ECLI:NL:RBDOR:2008:BC2652
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake de uitleg van artikel 6.6 sub b van een overeenkomst tussen professionele partijen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, hebben eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen en besloten vennootschappen, een vordering ingesteld tegen gedaagden, eveneens bestaande uit een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap. De procedure volgde op een tussenvonnis van 11 juli 2007, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten te verduidelijken met betrekking tot de uitleg van artikel 6.6 sub b van een overeenkomst die op 21 juni 2001 was gesloten. Eisers stelden dat de opbrengsten van diensten en onderhoudscontracten niet in mindering moesten worden gebracht op de ontwikkelingskosten voor automatiseringspakketten, terwijl gedaagden een grammaticale uitleg van het artikel voorstonden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de deskundigen in hun rapportage tot de conclusie zijn gekomen dat het saldo aan ontwikkelingskosten tot nihil moest worden beperkt, wat door eisers werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de deskundigen niet voldoende onderbouwd hadden waarom de ontwikkelingskosten niet op het door gedaagden berekende negatieve saldo van f 396.414,- moesten worden gewaardeerd. Dit leidde tot de conclusie dat gedaagden verplicht waren om een bedrag van f 157.620,- aan eisers terug te betalen.
In de beslissing heeft de rechtbank de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die op dat moment waren vastgesteld op een totaalbedrag van € 50.521,00. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagden direct aan de kostenveroordeling moesten voldoen, ongeacht een eventuele hoger beroep.