RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500239-07
Zittingsdatum : 26 juli 2007
Uitspraak : 9 augustus 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te .. op .. 19..,
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie als volgt is gewijzigd:
hij op of omstreeks 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer], heeft gedwongen tot
- de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 35 Euro) en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een of meerdere laptop(s) en/of een desktop(computer) en/of een woofer en/of een beeldscherm en/of een home cinema set en/of een PDA en/of een videocamera en/of
- het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) pincode(s) (behorende bij voornoemde bankpas(sen))
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hij op of omstreeks 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 35 Euro) en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een of meerdere laptop(s) en/of een desktop(computer) en/of een woofer en/of een beeldscherm en/of een home cinema set en/of een PDA en/of een videocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, zijnde de woning van die [slachtoffer] aan de [adres slachtoffer], heeft/hebben verschaft en/of voornoemd geldbedrag en voornoemde goederen en/of voornoemde gegevens (pincode(s)) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming,
bestaande hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een steen door een ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben gegooid waardoor die ruit kapot is gegaan en/of
- (vervolgens) door de ontstane opening voornoemde woning heeft/hebben betreden
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders, althans een aantal van hen, althans een van hen,
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij mazzel had dat ze geen pistool hadden want dat ze dat anders hadden gebruikt, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd:"Nou moet je zeggen waar de kluis is anders zullen we je wel even helpen" en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere keren op zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd
en/of tegen zijn lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij geen sprookjes
moest vertellen en mee moest helpen omdat hij anders weer een paar klappen
zou krijgen, althans woorden van soortgelijke aard en strekking en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen heeft/hebben gedreigd met een bierfles op
zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd te slaan;
hij op of omstreeks 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen een of meerdere
geldbedragen (te weten een geldbedrag van 500 euro en/of een geldbedrag van 240 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten (een) niet voor het gebruik door hem/hen bestemde bankpas(sen).
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft aangevoerd -kort weergegeven- dat het staande houden en het aanhouden van verdachte onrechtmatig is geschied, omdat hij niet als verdachte had mogen worden aangemerkt bij gebreke van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.
Voorts zou verdachte niet in vrijheid toestemming tot doorzoeking van zijn woning hebben gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat slechts aanleiding tot niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vervolging, indien sprake is van (een) ernstige inbreuk(en) op de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2007 (dossierpagina 2.1.4) is het volgende door de verbalisant gerelateerd:
“Op zondag 15 april 2007, omstreeks 3:15 uur was ik, verbalisant, belast met de algemene surveillance binnen de regio Zuid-Holland-Zuid. Ik ben werkzaam als diensthondgeleider, was in uniform gekleed en reed in een opvallend dienstvoertuig.
Op zondag 15 april 2007, omstreeks 03:28 uur kwam via de Gemeenschappelijk Meldcentrale van de regio Zuid-Holland-Zuid de melding dat er een man was overvallen in zijn eigen woning. De man zou zijn overvallen door twee manspersonen. Tevens gaf de Gemeenschappelijk Meldcentrale een signalement door. Ik hoorde dat het zou gaan om vermoedelijk een (1) Marokkaans uitziend persoon, welke een trui zou dragen en opvallende sportschoenen. De tweede man zou een blanke man zijn met een opvallen gestreepte trui. Verder hoorde ik dat de man klappen had gehad tijdens de overval, behoorlijk bedreigd zou zijn en dat er meerdere bankpasjes zouden zijn weggenomen.
Ik, verbalisant heb direct positie ingenomen met mijn opvallend dienstvoertuig op de kruising Laan van Europa met de provincialeweg N3. Op enig moment zag ik een auto vanuit de richting van de rotonde komen en zo de Laan van Europa oprijden. Ik zag vervolgens dat deze personenauto enigzins afremmend de bocht door kwam om vervolgens achter mijn dienstauto voor het stoplicht tot stilstand te komen.
Ik vond dit opvallend gedrag. Vervolgens ben ik uit mijn dienstvoertuig gestapt en in de richting van het voertuig gelopen. Ik zag vervolgens dat er twee manspersonen in het voertuig zaten. Ik zag dat de bestuurder een Marokkaans uiterlijk had en de bijrijder een blanke man was. Ik heb direct beide personen uit laten stappen en de personen met hun handen op het dak staande gehouden. Vervolgens heb ik, verbalisant het kenteken van eerder genoemd voertuig nagetrokken. Ik zag dat het kenteken JF-DF-96 was en het voertuig een groenkleurige Nissan Sunny was. Dit voertuig bleek volgens de Gemeenschappelijk Meldcentrale geen bijzonderheden te hebben.
Ik verbalisant zag verder dat de twee personen welke ik staande had gehouden aan het signalement voldeden. Ik zag dat de Marokkaanse persoon een trui droeg en opvallende sportschoenen. Ik zag dat de schoenen namelijk blauw van kleur waren met reflecterende striping.
Vervolgens zag ik dat de blanke persoon een opvallend gestreepte trui aanhad.
Beide personen zijn naar aanleiding van het overeengekomen van het eerder verspreide signalement aangehouden op verdenking van het plegen van eerder genoemde overval.
Vervolgens zag ik, verbalisant dat er een ABN AMRO bankpasje naast de bijrijdersstoel lag. Ik zag dat er op dit bankpasje de naam [slachtoffer] stond. Dit bleek de naam van het slachtoffer te zijn.”
Hoewel tussen de melding en tijdstip van staande- en aanhouding enige tijd (ongeveer 28 minuten) was verstreken en de plaats van staande- en aanhouding op enige afstand was gelegen van de plaats van melding van het delict, acht de rechtbank –alle omstandigheden in aanmerking genomen- geen grond aanwezig om te oordelen dat een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit zou hebben ontbroken.
Uit de omstandigheden zoals gerelateerd in evengenoemd proces-verbaal heeft de verbalisant ten aanzien van verdachte zodanig vermoeden kunnen afleiden, zulks gelet op het tijdstip, de signalementen en de wijze van rijden van verdachte en medeverdachte.
Waar de rechtbank van enige onrechtmatigheid bij de staande- en aanhouding niet acht gebleken ziet de rechtbank geen grond voor niet-ontvankelijkheidverklaring van de officier van justitie, noch voor enig andere in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorziene sanctie.
Deze conclusie geldt evenzeer de toestemming tot doorzoeking van verdachtes woning (proces-verbaal van verhoor d.d. 15 april 2007). Uit de in het proces-verbaal weergegeven verklaring van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte zijn toestemming niet in vrijheid zou hebben gegeven.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. Als bijzondere voorwaarde vordert de officier van justitie verplicht reclasseringscontact.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het geweld en/of de bedreiging met geweld in het onder 1. ten laste gelegde feit (partiële) vrijspraak bepleit. Meer subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
4.1De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer], heeft gedwongen tot
-het ter beschikking stellen van gegevens, te weten pincodes behorende bij bankpassen toebehorende aan die [slachtoffer],
en
op 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en meerdere bankpassen en meerdere laptops en een desktop(computer) en een woofer en een beeldscherm en een home cinema set en een PDA en een videocamera, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, zijnde de woning van die [slachtoffer] aan de [adres slachtoffer], hebben verschaft en voornoemd geldbedrag en voornoemde goederen en voornoemde gegevens (pincodes) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
bestaande hierin dat verdachte en/of zijn mededaders
- een steen door een ruit van de woning van die [slachtoffer] hebben gegooid waardoor die ruit kapot is gegaan en
- vervolgens door de ontstane opening voornoemde woning hebben betreden
en
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders, althans een van
hen,
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij mazzel had dat ze geen pistool hadden want dat ze dat anders hadden gebruikt en
- die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd:"Nou moet je zeggen waar de kluis is anders zullen we je wel even helpen" en
- die [slachtoffer] meerdere keren op zijn gezicht heeft/hebben gestompt en
- die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij geen sprookjes
moest vertellen en mee moest helpen omdat hij anders weer een paar klappen zou krijgen, en
- die [slachtoffer] een of meerdere malen heeft/hebben gedreigd met een bierfles op zijn gezicht te slaan.
op 15 april 2007 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit (een) geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen meerdere geldbedragen (te weten een geldbedrag van 500 euro en een geldbedrag van 240 euro), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededaders die geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten niet voor het gebruik door hen bestemde bankpassen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverweging
Door de raadsvrouw is betoogd, dat enig geweld of dreiging daarmee door verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
[Medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard (proces-verbaal d.d. 16 april 2007; dossierpagina 2.1.24), dat hij in het huis een man heeft horen praten (“Deze stem was niet van een van ons vieren”) en dat hij bij het bellen naar een medeverdachte een andere medeverdachte hoorde schreeuwen tegen de man in het huis, alsmede dat hij ‘natuurlijk wel begreep dat er iemand in huis was’ (proces-verbaal van verhoor d.d. 26 april 2007; dossierpagina 2.1. 45).
[Medeverdachte 1] heeft blijkens evengenoemd proces-verbaal (blz. 4) verklaard, dat verdachte in eerste instantie twee bankpasjes en twee pincodes had. Bij gebruik van het tweede bankpasje door verdachte werd tweemaal aangegeven dat de pincode niet juist was, waarop [medeverdachte 1] naar een medeverdachte in het huis heeft gebeld en van hem een nieuwe pincode kreeg. Bij die gelegenheid hoorde [medeverdachte 1] door de telefoon de man in het huis schreeuwen. Vervolgens heeft verdachte nogmaals geprobeerd te pinnen, hetgeen wederom niet lukte. Verdachte heeft vervolgens ook telefonisch contact gehad met een van de medeverdachten in het huis. Verdachte heeft terzake onder meer verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2007; dossierpagina 2.1.25, blz 3) dat [medeverdachte 2] met de bankpasjes kwam: “Hij zei dat ik daarmee moest pinnen. Ik heb toen twee bankpasjes met twee pincodes van hem gekregen. [medeverdachte 1] en ik hebben die pincodes onthouden.”
Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte 1] naar het huis teruggereden, waar verdachte over de schutting is geklommen en met een nieuwe bankpas terugkwam. Blijkens de verklaring van verdachte ter zitting heeft hij de pincodes mondeling (face-to-face) van een medeverdachte in het huis ontvangen. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1.] wederom naar de bank gereden, waar verdachte ging pinnen. [Medeverdachte 1] heeft bij zijn meergenoemd verhoor (proces-verbaal van verhoor d.d. 16 april 2007; dossierpagina 2.1.24, blz. 5) tevens verklaard:”[verdachte] ging pinnen. [verdachte] vertelde dat hij zou bellen als de code niet goed zou zijn zodat ik weer naar een van de jongens in het huis kon bellen
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2007, blz. 3; dossierpagina 2.1.29) dat hij de pincodes ontving van [medeverdachte 2]. Deze is een van de medeverdachten die in het huis verbleef. Blijkens verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] zoals gerelateerd in hogergenoemde processen-verbaal was behalve medeverdachte [medeverdachte 2] ook medeverdachte [medeverdachte 3] in de woning aanwezig.
Uit de meergenoemde processen-verbaal blijkt, dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] hebben verklaard, dat zij beiden tweemaal bij het huis zijn geweest om de in de tenlastelegging omschreven goederen in ontvangst te nemen en in de auto te laden. Bij die gelegenheid waren zij in de tuin, behorend bij het huis, bij het gebroken raam, bij de voordeur en (enkele stappen) in de hal bij de voordeur.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af:
- dat [medeverdachte 1] wist dat er iemand anders (dan een van de medeverdachten) in het huis aanwezig was;
- dat [medeverdachte1] en verdachte vrijwel de gehele tijd in elkaars aanwezigheid hebben verkeerd;
- dat [medeverdachte 1] en verdachte veelvuldig met elkaar hebben gecommuniceerd terzake het reizen van en naar de woning, het aannemen van goederen uit de woning, het reizen van en naar de bank, het pinnen met de bankpassen en de pincodes, het in ontvangst nemen van het geld, en het bellen naar een van de medeverdachten in de woning;
- dat verdachte zowel telefonisch als persoonlijk contact heeft gehad met een van de twee medeverdachten in de woning;
- dat verdachte enkele malen bij en ook eenmaal in de woning was;
- dat verdachte de goederen kreeg aangereikt van een medeverdachte in de woning;
- dat verdachte de pincodes behorende bij de bankpassen doorkreeg van een van de medeverdachten in de woning;
- dat verdachte met een van deze medeverdachten zou bellen wanneer de opgegeven pincode niet juist zou zijn.
In het geheel van deze omstandigheden acht de rechtbank het onvoorstelbaar, dat verdachte niet dezelfde wetenschap als [medeverdachte 1] heeft gehad over de aanwezigheid in de woning van een man. Zo dit al anders zou zijn stelt de rechtbank vast, dat verdachte de pincodes mondeling doorkreeg van [medeverdachte 2]die in de woning verbleef én dat verdachte zou bellen met een van de medeverdachten in de woning wanneer een pincode bij het pinnen bij de bank niet juist bleek te zijn. Uit niets blijkt, dat de pincodes behorende bij de bankpassen in de woning voor gebruik door derden gereed lagen. Dit zou ook niet rijmen met de verklaring van [medeverdachte 1], dat verdachte met een van de medeverdachten in de woning zou bellen wanneer een pincode niet juist zou zijn. De rechtbank gaat er voorts als feit van algemene bekendheid vanuit, dat de houder van een pincode deze niet vrijwillig aan een derde bekendmaakt en afstaat, althans niet aan vreemden die midden in de nacht zijn woning binnendringen.
Alles in onderlinge samenhang bezien brengt dit de rechtbank tot het oordeel, dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat de twee medeverdachten die het huis van het slachtoffer waren binnengegaan geweld zouden gebruiken om de gewenste gegevens (pincodes) te doen afgeven en goederen weg te nemen en dat hij met zijn bijdrage daarin deze kans ook heeft aanvaard.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
VOORTGEZETTE HANDELING VAN
1. A en B
AFPERSING EN DIEFSTAL VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, EN TERWIJL DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK.
2.
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 15 april 2007 samen met drie anderen bankpassen, geld en een grote hoeveelheid elektronica gestolen uit een woning aan het [adres van slachtoffer] in Dordrecht. Vervolgens heeft verdachte met de gestolen bankpassen en afgeperste pincodes diverse malen gepind, terwijl medeverdachten bij het slachtoffer zijn gebleven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich de toegang tot de woning verschaft door middel van braak.
Een inbraak in een woning brengt naast materiële schade, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, omdat de woning bij uitstek een plaats is waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Het behoeft geen betoog dat dit in heviger mate het geval zal zijn, indien de bewoner tijdens de inbraak thuis is.
Daarbij rekent de rechtbank het de verdachte in het bijzonder aan dat het slachtoffer in het holst van de nacht is overrompeld en de aanwezigheid van de inbrekers geruime tijd heeft moeten verduren. Dit rechtvaardigt een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte en medeverdachten oorspronkelijk niet voornemens waren het slachtoffer in het huis te treffen. Voorts houdt de rechtbank rekening met verdachtes geringere rol binnen de groep, terwijl hij niet actief betrokken is geweest bij de geweldsdelicten. De rechtbank zal daarom afwijken van de eis van de officier van justitie.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het voorlichtingsrapport van mevrouw T. de Ruiter van de Stichting Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering d.d. 28-6-2007. In dit rapport komt onder andere naar voren dat verdachte spijt heeft van zijn daden, hetgeen ook ter terechtzitting is gebleken. Geadviseerd wordt om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact om verdachte te begeleiden in het kiezen van goede vrienden, het gebruik van alcohol en het leren inzicht te krijgen in zijn uitgavenpatroon.
Nu verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en heeft aangegeven mee te willen werken met de reclassering heeft de rechtbank hierin aanleiding gezien om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
7.2 In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen en aan hem toebehorende voorwerpen:
- 2 Schoenen, merk: Nike, kleur: blauw (volgnummer 2)
- 1 Vest, merk: Rules Lightspeed, kleur: bruin (volgnummer 3)
- 1 Broek, merk: Little Big, kleur: blauw (volgnummer 1)
- 1 Stuk kleding, merk: Penn, kleur: wit (volgnummer 6)
- 1 Stuk kleding, merk: Adidas, kleur: wit (volgnummer 9)
- 1 GSM, merk: Sony Ericsson, kleur: zwart (volgnummer 10)
- 2 Sokken, merk: Panter, kleur: wit (volgnummer 13)
- 1 Pet, merk: Burberry, kleur: bruin (volgnummer 23)
- 1 Stuk papier (volgnummer 24)
- 1 Stuk papier (volgnummer 25)
dienen te worden teruggeven aan verdachte.
Van het onder verdachte in beslag genomen geld
- 14 Stuks papiergeld € 50,00 (volgnummer 15)
- 1 Stuk papiergeld € 20,00 (volgnummer 16)
- 2 Geldstukken van € 2,- (volgnummer 17)
- 1 Geldstuk € 1,- (volgnummer 18)
- 1 Geldstuk € 0,50 (volgnummer 19)
- 2 Geldstukken € 0,20 (volgnummer 20)
- 2 Geldstukken € 0,05 (volgnummer 21)
dient het papiergeld te worden teruggegeven aan de rechthebbende, [slachtoffer].
Uit het dossier is voldoende duidelijk geworden dat dit bij verdachte aangetroffen papiergeld afkomstig is van de in de bewezenverklaring genoemde strafbare feiten.
Het overige geld dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De onder verdachte in beslag genomen koperen Lügerpatroon, kaliber: 9 mm. (volgnummer 36) dient te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 56, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten ZES MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 koperen Lügerpatroon, kaliber: 9 mm. (volgnummer 36);
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
- 14 Stuks papiergeld € 50,00 (volgnummer 15)
- 1 Stuk papiergeld € 20,00 (volgnummer 16)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 2 Geldstukken van € 2,- (volgnummer 17)
- 1 Geldstuk € 1,- (volgnummer 18)
- 1 Geldstuk € 0,50 (volgnummer 19)
- 2 Geldstukken € 0,20 (volgnummer 20)
- 2 Geldstukken € 0,05 (volgnummer 21)
Gelast teruggave aan [verdachte] van:
- 2 Schoenen, merk: Nike, kleur: blauw (volgnummer 2)
- 1 Vest, merk: Rules Lightspeed, kleur: bruin (volgnummer 3)
- 1 Broek, merk: Little Big, kleur: blauw (volgnummer 1)
- 1 Stuk kleding, merk: Penn, kleur: wit (volgnummer 6)
- 1 Stuk kleding, merk: Adidas, kleur: wit (volgnummer 9)
- 1 GSM, merk: Sony Ericsson, kleur: zwart (volgnummer 10)
- 2 Sokken, merk: Panter, kleur: wit (volgnummer 13)
- 1 Pet, merk: Burberry, kleur: bruin (volgnummer 23)
- 1 Stuk papier (volgnummer 24)
- 1 Stuk papier (volgnummer 25)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Bedee, voorzitter
,
mr. M.M. Moolenburgh - Pelser en mr. P.L. van Dijke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C-J. Booij, griffier,en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2007.