ECLI:NL:RBDOR:2007:BA8190
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erfgenaam vordert (wettelijke) erfdeel in nalatenschap van vader met afwijzing vordering en toewijzing tot opstelling nalatenschap
In deze zaak vorderde de eiseres, de dochter van de overleden erflater, een (wettelijk) erfdeel uit de nalatenschap van haar vader. De rechtbank Dordrecht oordeelde dat de vordering tot het verkrijgen van het erfdeel werd afgewezen, omdat de verzorgingsverplichting van de erflater ten opzichte van zijn tweede echtgenote prevaleerde. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering tot opstelling van de nalatenschap, in verband met het vaststellen van het erfdeel, wel werd toegewezen. De erflater was op 28 januari 2001 overleden, en had bij testament een regeling getroffen voor de verdeling van zijn nalatenschap. De eiseres betwistte de in het testament neergelegde wettelijke boedelverdeling en stelde dat er geen verzorgingsbehoefte was bij de tweede echtgenote van de erflater. De rechtbank overwoog dat de erflater met zijn testament beoogde dat zijn kinderen pas na het overlijden van de tweede echtgenote hun erfdeel konden opeisen. De rechtbank concludeerde dat de verzorgingsverplichting van de erflater de opeisbaarheid van het erfdeel bij overlijden doorkruiste. De rechtbank wees de vordering van de eiseres tot het verkrijgen van haar erfdeel af, maar gaf haar wel recht op een onderbouwde opstelling van de nalatenschap, inclusief taxatie van de woning. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 13 juni 2007 door mr. A. Eerdhuijzen.