vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 60366 / HA ZA 05-2501
Bij vervroeging.
Vonnis van 8 augustus 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te Almelo,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.A. Visser,
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] V.O.F.,
gevestigd te Sliedrecht,
2. [gedaagde 2],
wonende te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur mr. P.C. van Houten.
Partijen zullen hierna [eiser] respectievelijk [gedaagde 1] (gedaagden samen), [gedaagde 2] (gedaagde sub 2) en [gedaagde 3] (gedaagde sub 3) genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 juni 2005,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie,
- het tussenvonnis van 5 oktober 2005,
- de akte houdende aanvulling feiten en gronden, tevens houdende overlegging producties aan zijde [gedaagde 1],
- de akte houdende producties aan zijde [eiser],
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de akte houdende producties aan zijde [gedaagde 1],
- het tussenvonnis van 14 juni 2006,
- de akte houdende producties aan zijde [eiser],
- de akte aanduiding producties tevens houdende overlegging deskundigenonderzoek en voorlopige schadegegevens aan zijde [gedaagde 1],
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 26 september 2006,
- de nadere conclusie in conventie en in reconventie aan zijde [gedaagde 1],
- de nadere conclusie in conventie en in reconventie aan zijde [eiser],
- de akte houdende bezwaar tegen vermeerdering gronden aan zijde [gedaagde 1],
- de akte uitlaten vermeerdering gronden aan zijde [gedaagde 1]
2.1. [gedaagde 2] heeft gedurende enkele jaren in speelgoedwinkels gewerkt. De heer A. [E.] (hierna te noemen [E.]), directeur-grootaandeelhouder van [gedaagde 3], biedt via [gedaagde 3] diensten aan derden aan op het gebied van (bedrijfs-)advies en interim management.
2.2. Medio 2003 zijn [gedaagde 1] geïnteresseerd geraakt in het starten van een speelgoedwinkel. Zij zijn begin september 2003 in contact gekomen met [eiser]. Op 19 september 2003 hebben [gedaagde 1] een voorovereenkomst gesloten met [eiser]. In deze voorovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"Artikel 1
[eiser] zal ten behoeve van de aspirant-ondernemers werkzaamheden verrichten bestaande uit advisering bij het zoeken naar een pand op een geschikte locatie voor Top 1 Toys vestiging en alle andere zaken om een dergelijke winkel te exploiteren, zoals het opstellen van een ondernemingsplan, de financiële opzet, inrichting van het pand, assortimentskeuze, prijsstelling etc. Het staat [eiser] B.V. ter beoordeling of een bepaald pand op een bepaalde locatie geschikt is voor exploitatie van een Top 1 Toys vestiging. [eiser] B.V. zal daarbij waarden hanteren waaraan alle vestigingen van haar leden moeten voldoen. Tevens dient de financiering van het onderhavige bedrijf te geschieden conform de financieringscriteria van [eiser] B.V."
2.3. De heer [M.] van [eiser] is [gedaagde 1] gaan begeleiden, onder meer bij het opstellen van het ondernemingsplan. [M.] heeft aan [E.] en [gedaagde 1] een zogeheten 'koopkrachtbinding' verstrekt alsmede een investeringsbegroting en financieringsplan. De stukken en informatie die voor deze gegevens zijn gebruikt, zijn aangeleverd door [E.] en [gedaagde 1]
In de investeringsbegroting en het financieringsplan is een hoofdstuk 'Bedrijfsresultaten Exploitatieprognose' opgenomen. In dit hoofdstuk is voor het eerste jaar een bedrag van
€ 488.678, - exclusief BTW aan netto-omzet opgenomen.
2.4. [gedaagde 1] zijn op 10 oktober 2003 een overeenkomst aangegaan met [eiser]. Deze overeenkomst bestaat uit een samenwerkingsovereenkomst, het leveringsreglement en de algemene bepalingen. [gedaagde 1] hebben zich onder meer verplicht om het (beeld)merk van [eiser] te gebruiken. Tevens hebben [gedaagde 1] zich verplicht het door Top 1 Toys gevoerde assortiment, geleverd door zowel [eiser] als contractsleveranciers, zo volledig mogelijk te volgen.
2.5. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst heeft [eiser] diverse zaken aan [gedaagde 1] verkocht en geleverd. Daarnaast hebben [gedaagde 1] zaken gekocht en geleverd gekregen van contractleveranciers van [eiser].
2.6. Op grond van de tussen de contractleveranciers en [eiser] gesloten Overeenkomst van Centrale Betaling en Garantstelling, zorgde [eiser] voor betaling van de door [gedaagde 1] bij die leveranciers bestelde zaken en belastte [eiser] die betalingen door aan [gedaagde 1] Het door [eiser] ingeschakelde administratiekantoor Eurecto Centrale Betalingen (hierna Eurecto te noemen) boekte de facturen van de verschillende leveranciers in ten laste van [gedaagde 1] en verwerkte deze in overzichtslijsten, de zogenoemde betalingsadviezen. Deze betalingsadviezen werden wekelijks naar [gedaagde 1] gezonden. De op basis van de betalingsadviezen verschuldigde bedragen werden op basis van een automatische incasso van de rekening van [gedaagde 1] afgeschreven.
2.7. [eiser] heeft vanaf begin 2004 periodiek taakstellingen aan [gedaagde 1] gezonden. In de taakstelling voor 2004 is aanvankelijk het bedrag € 500.000,- opgenomen, hetgeen later is bijgesteld naar € 411.043,- en vervolgens naar € 406.177,-.
2.8. De omzet van [gedaagde 1] is achtergebleven bij de verwachtingen. Zij hebben een betalingsachterstand bij [eiser] laten ontstaan. In april 2005 hebben [gedaagde 1] hun bedrijfsactiviteiten in overleg met [eiser] gestaakt.
3.1. [eiser] vordert - na wijziging van eis - veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van een bedrag van € 58.599,72 (waarvan € 1.609,23 aan rente), vermeerderd met de contractuele rente van 0,5% per 14 dagen en de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2005, althans een bedrag van € 58.599,72, te vermeerderen met de contractuele rente en de wettelijke rente, voorts te vermeerderen met de contractuele buitengerechtelijke kosten van € 3.869,52.
Ook vordert [eiser] opheffing van het door [gedaagde 1] gelegde derdenbeslag onder de Rabobank de dato 21 september en [gedaagde 1] te veroordelen aan [eiser] te betalen de door haar tengevolge van dit derdenbeslag geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2. [eiser] baseert haar vordering op de samenwerkingsovereenkomst van 10 oktober 2003, op grond waarvan zij zaken heeft geleverd aan [gedaagde 1]
3.3. [gedaagde 1] voeren primair als verweer aan dat zij hebben gedwaald bij het aangaan van de franchiseovereenkomst, zodat deze overeenkomst vernietigd dient te worden en de grond voor de vordering van [eiser] komt te vervallen. Voor het geval de vordering van [eiser] wordt toegewezen, doen [gedaagde 1] een beroep op verrekening.
3.4. Subsidiair voeren [gedaagde 1] als verweer aan dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis om een juiste omzetprognose af te geven, welke tekortkoming ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Voor het geval de vordering van [eiser] wordt toegewezen, doen [gedaagde 1] een beroep op verrekening.
3.5. Meer subsidiair voeren [gedaagde 1] aan dat [eiser] schadeplichtig jegens hen is, op grond van wanprestatie en/of onrechtmatige daad.
3.6. Voor het geval hun verweren worden verworpen, voeren [gedaagde 1] nog aan dat de door [eiser] gevorderde hoofdsom niet correct is.
3.7. Tot slot betwisten [gedaagde 1] de medegevorderde rente en de buitengerechtelijke kosten.
3.8. [gedaagde 1] vorderen primair vernietiging van de franchiseovereenkomst tussen partijen en subsidiair ontbinding van de franchiseovereenkomst, met veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van
€ 481.491,53. Voorts vorderen [gedaagde 1] een verklaring voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verbintenis(sen) jegens [gedaagde 1] en [eiser] te veroordelen in de daardoor ontstane schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot een voorschot hierop van € 150.000,-.
[gedaagde 1] vorderen tevens een verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en om [eiser] te veroordelen in de daardoor ontstane schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot een voorschot hierop van € 150.000,-.
het verweer in reconventie
3.9. [eiser] betwist dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is aan te merken als franchiseovereenkomst.
Voorts betwist [eiser] dat zij omzetprognoses aan [gedaagde 1] heeft verstrekt. [eiser] voert aan dat de cijfers/gegevens die zij aan [gedaagde 1] heeft verstrekt, juist waren en betwist voorts dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen van haar kant.
Tot slot betwist [eiser] de door [gedaagde 1] gestelde en gevorderde schade alsmede de hierop gebaseerde voorschotten.
Franchiseovereenkomst
4.1. Anders dan [eiser] heeft aangevoerd, moet de overeenkomst tussen partijen worden beschouwd als een franchiseovereenkomst.
Zoals blijkt uit artikel 1 lid 3 van de samenwerkingsovereenkomst was het de bedoeling van partijen "om een keten van speelgoedwinkels te creëren met eenzelfde winkelconcept, eenzelfde winkelstyling en opererend onder eenzelfde (beeld)merk, teneinde zodoende de herkenbaarheid van de Top 1 Toys speelgoedwinkels te vergroten." [eiser] heeft in dit kader aan [gedaagde 1] het recht en de bevoegdheid verleend om het (beeld)merk Top 1 Toys, licenties, goederen en diensten te voeren en te gebruiken. Tevens heeft [eiser] knowhow van de samenwerking, werkmethoden en technieken aan [gedaagde 1] ter beschikking gesteld. [gedaagde 1] hebben zich verplicht als juridisch zelfstandig ondernemer het (beeld)merk Top 1 Toys in het vastgestelde, exclusieve verzorgingsgebied te gebruiken en het door Top 1 Toys gevoerde assortiment zo volledig mogelijk te volgen.
Gelet op deze kenmerken is de overeenkomst aan te merken als een franchiseovereenkomst.
Dwaling
4.2. [gedaagde 1] hebben aangevoerd dat [eiser] onjuiste omzetprognoses heeft verschaft, waardoor [gedaagde 1] de franchiseovereenkomst op grond van een onjuiste voorstelling van zaken zijn aangegaan en derhalve hebben gedwaald.
4.3. Uit hetgeen de redelijkheid en de billijkheid eisen, in verband met de aard van de franchiseovereenkomst, vloeit niet de algemene regel voort dat op de franchisegever een verbintenis rust om de franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of omtrent de winstverwachting. Indien er echter prognoses worden verschaft, dient de franchisegever in te staan voor de juistheid van de gegevens die aan de prognose ten grondslag liggen.
4.4. Op grond van door [gedaagde 1] ter beschikking gestelde gegevens van de gemeente Sliedrecht heeft [eiser] een zogeheten koopkrachtbinding aan [gedaagde 1] verschaft op grond waarvan een omzetpotentie van € 607.279,- (inclusief BTW) is geraamd. Tevens heeft [eiser] een investeringsbegroting en financieringsplan opgesteld. In dit laatste stuk is het hoofdstuk Bedrijfsresultaten Exploitatieprognose opgenomen, waarin voor het eerste jaar € 488.678, voor het tweede jaar € 513.112,- en voor het derde jaar € 538.767,- aan netto omzet (exclusief BTW) is opgenomen.
4.5. De door beide partijen overgelegde afschriften van dit hoofdstuk zijn niet gelijk, aangezien in het door [gedaagde 1] overgelegde stuk de cijfers worden gepresenteerd onder het kopje 'prognose' terwijl in het door [eiser] overgelegde stuk de cijfers onder het kopje 'taakstelling' staan. De eerste vraag die dan ook dient te worden beantwoord is of [eiser] al dan niet daadwerkelijke prognoses aan [gedaagde 1] heeft verschaft of dat het slechts een taakstelling betrof; de omzet die minimaal gehaald moet worden om investeringen en kosten terug te kunnen verdienen.
4.6. Aangezien [eiser] gemotiveerd heeft betwist dat de verstrekte gegevens prognoses betreffen, ligt het op de weg van [gedaagde 1] om bewijs te leveren van hun stelling.
4.7. Indien komt vast te staan dat de gegevens die [eiser] aan [gedaagde 1] heeft verschaft moeten worden beschouwd als een omzetprognose, dient beoordeeld te worden of de verstrekte prognose onjuist was. [gedaagde 1] mochten als aspirant franchisenemers immers in beginsel vertrouwen op de juistheid van de door franchisegever verstrekte gegevens, ongeacht de opmerkingen van [eiser] dat aan deze gegevens geen rechten konden worden ontleend en ongeacht de eigen onderzoeksplicht van [gedaagde 1]
4.8. Een prognose dient op zorgvuldige wijze te worden opgesteld en voldoende te zijn onderbouwd. Het enkele feit dat het resultaat lager is dan door de franchisegever is geprognosticeerd, brengt niet mee dat de prognose ondeugdelijk is. Voorts is van belang dat de mate waarin een prognose kan worden gerealiseerd mede afhankelijk is van een aantal concrete omstandigheden dat vooraf slechts veronderstellenderwijs is te bepalen en dat mede afhankelijk is van de niet (steeds) vooraf te taxeren kwaliteiten en inspanningen van de franchisenemer.
4.9. [gedaagde 1] hebben hun stelling dat de door [eiser] verstrekte gegevens onjuist zijn, onderbouwd met het achteraf opgestelde rapport van Van der Pluym Marketing Support. [eiser] heeft de uitgangspunten van dit rapport gemotiveerd betwist. Het ligt dan ook op de weg van [gedaagde 1] om hun stelling dat de door [eiser] verschafte prognoses onzorgvuldig en onjuist zijn, te bewijzen. Slechts indien dat komt vast te staan, kan het beroep van [gedaagde 1] op dwaling slagen.
4.10. Om proceseconomische redenen zullen beide bewijsopdrachten tegelijk worden gegeven.
Gevolgen van dwaling
4.11. Indien het beroep van [gedaagde 1] op dwaling slaagt, zal de franchiseovereenkomst worden vernietigd. Gelet echter op de omstandigheid dat [eiser] in de periode vanaf eind 2003 tot begin 2005 goederen aan [gedaagde 1] heeft geleverd, waarvan [gedaagde 1] gebruik gemaakt hebben en welke goederen door [gedaagde 1] doorverkocht zijn, kunnen de reeds ingetreden gevolgen van de franchiseovereenkomst bezwaarlijk ongedaan gemaakt worden. [gedaagde 1] moeten in dat geval alsnog de bedragen van de door hen bestelde en ontvangen goederen aan [eiser] voldoen.
Hoogte van de hoofdsom
4.12. [gedaagde 1] hebben niet langer betwist dat de door hen genoemde betalingen tot een bedrag van € 3.520,63 reeds in de berekening van [eiser] zijn verwerkt. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.13. Wat betreft het in rekening gebrachte foldermateriaal hebben [gedaagde 1] evenmin betwist dat zij door het invullen van het inschrijfformulier op 14 januari 2005 foldermateriaal hebben besteld en dat zij op grond van artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst gehouden waren een minimale oplage van de diverse folders af te nemen.
4.14. Dit leidt tot het oordeel dat indien het beroep op dwaling slaagt, [gedaagde 1] desalniettemin de gevorderde hoofdsom van € 54.830,32 aan [eiser] zijn verschuldigd.
Toerekenbare tekortkoming
4.15. Voor het geval het primaire verweer van [gedaagde 1] niet slaagt, wordt het volgende overwogen.
4.16. [eiser] heeft zich volgens artikel 1 van de voorovereenkomst onder meer verplicht te adviseren bij het opstellen van het ondernemingsplan en de financiële opzet. Op grond hiervan heeft [eiser] [gedaagde 1] de koopkrachtbinding, de investeringsbegroting en het financieringsplan, met daarin opgenomen het hoofdstuk Bedrijfsresultaten Exploitatieprognose, verschaft.
4.17. Aangezien [gedaagde 1] hebben gesteld dat de verstrekte prognoses op verkeerde uitgangspunten zijn gebaseerd en [eiser] derhalve aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde 1] als gevolg hiervan lijden, dienen [gedaagde 1] te bewijzen dat [eiser] prognoses heeft verschaft, dat deze prognoses onjuist waren en dat het verstrekken van onjuiste prognoses aan [eiser] is toe te rekenen.
Op grond van proceseconomische overwegingen zal deze bewijsopdracht ook reeds nu worden gegeven.
4.18. [gedaagde 1] hebben voorts aangevoerd dat [eiser] tekort is geschoten in haar verplichting om [gedaagde 1] te hulp te schieten, nadat [gedaagde 1] in betalingsproblemen kwamen te verkeren.
4.19. Gelet op de aard van de franchiseovereenkomst rust op een franchisegever de verplichting de franchisenemer advies en bijstand te verlenen.
[gedaagde 1] hebben niet betwist dat [eiser] heeft geadviseerd mailingen te sturen, pallets met speelgoedmonsters heeft weggegeven, de winkel van [gedaagde 1] veelvuldig heeft bezocht om hen met hand en spandiensten en met adviezen te help en een negatief advies heeft uitgebracht om een multimedia-afdeling binnen de winkel te creëren. Evenmin hebben [gedaagde 1] betwist dat [eiser] financieel inzicht en opheldering heeft gevraagd naar aanleiding van de teruglopende brutowinstmarge maar dat [gedaagde 1] deze gegevens niet heeft verstrekt.
4.20. Uit de door [gedaagde 1] overgelegde mailwisselingen is voorts af te leiden dat op vragen en voorstellen van [gedaagde 1] steeds is geantwoord en gereageerd door [eiser]. Na het vertrek van [de heer R.], de vaste begeleider van [gedaagde 1], bij [eiser] heeft het inderdaad een tijd geduurd voordat [gedaagde 1] een nieuwe vaste begeleider hebben gekregen, maar dit doet er niet aan af dat [eiser] steeds adequaat heeft gereageerd op vragen en verzoeken van [gedaagde 1]
4.21. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden geoordeeld dat [eiser] is tekort geschoten in de op haar als franchisegever liggende zorgplicht om advies en bijstand te verlenen aan [gedaagde 1]
4.22. Tot slot hebben [gedaagde 1] aangevoerd dat [eiser] is tekort geschoten in haar leveringsverplichtingen. Dit is door [eiser] niet betwist. [eiser] kan dan ook aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [gedaagde 1] hierdoor hebben geleden. De beslissing omtrent de vraag of hetzij een veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat wordt uitgesproken, hetzij een begroting van de schade in de onderhavige procedure, zal tot een later tijdstip worden aangehouden.
Onrechtmatige daad
4.23. Voor zover de franchiseovereenkomst niet wordt vernietigd op grond van dwaling dan wel wordt ontbonden op grond van een toerekenbare tekortkoming van [eiser], dient te worden beoordeeld of het beroep van [gedaagde 1] op verrekening van hun schade als gevolg van toerekenbaar tekortschieten en/of onrechtmatig handelen door [eiser], kan slagen.
4.24. Voor zover [gedaagde 1] dit deel van hun verweer baseren op een toerekenbare tekortkoming van [eiser], wordt overwogen dat in punt 4.17 reeds aan [gedaagde 1] een bewijsopdracht hieromtrent is gegeven. De uitkomst van deze bewijsopdracht dient dan ook te worden afgewacht voor een beoordeling op dit punt.
4.25. [gedaagde 1] hebben voorts aangevoerd dat [eiser] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door omzetprognoses te verschaffen waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat deze onjuist waren.
4.26. Ook met betrekking tot dit verweer geldt, dat eerst vast dient komen te staan dat [eiser] omzetprognoses aan [gedaagde 1] heeft verschaft. Indien dit komt vast te staan, wordt het volgende overwogen.
4.27. Het enkele feit dat [eiser] enige tijd na het sluiten van de franchise¬overeenkomst taakstellingen aan [gedaagde 1] heeft doen toekomen, waarin andere bedragen werden genoemd dan in de prognoses, toont niet aan dat [eiser] ten tijde van het aangaan van de franchiseovereenkomst wist, althans behoorde te weten dat de prognoses onjuist waren. Ook op dit punt dienen [gedaagde 1] dan ook bewijs te leveren van hun stelling. Ook deze bewijsopdracht zal reeds nu worden verstrekt.
Buitengerechtelijke kosten
4.28. Indien de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, zullen de buitengerechtelijke kosten eveneens worden toegewezen. Gebleken is immers dat werkzaamheden zijn verricht anders dan die ‘ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak’, zoals de onderhandelingen over een betalingsregeling. Wel worden de buitengerechtelijke kosten in dat geval gematigd in overeenstemming met rapport Voorwerk II tot een bedrag van € 1.788,-.
Rente
4.29. [eiser] heeft niet nader onderbouwd waar zij haar vordering met betrekking tot contractuele rente op baseert. Evenmin heeft [eiser] gesteld vanaf welke datum [gedaagde 1] in verzuim zijn geraakt. Indien de hoofdsom zal worden toegewezen, zal derhalve slechts de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding, derhalve vanaf 28 juni 2005, worden toegewezen.
Derdenbeslag
4.30. [eiser] heeft haar vordering tot opheffing van het onder de Rabobank gelegde derdenbeslag alsmede haar vordering tot schadevergoeding in het geheel niet onderbouwd, zodat deze vordering dient te worden afgewezen.
4.31. De beoordeling van de reconventionele vorderingen is afhankelijk van de uitkomsten van de bewijsopdrachten in conventie. De beslissing in reconventie wordt dan ook aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. draagt [gedaagde 1] op te bewijzen:
a. dat de door [eiser] verschafte gegevens met betrekking tot de koopkrachtbinding en/of de gegevens in de “Bedrijfsresultaten Exploitatieprognose” omzetprognoses betreffen;
b. dat de door [eiser] verschafte omzetprognoses onzorgvuldig en onjuist zijn;
c. dat [eiser] onjuiste omzetprognoses heeft verschaft aan [gedaagde 1] en dat dit aan [eiser] is toe te rekenen;
d. dat [eiser] wist, althans behoorde te weten, dat de aan [gedaagde 1] verstrekte omzetprognoses onjuist waren;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 22 augustus 2007 om [gedaagde 1] in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen en/of de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. E.D. Rentema, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2007.?