ECLI:NL:RBDOR:2007:BB3188
Rechtbank Dordrecht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van eis tot buitenwerkingstelling en matiging van non-concurrentiebeding na ontslag werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever, Schmolz + Bickenbach B.V. De werknemer had op 19 juni 2007 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en vorderde een voorlopige voorziening om het non-concurrentiebeding en het boetebeding in zijn arbeidsovereenkomst te schorsen of te matigen. De werknemer stelde dat hij door de handhaving van het non-concurrentiebeding ernstig werd belemmerd in zijn vrijheid van arbeidskeuze, vooral omdat hij een nieuwe functie had aangeboden gekregen bij WNL Staal B.V., waar hij een aanzienlijke salarisverbetering zou kunnen realiseren.
De werkgever verweerde zich door te stellen dat de werknemer tijdens zijn dienstverband gevoelige bedrijfsinformatie had verworven en dat WNL Staal B.V. een concurrent was. De kantonrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding van kracht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om het beding buiten werking te stellen of te matigen. De rechter benadrukte dat de werknemer zelf ontslag had genomen en daarmee de gevolgen van zijn keuze had veroorzaakt. Bovendien was de handhaving van het non-concurrentiebeding gerechtvaardigd, gezien het belang van de werkgever om haar bedrijfsinformatie te beschermen.
De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af en veroordeelde hem in de kosten van het geding, die aan de zijde van de werkgever werden begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak bevestigde dat een werknemer die zelf ontslag neemt, niet zonder meer kan eisen dat een non-concurrentiebeding wordt geschorst of gematigd, vooral niet als de werkgever een legitiem belang heeft bij de handhaving van het beding.