel te nemen maatregel onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -:
De drugsverslaving, de verstandelijke beperkingen en de chronische psychose verhogen de kans op recidive. Vele malen is gebleken dat betrokkene’s toestand sterk verbetert onder invloed van antipsychotische medicatie en onthouding van drugs. Even zo vaak verviel betrokkene na deze interventies in drugsgebruik en delictgedrag. Vanuit de reguliere GGZ is aangegeven dat men geen mogelijkheden ziet om binnen de voor hen beschikbare kaders, de stelselmatigheid, waarmee betrokkene steeds terugvalt, te doorbreken. Om recidive te voorkomen zou men betrokkene voor een langere periode in een gesloten situatie moeten kunnen houden en van daaruit instroom in aangepaste levensomstandigheden moeten voorbereiden.
Uit het rapport van de psychiater, voornoemd, komt omtrent een eventueel te nemen maatregel onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -:
Voor de kans op recidive zijn van belang dat betrokkene geen ziektebesef heeft en zich niet goed laat behandelen. Hij is niet gemotiveerd om te stoppen met zijn drugsgebruik. Er zijn ernstige psychosociale problemen. Zijn persoonlijkheidsproblematiek is nog een factor waardoor hij weinig gemotiveerd is om zijn levensstijl te veranderen. Betrokkene zit al jaren in een vicieuze cirkel waarbij hij niet in staat is de vooruitgang die tijdens opnames bereikt wordt, na ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis, vast te houden. Ter preventie van recidive en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene is een langdurige gedwongen opname aangewezen waarbij het nemen van medicatie, psycho-educatie, stoppen van drugsgebruik, en een voorzichtige resocialisatie aangewezen zijn. Betrokkene is niet goed te behandelen in de reguliere psychiatrie.
De rechtbank is thans van oordeel, gelet op de recente rapportages van de gedragsdeskundigen en de reclassering alsmede het verhandelde ter terechtzitting, dat het opleggen van de ISD-maatregel niet de juiste optie is. Deze maatregel biedt volgens de rechtbank onvoldoende waarborgen voor een frequente, langdurige, intensieve en systematische behandeling van verdachte, hetgeen op lange termijn het meest in het belang van zowel verdachte als van de samenleving is. Beide gedragsdeskundigen zijn er van overtuigd dat een dergelijke behandeling slechts zal kunnen geschieden in het kader van een gedwongen opname van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat het merendeel van de strafbare feiten niet aan verdachte kan worden toegerekend. Op grond van de rapportages van de gedragsdeskundigen, het verhandelde ter terechtzitting en gelet op de Justitiële Documentatie, heeft zij tevens vastgesteld dat verdachte een gevaar vormt voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar het meest geïndiceerd is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat de rechtbank genoemde maatregel zal gelasten, acht de rechtbank het opleggen van een straf voor het bewezenverklaarde vermogensdelict in dit geval niet opportuun.
7. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde maatregel is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 37, 39, 57, 285, 310, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 3.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 4. onder 1. bewezenverklaarde strafbare feit;
verklaart de verdachte niet strafbaar voor de onder 4. onder 2. en 3. bewezenverklaarde strafbare feiten en ONTSLAAT hem te dier zake van ALLE RECHTSVERVOLGING;
gelast wegens deze feiten de volgende maatregel:
de PLAATSING van verdachte in een PSYCHATRISCH ZIEKENHUIS voor de termijn van EEN (1) JAAR.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter
mr. R.R. Roukema en mr. drs. E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2008.
Mr. drs. Van Schouten is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.