RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 11/500459-07
Parketnummers TUL: 11/500750-06; 11/711109-06
Zittingsdatum: 22 november 2007
Uitspraak: 6 december 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1984,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk brand heeft gesticht in (een) (6 meter hoge) conife(e)r(en) (toebehorende aan de Evangelische gemeente 't Scheepke), immers heeft verdachte toen daar opzettelijk een brandende aansteker, althans een brandend voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die conife(e)r(en), althans met (een) brandbare stof(fen), tengevolge waarvan die conife(e)r(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een in de nabijheid van die coniferen (op ongeveer 7 meter afstand) staand verenigingsgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Alblasserdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit woongebouw De Wielen heeft weggenomen snoepgoed en/of etenswaren en/of een geldbedrag (ongeveer 60 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan A.P. van Vliet en/of bejaardenhuis De Wielen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de Blokmakersstraat 30, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Westwaard Wonen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een (stuk) (stoep)tegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp door/tegen die ruit te gooien;
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)ruit van een auto (merk: Peugeot, type: 406 Break, kleur: blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan P.J. Twigt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een (stuk) tegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen die ruit te gooien/te slaan;
5.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een/twee scooters, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan J. van der Rhee, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een scooter (Kymco) om te gooien (waardoor krasschade is ontstaan) en/of van een scooter (Hyosung) de brandstofslang (tussen tank en motor) los te trekken.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding en de wijziging tenlastelegging aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht, Westzeedijk 399, 3024 EK te Rotterdam, ook als deze inhouden het zich onder behandeling stellen van Bouman GGZ, voor zover en zolang de reclassering zulks noodzakelijk acht en het meewerken aan het onderzoek naar ADHD.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijs- en strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [Slachtoffer 2] ter zake van feit 4. Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 72,--, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de hoogte van deze vordering niet betwist.
- [Slachtoffer 3]. Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 481,95, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de vordering betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk brand heeft gesticht in conifer (toebehorende aan de Evangelische gemeente 't Scheepke), immers heeft verdachte toen daar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met brandbare stoffen, tengevolge waarvan die coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een in de nabijheid van die coniferen (op ongeveer 7 meter afstand) staand verenigingsgebouw te duchten was;
2.
op 19 augustus 2007 te Alblasserdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in woongebouw De Wielen heeft weggenomen snoepgoed of etenswaren en een geldbedrag (ongeveer 60 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
op 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de Blokmakersstraat 30, toebehorende aan Westwaard Wonen, heeft vernield door een stuk stoeptegel door die ruit te gooien;
4.
op 19 augustus 2007 te Alblasserdam, opzettelijk en wederrechtelijk een voorruit van een auto (merk: Peugeot, type: 406 Break, kleur: blauw), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield door een stuk tegel tegen die ruit te gooien;
5.
op 19 augustus 2007 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk twee scooters
toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd door een scooter (Kymco) om te gooien (waardoor krasschade is ontstaan) en van een scooter (Hyosung) de brandstofslang (tussen tank en motor) los te trekken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1
OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS
2
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING
3 en 4 telkens
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN
5
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de vroege ochtend van 19 augustus 2007 brand gesticht, geld en etenswaren uit een bejaardentehuis gestolen, twee ruiten vernield en twee brommers beschadigd.
Verdachte is bij de brandstichting weloverwogen te werk gegaan aangezien hij een aansteker en aanmaakvloeistof voor de barbecue van huis heeft meegenomen. Door het vuur dat verdachte heeft gemaakt, hebben coniferen vlam gevat die vlakbij het verenigingsgebouw van de Evangelische gemeente ’t Scheepke staan. Door de gunstige (weers)omstandigheden is de brand niet overgeslagen naar dit gebouw. Verdachte heeft bewust inbreuk gemaakt op de veiligheid door gemeen gevaar voor goederen te laten ontstaan waarbij een aanzienlijk materiële schade van EUR 3750,-- is veroorzaakt. Mede gelet op het gevaarzettende karakter van brandstichting moet dit als een ernstig misdrijf worden aangemerkt.
Daarnaast heeft verdachte met de diefstal, vernielingen en beschadigingen de slachtoffers zowel schade als ongemak bezorgd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2007 in het verleden reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens is verdachte ondanks zeer recente veroordelingen opnieuw in de fout gegaan. De rechtbank acht een vrijheidsstraf dan ook gepast.
Op verzoek van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft drs. J.J. van der Weele, psycholoog en vast gerechtsdeskundige, op 26 oktober 2007 een psychologisch rapport over verdachte uitgebracht.
In dit rapport heeft de deskundige onder meer gerapporteerd dat bij verdachte vooral sprake is van antisociale trekken en daarnaast mogelijke kenmerken van ADHD, met als gevolg een gebrekkige impulsbeheersing en concentratie. Vanwege deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens adviseert de deskundige verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van voornoemd rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Op grond van de vastgestelde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank een wat lagere straf opleggen dan gevorderd. Om steun te bieden aan het door verdachte geuite voornemen met hulp aan zichzelf te willen werken en het advies van de reclassering d.d. 16 november 2007 inhoudende reclasseringstoezicht en behandeling bij Bouman GGZ, zal een gedeelte van de straf voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan de voorwaarde als geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal daaraan echter niet de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaren verbinden. Een proeftijd verbonden aan een bijzondere voorwaarde die het gedrag van een veroordeelde betreft, bedraagt ten hoogste twee jaren (vgl. HR 30-10-2007, LJN: BB3999).
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen zijn ontvankelijk in de vorderingen, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
De vordering van EUR 72,-- van [slachtoffer 2] acht de rechtbank toewijsbaar aangezien deze voldoende is onderbouwd en dit bedrag niet is weersproken.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] acht de rechtbank niet-ontvankelijk in zijn vordering aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft slechts een zogenaamde pro-forma nota overgelegd welke dateert van voor de datum waarop het strafbare feit heeft plaatsgevonden. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naast toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 2] zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7.3 De overige beslissingen
De vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
7.3.1 Verdachte is bij een tweetal na te noemen onherroepelijk geworden vonnissen veroordeeld tot na te noemen straffen:
- vonnis d.d. 2 augustus 2007 van de meervoudige kamer in de rechtbank Dordrecht onder parketnummer 11/500750-06: twaalf maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (ingang proeftijd: 17 augustus 2007);
- vonnis d.d. 16 januari 2007 van de politierechter in de rechtbank Dordrecht onder parketnummer 11/711109-06: één maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (ingang proeftijd: 31 januari 2007).
De officier van justitie heeft ter terechtzitting met betrekking tot voornoemde voorwaardelijke veroordelingen gevorderd dat deze geheel ten uitvoer worden gelegd.
De verdediging heeft met betrekking tot deze vorderingen gepleit voor verlenging van de proeftijden dan wel omzetting in een werkstraf.
Uit hetgeen in dit vonnis hiervoor onder 4. en 5. is overwogen blijkt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Hij heeft derhalve de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank ziet daarin meer dan voldoende aanleiding om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen te gelasten. De rechtbank zal dan ook geheel overeenkomstig de vordering beslissen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 157, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
* een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWAALF MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ZES MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht, Westzeedijk 399, 3024 EK te Rotterdam, ook als deze inhouden het zich onder behandeling stellen van Bouman GGZ, voor zover en zolang de reclassering zulks (binnen de grenzen van de proeftijd) noodzakelijk acht;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag van EUR 72,-- (tweeënzeventig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
* legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 72,-- (tweeënzeventig) ten behoeve van genoemde [slachtoffer 2];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in zijn vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak elk begroot op nihil;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van meervoudige kamer in deze rechtbank van 2 augustus 2007 onder parketnummer 11/500750-06; te weten een gevangenisstraf van zes maanden;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 16 januari 2007 onder parketnummer 11/711109-06; te weten een gevangenisstraf van één maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.R. Roukema, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. S.R.B. Walther, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2007.
Door afwezigheid is mr. Walther voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.