ECLI:NL:RBDOR:2007:BC2344
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in dodelijk verkeersongeval door onvoldoende bewijs van schuld
Op 27 december 2007 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 23 augustus 2007 te Zwijndrecht. De verdachte, bestuurder van een personenauto, kwam in botsing met een fietser, die als gevolg van het ongeval overleed. De officier van justitie had de verdachte primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), waarbij bewezen diende te worden dat het aan de schuld van de verdachte te wijten was dat het ongeval had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte er op mocht vertrouwen dat hij voorrang zou krijgen van de fietser. De fietser had plotseling de voorrangsweg overgestoken zonder voorrang te verlenen, wat leidde tot de onvermijdelijke botsing. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Daarnaast was de verdachte ook subsidiair ten laste gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW, dat het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg strafbaar stelt. De rechtbank oordeelde dat onder de geschetste omstandigheden ook geen sprake was van schending van dit artikel. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW en sprak hem ook van dit subsidiaire ten laste gelegde feit vrij. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Dordrecht, onder leiding van voorzitter M.J.A. Plaisier, en in aanwezigheid van de andere rechters W.P.M. Jurgens en R.W. van Zuijlen.