ECLI:NL:RBDOR:2007:BB4887

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50664 / HA ZA 03-2593
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen Hoogendonk B.V. tegen Dutch Spiral B.V. inzake bewijsbeslag en auteursrecht

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Dordrecht op 3 oktober 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hoogendonk B.V. en Dutch Spiral B.V. In de zomer van 2003 werd er een bewijsbeslag gelegd op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Na vier jaar bleek dat dit beslag geen bewijs had opgeleverd, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen van Hoogendonk. Hoogendonk, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, stelde dat Dutch Spiral gebruik had gemaakt van gegevensdragers die door ex-werknemers van Hoogendonk waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen moesten worden afgewezen, omdat Hoogendonk niet had kunnen bewijzen dat Dutch Spiral onrechtmatig had gehandeld.

De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij Hoogendonk lag en dat zij niet in staat was om het bewijs te leveren dat zij had willen aanvoeren. Hoogendonk had aangevoerd dat zij digitale bestanden nodig had om haar stelling te onderbouwen, maar de rechtbank concludeerde dat zij inmiddels digitale kopieën had ontvangen en dat zij haar aanvankelijke stelling had laten varen. Daarnaast werd het beroep op auteursrecht door Hoogendonk niet voldoende onderbouwd, waardoor ook dit aspect van de vorderingen werd afgewezen.

De rechtbank besloot dat Hoogendonk, als in het ongelijk gestelde partij, verantwoordelijk was voor de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden waren begroot op € 1.787, waarvan € 1.582 aan salaris van de procureur en € 205 aan griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.J.M. Diekman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 50664 / HA ZA 03-2593
Vonnis van 3 oktober 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGENDONK B.V.,
gevestigd te Giessen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.H. Silfhout,
advocaat mr. M.A. de Rade te Werkendam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH SPIRAL B.V.,
gevestigd te [Arkel],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [gedaagde 4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.A. Visser,
advocaat mr. C.J.E.A. van Gorp te Breda.
Eiseres wordt hierna aangeduid met Hoogendonk. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid met Dutch Spiral c.s..
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juni 2006,
- de akte met productie van Hoogendonk,
- de antwoordakte van Dutch Spiral,
- de nadere conclusie van Hoogendonk,
- de antwoordconclusie met productie van Dutch Spiral,
- de akte met productie van Hoogendonk,
- de antwoordakte van Dutch Spiral.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere omschrijving van het geschil
2.1. Op 7 juni 2006 zijn tussenvonnissen gewezen in zowel deze procedure, als in de verwante procedure met kenmerk 51080/HA ZA 03-2667.
2.2. Bij het tussenvonnis in de verwante procedure zijn Dutch Spiral en [gedaagde 2] veroordeeld tot afgifte aan Hoogendonk van:
"kopieën van de door de deskundige in zijn rapport op de pagina's 5 tot en met 19 genoemde bestanden c.q. gegevensdragers c.q. bescheiden, welke kopieën zich bevinden bij notaris mr. H.E. Meerburg". Het gaat hier, zo blijkt uit de overwegingen in dat vonnis, om bestanden c.q. gegevensdragers c.q. bescheiden waarvan bij summiere bestudering moet worden aangenomen dat zij door Hoogendonk zijn vervaardigd.
2.3. In deze procedure zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over, onder meer (a) datgene wat in de verwante procedure met betrekking tot deze zaak naar voren is gekomen en (b) datgene wat in het tussenvonnis van 23 juni 2004 in rechtsoverweging 9 is overwogen.
2.4. Partijen hebben nadere stellingen ingenomen die, voor zover relevant, hieronder aan de orde zullen komen.
3. De verdere beoordeling
3.1. Alleen de vorderingen in conventie liggen nog ter beoordeling voor.
3.2. Naar de rechtbank begrijpt baseert Hoogendonk die vorderingen (nog) op onrechtmatige daad en inbreuk op auteursrecht. Aan deze twee juridische gronden legt Hoogendonk een en dezelfde feitelijke stelling ten grondslag, namelijk: Dutch Spiral heeft gebruik gemaakt van door ex-werknemers van Hoogendonk meegenomen gegevensdragers.
3.3. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat de juistheid van deze feitelijke stelling niet is komen vast te staan. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
3.4. Zoals in het tussenvonnis van 23 juni 2004 is overwogen, rust de bewijslast ten aanzien van deze feitelijke stelling op Hoogendonk. Hoogendonk heeft aangegeven het bewijs te willen leveren door middel van de in beslag genomen gegevensdragers.
3.5. Hoogendonk heeft naar aanleiding van het tussenvonnis van 7 juni 2006 in de verwante procedure gesteld dat zij PDF-bestanden heeft gekregen en dat zij aan de hand daarvan niet kan vaststellen of een en ander afkomstig is van haar ex-werknemers. Daarvoor had zij (kopieën van) de digitale bestanden nodig, aldus Hoogendonk.
3.6. Dutch Spiral heeft aangevoerd dat de deskundige kopieën van de relevante 25 gegevensdragers, zoals die zich bij de notaris bevonden, aan Hoogendonk heeft gestuurd. Zij heeft voorts aangevoerd dat zij zelf de door de deskundige sub 3.2.1 t/m 3.2.5 en 3.2.6 t/m 3.2.10 bedoelde items als autocat files met de extensie "dwg" in de vorm van een CD-rom aan Hoogendonk ter beschikking heeft gesteld. De rechtbank leidt uit deze laatste, door Hoogendonk niet betwiste, stelling af dat Hoogendonk nu van in ieder geval een aantal bestanden digitale kopieën bezit.
3.7. Hoogendonk stelt niet dat het bewijs blijkt uit de (digitale en andere) kopieën die inmiddels aan haar zijn afgegeven. Voorts heeft zij haar aanvankelijke stelling dat zij andere bestanden nodig had niet herhaald nadat de autocat files aan haar waren afgegeven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat Hoogendonk die stelling heeft laten varen. De conclusie is, dat Hoogendonk het bewijs dat zij wilde leveren niet heeft geleverd. Nu Hoogendonk geen ander bewijs aanbiedt, is er geen plaats voor een bewijsopdracht.
3.8. Wat het beroep op het auteursrecht betreft zijn er ook andere redenen op grond waarvan de vorderingen moeten worden afgewezen.
3.9. In de eerste plaats betwist Dutch Spiral (door verwijzing naar haar CvA) uitgebreid, gemotiveerd en deugdelijk onderbouwd dat de schroefloze spiralen, tekeningen en de wikkel machine van Hoogendonk als werken in de zin van de Auteurswet moeten worden beschouwd en/of dat Hoogendonk als maker daarvan moet worden aangemerkt. Hoogendonk brengt daar niets tegenin om haar beroep op het auteursrecht overeind te houden. Zij heeft haar beroep op het auteursrecht daarom, tegenover deze betwisting van Dutch Spiral, onvoldoende gemotiveerd.
3.10. In de tweede plaats geeft Hoogendonk niet aan wat zij (nog) precies verstaat onder het (de) auteursrechtelijk beschermde werk(en) waarop Dutch Spiral inbreuk maakt. Wat dat betreft schiet zij tekort in haar stelplicht.
3.11. Nu de vorderingen worden afgewezen wordt Hoogendonk, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van de procedure in conventie.
4. De beslissing in conventie
De rechtbank:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden begroot aan de zijde van gedaagden op € 1.787,= waarvan
€ 1.582,= aan salaris van de procureur en € 205,= aan verschotten (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Diekman en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2007.