ECLI:NL:RBDOR:2007:BB1002

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
65306 / HA ZA 06-2421
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor herhaalde glasbreuk in serre door constructiefout

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 1 augustus 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagden] over herhaalde glasbreuk in het dak van een serre. De rechtbank oordeelde dat de reparateur, [gedaagden], niet alleen verantwoordelijk was voor het vervangen van een gebroken ruit, maar ook voor het onderzoeken van de oorzaak van de glasbreuk. Uit een deskundigenrapport bleek dat de herhaalde glasbreuk te wijten was aan een constructiefout in de serre, die niet door [gedaagden] was ontdekt. Hierdoor werd [gedaagden] aansprakelijk gehouden voor de kosten van vervanging van de gebroken ruiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opdracht aan [gedaagden] niet alleen de vervanging van de gebroken ruit omvatte, maar ook het verhelpen van de oorzaak van de schade. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door de constructiefout niet te ontdekken, wat leidde tot de herhaalde schade. De vorderingen van [eiser] tot schadevergoeding werden toegewezen, inclusief de kosten voor de vervanging van de ruiten en buitengerechtelijke kosten.

In reconventie heeft [gedaagden] vorderingen ingesteld tegen [eiser], maar deze werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] niet gerechtigd was om de vervanging van de glasplaat op te schorten, omdat de noodzaak daartoe voortvloeide uit haar tekortkomingen. De kosten van het geding werden toegewezen aan [gedaagden], die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 65306 / HA ZA 06-2421
vonnis van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur: mr. N.M. Graham,
tegen
1. de vennootschap onder firma Betucom Montage- en geveltechniek V.O.F.,
gevestigd te Beesd,
en haar vennoten
2. [gedaagde 2] en
3. [gedaagde 3],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. V.J. Groot.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [gedaagden]
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- tussenvonnis van 22 november 2006 en de daarin genoemde stukken,
- proces-verbaal van comparitie van 13 februari 2007 en de daarin genoemde stukken,
- de overgelegde producties.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
In conventie en reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1Eind 1998 heeft een derde aan de woning van [eiser] een serre gebouwd. In 1999 zijn in het schuin aflopende dakgedeelte van deze serre glasplaten verzakt en één daarvan (hierna: glasplaat A) is gebarsten. [eiser] heeft [gedaagden] verzocht de oorzaak hiervan te benoemen, de schade te herstellen en maatregelen te treffen om verzakking te voorkomen.
2.2 [gedaagden] heeft op 24 mei 2000 aan [eiser] een offerte uitgebracht voor vervanging van de gebroken glasplaat en het borgen van de bestaande ruiten tegen afzakken, een en ander voor de prijs van in totaal Nlg 5.602,40 (€ 2.542,25) inclusief BTW.
2.3 [gedaagden] heeft bij schrijven van 26 augustus 2000 aan [eiser] de volgende toelichting op deze offerte gegeven:
"(...)
Wij hebben op uw verzoek de oorzaak van lekkage en glasbreuk in uw serre onderzocht en het volgende geconstateerd.
De glasplaten in het schuine dak zijn niet voldoende afgeklemd en ondersteund. Hierdoor schuiven de glasplaten naar beneden waardoor deze aan de bovenzijde onder de afdichting vandaan glijden waardoor lekkage ontstaat.
De glasplaten zakken in de goot tegen een aluminium afsteun hoek aan waardoor de glasbreuk ontstaat.
Het gehele dak moet opnieuw afgeklemd worden en de gebroken ruiten zullen moeten worden vervangen.
(...)
De bovengenoemde werkzaamheden hebben wij u in een offerte aangeboden (...)."
2.4 [eiser] heeft [gedaagden] op 4 september 2000 opgedragen de geoffreerde werkzaamheden uit te voeren.
2.5 Daarop heeft [gedaagden] glasplaat A vervangen en alle glasplaten opnieuw afgeklemd en geplaatst.
2.6 Medio 2002 is de nieuwe glasplaat A gebarsten. [gedaagden] heeft op 7 september 2002 een vrijblijvende offerte voor het vervangen van deze glasplaat uitgebracht. Op 21 november 2002 heeft [gedaagden] in opdracht van [eiser] die glasplaat vervangen. [gedaagden] heeft [eiser] in verband daarmee op 26 november 2002 een factuur van € 2.087,26 gezonden. [eiser] heeft deze factuur niet betaald.
2.7 De in 2002 geplaatste glasplaat A heeft een onjuiste kleur. [gedaagden] heeft toegezegd deze glasplaat onder garantie te vervangen. Tot op heden is dat niet gebeurd.
2.8 Omstreeks maart 2003 is een andere glasplaat (hierna: glasplaat B) in het schuin aflopende dakgedeelte van de serre verzakt en gebarsten. [gedaagden] heeft op verzoek van [eiser] de oorzaak daarvan onderzocht en bij brief van 24 april 2003 daarover aan [eiser] als volgt bericht:
"(...) Het glas in het serre dak is aan de onderzijde niet afgeklemd waardoor het bij wind belasting naar buiten gedrukt kan worden.
Bij hoge wind druk gaat het glas vibreren waardoor er op de afsteun punten breuk kan ontstaan.
Wij kunnen dit probleem oplossen door over de gehele onderkant een aluminium hoek profiel te bevestigen waardoor het glas wordt aangedrukt."
2.9 [gedaagden] heeft voor deze werkzaamheden een offerte van € 2.815,54 uitgebracht. [eiser] is niet op deze offerte ingegaan. Glasplaat B is niet vervangen.
2.10 In opdracht van de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] c.s. heeft H.J.J. Rozengarden van Schade Centrum Nederland (hierna: Rozengarden) een deskundigen-onderzoek uitgevoerd. Rozengarden is daarbij tot de conclusie gekomen dat het verzakken en barsten van de glasplaten wordt veroorzaakt door een constructiefout in de serre.
3. De vordering in conventie
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. [gedaagden] hoofdelijk - des dat de één betaalt de anderen zullen zijn gekweten - zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5.631,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagden] hoofdelijk - des dat de één betaalt de anderen zullen zijn gekweten - zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 746,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagden] hoofdelijk - des dat de één betaalt de anderen zullen zijn gekweten - zal veroordelen tot betaling aan [eiser] een bedrag van € 768,- aan buitengerechtelijke kosten en € 267,75 aan kosten in verband met de vaststelling van de schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
4. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
Hij heeft daartoe het volgende gesteld.
3.1 In 2000 heeft [gedaagden] medegedeeld de herstelwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. [eiser] mocht hierbij uitgaan van de expertise van [gedaagden]. Zij had reeds toen de oorzaak van het verzakken en barsten van de glasplaten afdoende moeten verhelpen. In dat geval was de nadien opgetreden schade aan de glasplaten A en B niet ontstaan.
3.2 Nu de schade is ontstaan door een constructiefout die [gedaagden] had behoren te ontdekken, is zij toerekenbaar tekortgeschoten in nakoming van de overeenkomst. [gedaagden] dient daarom de kosten van de reeds vervangen glasplaat A en de nog te vervangen glasplaat B te dragen.
3.3 [gedaagden] is herhaaldelijk, doch tevergeefs, in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen. Van [eiser] kan niet worden verlangd dat hij [gedaagden] daartoe alsnog in de gelegenheid zal stellen. [eiser] zal daarom de herstelwerkzaamheden door een derde laten uitvoeren. De kosten daarvan dient [gedaagden] te vergoeden.
3.4 Deze kosten bedragen voor het vervangen van twee glasplaten (A en B) in totaal € 5.631,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
3.5 Voor het borgen van de glasplaten heeft [eiser] € 746,47 aan [gedaagden] betaald. Nu de glasplaten opnieuw dienen te worden geborgd, omdat dit ondeugdelijk is gebeurd dient [gedaagden] dit bedrag terug te betalen. Voor zover dit niet eerder is gedaan, ontbindt [eiser] daartoe de overeenkomst met [gedaagden].
3.6 Met [gedaagden] is uitvoerig gecorrespondeerd om tot een minnelijke regeling te komen. De daarmee verbonden buitengerechtelijke incassokosten ad € 768,-- dient [gedaagden] eveneens te vergoeden. Dat geldt ook voor de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor het rapport van Schade Centrum Nederland ad € 267,75.
Het verweer
De conclusie van [gedaagden] strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
3.7 Partijen zijn in 2000 een overeenkomst aangegaan die strekte tot het verhelpen van de lekkage, het vervangen van de glasplaat A en het borgen van de bestaande ruiten tegen afzakking.
3.8 In 2002 zijn partijen opnieuw, nu op basis van de offerte van 7 september 2002, een overeenkomst aangegaan ter vervanging van de opnieuw gebroken glasplaat A.
3.9 [gedaagden] is niet opgedragen de constructie van de serre te beoordelen; zij moest slechts een ruit vervangen en een lekkage verhelpen, en dat heeft zij gedaan. Er was geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake zou zijn van een dieperliggende oorzaak van de glasbreuk. Er is dus geen grond om aan te nemen dat [gedaagden] een eventuele constructiefout had behoren op te merken.
3.10 Uit de stukken die [eiser] heeft overgelegd, blijkt niet dat de glasbreuk uit 2002 een gevolg is van ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden in 2000. Tussen de glasbreuken in 2000 en 2002 bestaat geen verband, nu de breuk uit 2000 een gevolg was van verzakking, terwijl dit niet geldt voor de breuk van 2002. De breuk in glasplaat B is evenmin ontstaan door verzakking, maar doordat de onderzijde van de ruit onvoldoende was geklemd.
3.11 Nu de glasbreuken in 2000, 2002 en 2003 niet dezelfde oorzaak hebben, en [gedaagden] de eventuele constructiefout niet had behoeven op te merken, is zij niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en kunnen de glasbreuken uit 2002 en 2003 haar niet worden aangerekend.
3.12 [gedaagden] schort de vervanging van de onjuist gekleurde glasplaat A op, omdat [eiser] de factuur voor deze glasplaat niet heeft betaald en ook niet voornemens is deze - na vervanging in de juiste kleur - te betalen.
3.13 Nu [gedaagden] haar werkzaamheden terecht heeft opgeschort, is zij niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij is dan ook niet in verzuim, zodat de door [eiser] gevorderde schadevergoeding niet kan worden toegewezen.
3.14 Indien wordt bepaald dat [gedaagden] tekortgeschoten is in de nakoming, dan biedt zij uitdrukkelijk aan (herstel)werkzaamheden te verrichten.
4. De vordering in reconventie
[gedaagden] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagden] bevoegd is de vervanging van de glasplaat (A) door een glasplaat met de juiste kleurstelling op te schorten;
2. [eiser] zal veroordelen tot betaling aan [gedaagden] een bedrag ter hoogte van
€ 2.087,26 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [eiser] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
Zij heeft daartoe het volgende gesteld.
4.1 Nu [eiser] de factuur d.d. 26 november 2002 van € 2.087,26 niet heeft betaald en ook niet voornemens is deze - ook na vervanging van de ruit met de onjuiste kleur - te betalen, is [gedaagden] gerechtigd de vervanging van die glasplaat op te schorten.
4.2 Partijen hebben ter zake van de vervangen glasplaat A een nadere overeenkomst gesloten; [eiser] is gehouden de factuur ter zake van 26 november 2002 à € 2.087,26 te betalen. Voorts is [eiser] gehouden de wettelijke rente hierover vanaf 29 maart 2005 te betalen.
Het verweer
4.3 [eiser] heeft de vordering in reconventie gemotiveerd weersproken. Op de inhoud van zijn verweer zal hierna voor zover nodig nader worden ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie en in reconventie
5.1 Op grond van de inhoud van de offerte van 24 mei 2000 en de toelichting die [gedaagden] per brief van 26 augustus 2000 op die offerte heeft gegeven, moet worden geconcludeerd dat de door [gedaagden] aanvaarde opdracht van [eiser] niet alleen de vervanging van een gebarsten ruit en het verhelpen van de daarmee samenhangende lekkage omvatte, maar ook het onderzoek naar de oorzaak van de lekkage en de glasbreuk, en het verhelpen van die oorzaak.
Met name op grond van de toelichting van [gedaagden] in de onder 2.4 bedoelde brief mocht [eiser] erop vertrouwen dat, voor zover dat noodzakelijk was voor de uitvoering van die opdracht, daarbij ook de constructie van (het dakgedeelte van) de serre zou worden beoordeeld.
5.2 Het standpunt van [gedaagden] dat zij niet gehouden was naar een dieperliggende oorzaak van lekkage en glasbreuk te zoeken, moet daarom worden verworpen. Indien zij haar opdracht in dat opzicht had willen beperken, zou het op haar weg hebben gelegen dat uitdrukkelijk te doen.
5.3 Rozengarden is tot de conclusie gekomen dat de T-balken getordeerd zijn geplaatst, met als gevolg dat er teveel spanning op de dakplaten komt te staan. De constructie van de draagbalken - waar de dakplaten op liggen - is derhalve niet juist. In het rapport van Rozengarden is weergegeven dat [gedaagden] ten tijde van het onderzoek te kennen gegegeven dat haars inziens de glasbreuk te wijten is aan een constructiefout, hetgeen zij ook ter comparitie heeft herhaald. Ook de rechtbank zal daarvan bij de verdere beoordeling uitgaan.
5.4 Ook indien de door [gedaagden] geplaatste hoekjes onder de ruiten een afdoende remedie zijn tegen het afzakken daarvan, hetgeen wordt betwist door [eiser], dan is daarmee nog niet gegeven dat haar geen toerekenbare tekortkoming kan worden verweten. Immers, voldoende is komen vast te staan dat de oorzaak van de herhaalde glasbreuken moet worden toegeschreven aan de constructiefout waartegen de ingrepen van [gedaagden] geen remedie bleken te zijn. Deze constructiefout is bij de uitvoering van de opdracht door [gedaagden] onopgemerkt gebleven. Afgezien van het standpunt dat onder 5.2 is verworpen, zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die met zich kunnen brengen dat dit niet aan [gedaagden] zou mogen worden tegengeworpen. De slotsom moet daarom zijn dat [gedaagden] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de lekkage en glasbreuk, en een en ander te verhelpen.
5.5 Uit de mededelingen van [gedaagden] heeft [eiser] kunnen afleiden dat [gedaagden] niet meer van zins was nadere herstelwerkzaamheden te verrichten. Dat brengt met zich dat [gedaagden] ter zake in verzuim is geraakt.
5.6 Als het aanbod van [gedaagden] om herstelwerkzaamheden uit te voeren 'indien mocht blijken dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen (quod non)' al kan worden aangemerkt als een aanbod tot zuivering van haar verzuim, moet worden geoordeeld dat [eiser] niet gehouden kan worden dat aanbod te aanvaarden, omdat het niet vergezeld is gegaan van een aanbod tot betaling van schadevergoeding en kosten. Aan dat aanbod moet daarom worden voorbijgegaan.
5.7 Omdat [gedaagden] in ieder geval toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot het opsporen en verhelpen van de oorzaak van glasbreuk in het serredak en zij ter zake in verzuim verkeert, is zij gehouden de schade die [eiser] als gevolg van dat tekortschieten lijdt te vergoeden. Niet weersproken is dat deze schade gesteld kan worden op de kosten van vervanging van twee ruiten. Hetgeen in conventie onder 1. is gevorderd, zal daarom worden toegewezen.
5.8 Voorts heeft [eiser] terugbetaling gevorderd van de aan [gedaagden] betaalde kosten voor het borgen van de glasplaten. Die vordering is aan te merken als een vordering tot ongedaanmaking. Gelet op hetgeen hiervoor omtrent het ingetreden verzuim is overwogen, was [eiser] bevoegd, zoals hij in ieder geval bij de dagvaarding in deze zaak heeft gedaan, de overeenkomst met [gedaagden] in zoverre te ontbinden. Die ontbinding brengt een ongedaanmakingsverplichting met zich van hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst reeds is gepresteerd. De vordering in conventie tot ongedaanmaking, te weten terugbetaling van die kosten ad € 746,47, is daarom eveneens toewijsbaar.
5.9 Het bedrag dat in conventie is gevorderd als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, waaronder begrepen de kosten van het opstellen van het rapport van Schade Centrum Nederland, en de medegevorderde wettelijke rente zullen als onweersproken door [gedaagden] worden toegewezen.
5.10 [gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
5.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, volgt tevens dat [eiser] niet gehouden was opnieuw voor de vervanging van glasplaat A in 2002 te betalen, omdat voldoende is komen vast te staan dat de noodzaak daartoe voortvloeit uit het tekortschieten van [gedaagden] De vordering tot betaling voor die ruit zal daarom worden afgewezen en de opschorting van de verplichting tot vervanging van die glasplaat door een ruit in de juiste kleur is ongegrond. De gevorderde verklaring voor recht ter zake wordt daarom geweigerd.
5.12 De vorderingen in reconventie zullen daarom alle worden afgewezen en [gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.
6. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk -des dat de één betaalt de anderen zullen zijn gekweten-
aan [eiser] te betalen:
a. € 5.631,08, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. € 746,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. € 1.035,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot heden vastgesteld op € 380,87 aan verschotten en € 768,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 192,- aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 augustus 2007.