ECLI:NL:RBDOR:2007:BB7367

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
31 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
58995 / HA ZA 05-2268
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij scheepsongeval en bewijsvoering schade

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, ging het om een scheepsongeval dat plaatsvond op 13 mei 2004. De gedaagde partij was verantwoordelijk voor het bewijzen dat de schade aan het schip, de "En Avant 18", was veroorzaakt door de ongeschiktheid van het schip voor de sleepwerkzaamheden of door nalatigheid van de opvarenden. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 17 mei 2006, de gedaagde opgedragen om bewijs te leveren van deze claims. De gedaagde overhandigde een deskundigenrapport van JtH Marine Consultancy, waarin werd geconcludeerd dat de "En Avant 18" ongeschikt was voor de uitvoering van sleepassistentie vanwege stabiliteitsproblemen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het rapport niet voldoende bewijs leverde voor een oorzakelijk verband tussen de schade en de ongeschiktheid van het schip of nalatigheid van de bemanning.

De deskundige had vastgesteld dat de schipper van de "En Avant 18" ervaren was in het assisteren van zeeschepen en dat er geen bewijs was van verwijtbaar handelen van de bemanning. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet was geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs, waardoor de schade aan de "En Avant 18" voor rekening van de gedaagde kwam. De eiseressen werden vervolgens opgedragen om de omvang van hun schade te bewijzen, die was ontstaan bij het verlenen van sleepassistentie aan het zeeschip Shieldhall.

De rechtbank bepaalde dat de zaak op 31 oktober 2007 opnieuw zou worden behandeld, waarbij de eiseressen de gelegenheid kregen om bewijsstukken over te leggen en getuigen te noemen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J. Visser en benadrukte de noodzaak van bewijsvoering in civiele zaken, vooral in gevallen van aansprakelijkheid bij scheepsongevallen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
Bij vervroeging
zaaknummer / rolnummer: 58995 / HA ZA 05-2268
Vonnis van 31 oktober 2007
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
[eiseres1],
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
[eiseres2],
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
[eiseres3],
gevestigd te 's-Gravenhage,
4. de naamloze vennootschap
[eiseres4],
gevestigd te Diemen,
5. de naamloze vennootschap
[eiseres5],
gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres6],
gevestigd te Dordrecht,
eiseressen,
procureur mr. J.A. Visser,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
[gedaagde],
gevestigd te London, Verenigd Koninkrijk
gedaagde,
procureur mr. F.A. van de Kasteele.
Partijen zullen hierna eiseressen en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 mei 2006.
- de akte overlegging deskundigenbericht aan zijde van [gedaagde];
- de antwoordakte aan zijde van eiseressen;
- de akte uitlating producties aan zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij vonnis van 17 mei 2006 is [gedaagde] opgedragen feiten of omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de bij het ongeval van 13 mei 2004 ontstane schade aan de “En Avant 18” is veroorzaakt door de ongeschiktheid van dat schip voor de onderhavige assistentiewerkzaamheden, dan wel door nalatigheid of schuld van de opvarenden van dat schip.
2.2. [gedaagde] heeft als bewijs het deskundigenrapport van JtH Marine Consultancy van 7 november 2006 in het geding gebracht.
2.3. In het deskundigenrapport wordt geconcludeerd dat de “En Avant 18” ongeschikt was voor het uitvoeren van sleepassistentie aan zeeschepen vanwege haar stabiliteit en dat de schipper van de “En Avant 18”, met de kennis die hij had over dit schip, zijn assistentie tot slepen niet had mogen aanbieden. Tevens wordt geconcludeerd dat de toenmalige bemanning niet de kwaliteiten bezat om zeeschepen te kunnen assisteren.
2.4. De deskundige baseert zijn conclusie dat de “En Avant 18” stabiliteitsproblemen had enerzijds op verklaringen van medewerkers van de rederij en anderzijds op veranderingen aan het schip die volgens de Raad voor de Transportveiligheid in het algemeen een verminderde stabiliteit met zich meebrengen. Het enkele feit dat de “En Avant 18” een verminderde stabiliteit zou bezitten, brengt echter niet mee dat daardoor het oorzakelijke verband tussen de schade en de ongeschiktheid van het schip voor de assistentiewerkzaamheden is gegeven.
2.5. Voorts is uit de in het deskundigenrapport aangehaalde en niet (gemotiveerd) betwiste verklaring van de heer J. Baan op te maken dat de schipper van de “En Avant 18” ervaren was in het assisteren van zeeschepen. Niet gebleken is van enig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de bemanning van de “En Avant 18” waardoor deze boot is omgeslagen. Het enige dat de deskundige de schipper blijkens het rapport verwijt, is dat hij zijn assistentie heeft aangeboden aan het zeeschip. Ook hiermee is geen oorzakelijk verband tussen de schade en nalatigheid of schuld van de opvarenden van de “En Avant 18” aangetoond.
2.6. Gelet op het bovenstaande wordt geoordeeld dat [gedaagde] niet is geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs en komt de schade aan de “En Avant 18” voor rekening van [gedaagde].
2.7. [gedaagde] heeft de omvang van de door eiseressen gestelde schade betwist. Het ligt dan ook op de weg van eiseressen om bewijs te leveren van hun schade.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. draagt eiseressen op de omvang van de door hen gestelde schade aan de “En Avant 18”, die is ontstaan bij het verlenen van sleepassistentie aan het zeeschip Shieldhall op 13 mei 2004, te bewijzen;
3.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van 31 oktober 2007 om eiseressen in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen en/of de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
3.3. bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. J. Visser, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
3.4. houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2007.?