ECLI:NL:RBDOR:2007:BB0292

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500431-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en bezit van kinderpornografisch materiaal

De Rechtbank Dordrecht heeft op 24 juli 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van meermalen ontuchtige handelingen met minderjarigen en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met meerdere jongens die de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt. De feiten vonden plaats in Papendrecht en Sliedrecht tussen 2005 en 2006. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die voortkwam uit een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, zoals vastgesteld door deskundigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft de slachtoffers op slinkse wijze benaderd, onder het voorwendsel hen te masseren, en heeft hen vervolgens ontuchtige handelingen aangedaan. De rechtbank heeft ook de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op de computer van de verdachte in de overwegingen meegenomen. De opgelegde straf en maatregel zijn bedoeld om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500431-06
Zittingsdatum : 04 januari 2007 en 10 juli 2007
Uitspraak : 24 juli 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1983,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Breda, locatie De Boschpoort, te Breda.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de (gewijzigde) vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 30 juni 2006 en/of
01 juli 2006 te Papendrecht,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met
- [slachtoffer 1] (17-05-1995) en/of
- [slachtoffer 2] (30 juli 1993) en/of
- [slachtoffer 3] (03-12-1993) en/of
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen, althans eenmaal,
- naar voren/beneden trekken van de zwembroek en/of onderbroek, althans broek
en/of
- betasten en/of strelen en/of vastpakken van en/of trekken aan en/of knijpen
in de (ontblote) balzak en/of penis van genoemde perso(o)n(en);
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 augustus 2005 tot en met 08 juni 2006 te Papendrecht,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met
- [slachtoffer 4] (07-06-1994) en/of
- [slachtoffer 5] (21-12-1991),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen, althans eenmaal,
- (laten) uittrekken en/of naar beneden trekken van de bovenkleding en/of
onderbroek van genoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- strelen en/of betasten en/of vastpakken en/of insmeren en/of masseren (met
Vaseline en/of (massage-)olie) van de (ontblote) be(e)n(en) en/of balzak
en/of penis en/of lies/zen en/of bil(len) en/of rug en/of nek en/of borst
van genoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- trekken aan de balzak en/of penis van genoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- aftrekken van genoemde [slachtoffer 4];
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 september 2005 tot en met 30 april 2006 te Sliedrecht en/of Papendrecht,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met
- [slachtoffer 6] (17-03-1991) en/of
- [slachtoffer 7] (09-09-1992),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het meermalen, althans eenmaal,
- (laten) uittrekken en/of naar beneden trekken van de bovenkleding en/of
onderbroek van genoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of
- trekken aan de balkzak en/of penis van genoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]
en/of
- strelen en/of betasten en/of vastpakken en/of insmeren en/of masseren (met
Vaseline en/of (massage-)olie) van de (ontblote) be(e)n(en) en/of arm(en)
en/of balzak en/of penis en/of lies/zen en/of bil(len) en/of rug en/of nek
en/of borst van genoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of
- insmeren met shampoo en/of zeep van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 6];
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 januari 2006 tot en met 06 juli 2006 te Papendrecht, in elk geval in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meermalen een afbeelding en/of
een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele
gedragingen, te weten een of meerdere filmbestand(en) (26, in elk geval 2),
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar
was betrokken, (telkens) in bezit heeft gehad,
te weten
- 3 jongens van ong. 8 jr oud. Een van hen penetreert de andere jongen anaal
met een dildo en zij trekken elkaar af (9.02 min.)
en/of
- 2 jongens van ong. 9 jr oud liggen op bed. De een likt de penis van de
ander. Ook penetreert een van de jongens met een vinger de anus van de ander
(8.50 min).
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de (gewijzigde) dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden en een terbeschikkingstelling onder voorwaarden.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1], [adres en woonplaats].
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van 500 euro, ter zake van immateriële schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2], [adres en woonplaats].
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van 500 euro, ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie refereert zich in beide vorderingen aan haar eerder ingenomen standpunt.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 30 juni 2006 en 01 juli 2006 te Papendrecht,
meermalen (telkens) met
- [slachtoffer 1] (17-05-1995) en
- [slachtoffer 2] (30 juli 1993) en
- [slachtoffer 3] (03-12-1993)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt,
(telkens) meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen,
- naar voren trekken van de zwembroek en onderbroek en
- betasten en vastpakken van en trekken aan en knijpen
in de ontblote balzak en penis van genoemde personen;
2.
in de periode van 01 augustus 2005 tot en met 08 juni 2006 te Papendrecht,
meermalen (telkens) met
- [slachtoffer 4] (07-06-1994) en
- [slachtoffer 5] (21-12-1991),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen
- laten uittrekken en naar beneden trekken van de bovenkleding en
onderbroek van genoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- betasten en vastpakken en insmeren en masseren met
Vaseline en massage-olie van de ontblote benen en balzak
en penis en liezen en billen en rug en nek en borst
van genoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- trekken aan de balzak en penis van genoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- aftrekken van genoemde [slachtoffer 4];
3.
in de periode van 01 september 2005 tot en met 30 april 2006 te Sliedrecht en Papendrecht, meermalen (telkens) met
- [slachtoffer 6] (17-03-1991) en
- [slachtoffer 7] (09-09-1992),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt,
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het meermalen,
- (laten) uittrekken en naar beneden trekken van de bovenkleding en
onderbroek van genoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en
- trekken aan de balkzak en penis van genoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]
en
- betasten en vastpakken en insmeren en masseren (met
Vaseline en massage-olie) van de ontblote benen en armen
en balzak en penis en liezen en billen en rug en nek
en borst van genoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en
- insmeren met shampoo en/of zeep van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 6];
4.
in periode van 01 januari 2006 tot en met 06 juli 2006 te Papendrecht
meermalen telkens een afbeelding en
een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele
gedragingen, te weten een of meerdere filmbestanden (26),
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar
was betrokken, telkens in bezit heeft gehad,
te weten
- 3 jongens van ongeveer 8 jaar oud. Een van hen penetreert de andere jongen anaal
met een dildo en zij trekken elkaar af (9.02 min.)
en
- 2 jongens van ongeveer 9 jaar oud liggen op bed. De een likt de penis van de
ander. Ook penetreert een van de jongens met een vinger de anus van de ander
(8.50 min).
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, meermalen gepleegd;
2.
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, meermalen gepleegd;
3.
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, meermalen gepleegd;
4.
EEN AFBEELDING VAN EEN SEKSUELE GEDRAGING, WAARBIJ IEMAND DIE KENNELIJK DE LEEFTIJD VAN ACHTTIEN JAREN NOG NIET HEEFT BEREIKT, IS BETROKKEN OF SCHIJNBAAR IS BETROKKEN, IN BEZIT HEBBEN, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Op verzoek van de rechtbank is door drs. C. Moerman, forensisch psycholoog, en door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, een onderzoek gedaan naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Op 21 september 2006 respectievelijk 4 december 2006, hebben deze deskundigen hierover rapport uitgebracht. Uit beide rapporten komt naar voren dat gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van de verdachte. Beide deskundigen zijn voorts de mening toegedaan dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Zij adviseren verdachte, indien de feiten bewezen worden verklaard, verplicht te laten deelnemen aan een behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek. Deze behandeling zou dan plaats kunnen vinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft zich bij tussenvonnis van 18 januari 2007 de vraag gesteld of een dergelijke vorm van behandeling in het geval van verdachte wel voldoende waarborgen biedt. Met name was het voor de rechtbank niet duidelijk of is de situatie van verdachte een intramurale behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling niet eerder geïndiceerd zou zijn. Ten einde hierover te worden voorgelicht is verdachte ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Uit het door M.J.T. Harmelink, psychiater in opleiding (in samenwerking met J.M.J.F. Offermans, psychiater) en C.T.H.M. Salet, psycholoog, allen verbonden aan het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, in de zaak met bovenstaand parketnummer omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 4 juli 2007, komt naar onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene heeft beperkingen in sociale interacties, en wel in die mate dat moet worden geconcludeerd dat bij betrokkene sprake is van een stoornis in het autistische centrum, namelijk de stoornis van Asperger. De beperkingen in de sociale interacties komen bij betrokkene tot uiting in een onvermogen om leeftijdsadequate relaties te ontwikkelen, in beperkingen in het gebruik van non-verbaal gedrag (zoals gelaatsuitdrukkingen) en in een gebrekkige sociale wederkerigheid.
Omdat betrokkene aangeeft dat zijn seksuele belangstelling niet uitsluitend betrekking heeft op kinderen (waarbij hij overigens wel specifiek een leeftijdscategorie noemt van 10-12 jaar) maar dat hij ook seksuele gevoelens heeft voor volwassen mannen, moet worden aangenomen dat er bij betrokkene sprake is van pedofilie van het niet-exclusieve type. Beide stoornissen - de stoornis van Asperger en de pedofilie zijn langdurig aanwezig bij betrokkene en waren ook aanwezig in de aanloop naar en tijdens het ten laste gelegde, indien bewezen.
Gezien deze stoornissen zijn genoemde deskundigen van mening dat betrokkene ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
Voor wat betreft het ten laste gelegde feit 4 zijn de deskundigen van mening dat betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De deskundigen gaan er van uit dat betrokkene in die situatie een grotere handelingsvrijheid had en in mindere mate dan bij de feiten 1 tot en met 3 door zijn autistische beperkingen werd gehinderd.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van het rapport van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, op grond van de onderbouwingen ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en dit rapport, is komen vast te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten 1, 2 en 3 in verminderende mate en het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit 4 in licht verminderende mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op meerdere tijdstippen binnen één jaar en bij herhaling, met verschillende jonge jongens contact gezocht en met hen ontuchtige handelingen gepleegd. Verdachte legde deze contacten door met hen op straat en op speelveldjes te voetballen en te honkballen. Tijdens het honkballen gooide verdachte bij verschillende jongens bewust de honkbal tegen hun geslachtsdeel. Dat deed hen behoorlijk pijn. Onder het motto dat hij hen even zou masseren zodat de pijn weer over zou gaan, trok verdachte vervolgens hun broekje naar voren en betaste hij met zijn hand de geslachtsdelen van deze jongens. De jongens werden door verdachte volslagen overrompeld en waren compleet van slag.
Verdachte heeft voorts op een slinkse en doortrapte wijze met andere jonge jongens ontucht gepleegd door hen te vragen of hij hen mocht masseren omdat hij daarmee ervaring moest opdoen in het kader van zijn opleiding tot sportmasseur. Niets vermoedend hebben deze jongens daarin bewilligd, niet wetende dat zij met hun welwillende houding verdachte in de kaart speelden en hem in staat stelde met hen ontuchtige handelingen te verrichten. Zo pakte verdachte tijdens de massagesessies hun geslachtsdeel vast, betastte hij hun penis en balzak en trok daaraan. Ook deze jongens werden volslagen overrompeld door het handelen van verdachte en waren hierop absoluut niet bedacht.
Verdachte heeft ten slotte meerdere afbeeldingen met kinderpornografisch materiaal op zijn computer gehad.
Verdachte heeft zich bij het betasten van al deze jongens louter en alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van de zeer jeugdige en dus ook kwetsbare slachtoffertjes. Verdachte heeft door het plegen van de feiten een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen daar lange tijd nadelige gevolgen van ondervinden. Zij voelen zich aangetast in hun persoonlijke veiligheid, worden argwanend naar anderen en zijn soms bang op straat. De feiten hebben een grote impact op de slachtoffers gehad en hebben dit nog steeds, gelet op de schriftelijke slachtofferverklaringen in het dossier.
Het hoeft weinig betoog dat feiten als de onderhavige ook in de samenleving gevoelens van onrust, onveiligheid, afschuw en verontwaardiging oproepen en ten zeerste worden afgekeurd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Op grond van het geen hiervoor is overwogen alsmede gezien de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, is in beginsel het opleggen van een lange vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting en ook uit de rapportages van de voornoemde deskundigen Moerman en Blansjaar, alsmede voornoemde deskundigen van het Pieter Baan Centrum en Stichting Reclassering Nederland d.d.29 december 2006 zijn gebleken.
Bij het bepalen van de sanctiemodaliteit en de duur van de sanctie houdt de rechtbank rekening met de hiervoor onder 6.2 vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten. Tevens betrekt de rechtbank bij de beoordeling van deze vragen het rapport van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum waarin onder meer het navolgende naar voren komt - zakelijk weergegeven -:
De kans op herhaling van een soortgelijk feit als het ten laste gelegde sub 1 tot en met sub 3, achten wij groot. Hierbij is van belang dat de stoornis van Asperger van structurele aard is en bij betrokkene zal blijven bestaan, wat waarschijnlijk ook geldt voor zijn pedoseksuele belangstelling. Voorts is van belang bij de beoordeling van het recidiverisico dat betrokkene maar beperkt besef heeft van zijn problematiek en seksueel contact met kinderen niet als problematisch ziet. Het risico op escalatie achten wij eveneens groot.
Ter vermindering van het recidivegevaar is het van belang dat betrokkene behandeling krijgt gericht op de stoornis van Asperger. Deze behandeling zal vooral gericht moeten zijn op hoe betrokkene kan leren omgaan met de beperkingen voortkomend uit deze stoornis. Wij adviseren om een dergelijke behandeling binnen een klinische setting te laten plaatsvinden. Een minder intensieve behandeling - zoals ambulante- of dagbehandeling - wordt door ons niet voldoende geacht. Een tbs met bevel tot verpleging is ons inziens niet noodzakelijk; het recidivegevaar kan in voldoende mate worden bestreden wanneer betrokkene de maatregel van tbs met voorwaarden krijgt opgelegd. De voorwaarden die wij adviseren zijn: een opname in een kliniek met forensische psychiatrische expertise, waarbij betrokkene zich houdt aan de aanwijzingen van deze kliniek en van de reclassering.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd nu
- bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond;
- de door verdachte begane strafbare feiten misdrijven betreffen, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank is met de deskundigen van het Pieter Baan Centrum van oordeel dat voor zover het zich thans laat aanzien en gelet op het feit dat verdachte zich bereid heeft verklaard tot naleving van de gestelde voorwaarden, geen ter beschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden opgelegd, maar een terbeschikkingstelling met daaraan verbonden de in het dictum te noemen voorwaarden betreffende het gedrag van ter beschikking gestelde, zoals door het Pieter Baan Centrum opgenomen in het rapport van 4 juli 2007.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank bovendien van oordeel dat daarnaast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij inhoudende immateriële schade komt de rechtbank een financiële tegemoetkoming van de zijde van verdachte niet onredelijk voor. De rechtbank zal het verzochte bedrag van 500 euro toewijzen.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij inhoudende immateriële schade komt de rechtbank een financiële tegemoetkoming van de zijde van verdachte niet onredelijk voor. De rechtbank zal het verzochte bedrag van 500 euro toewijzen.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
(legt op aan verdachte de maatregel:)
* een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWINTIG (20) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
* gelast dat verdachte TER BESCHIKKING wordt GESTELD;
stelt daarbij als VOORWAARDEN betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
- dat deze zich zal laten opnemen in een kliniek met forensisch psychiatrische expertise;
- dat deze zich zal houden aan de aanwijzingen van deze kliniek;
- dat deze zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland;
verstrekt aan de Stichting Reclassering Nederland de opdracht om aan de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
* veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], [adres en woonplaats], een bedrag van 500 euro, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
* legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van 500 euro ten behoeve van [slachtoffer 1], [adres en woonplaats];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van tien (10) dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
* veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], een bedrag van 500 euro, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
* legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van 500 euro ten behoeve van [slachtoffer 2], [adres en woonplaats];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van tien (10) dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. M.M. Moolenburgh en mr. P.L. van Dijke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2007.