ECLI:NL:RBDOR:2007:BB2545
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H.M. Simmelink
- H. Bedee
- T. Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Beslissing over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 23 augustus 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De veroordeelde, geboren in 1971, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had in een schriftelijke vordering van 26 januari 2007 gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van EUR 1.002.877,00 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de terechtzitting op 12 juli 2007 werd deze vordering gewijzigd naar een geschat bedrag van EUR 547.877,-. De rechtbank heeft de processtukken en de vordering van de officier van justitie bestudeerd, evenals het standpunt van de verdediging, die aanvoerde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel had genoten.
De rechtbank oordeelde dat voor de oplegging van een betalingsverplichting ter ontneming van voordeel dat is verkregen uit soortgelijke feiten, zoals bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, voldoende bewijs moet zijn dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke feiten. De rechtbank constateerde dat de officier van justitie geen concrete aanwijzingen had geleverd dat de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan soortgelijke feiten, zoals het verkopen van cocaïne. Het financiële rapport dat door de officier van justitie was ingediend, bevatte geen specificaties van de soortgelijke feiten en bood geen bewijs voor de stelling dat de veroordeelde voordeel had behaald uit deze feiten.
Daarom concludeerde de rechtbank dat er geen basis was voor de vordering van de officier van justitie en dat de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil werd vastgesteld. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. J.B.H.M. Simmelink, en de rechters mr. H. Bedee en mr. T. Kooijmans, in aanwezigheid van griffier P.J.F.M. Vermaat.