ECLI:NL:RBDOR:2007:BA7479

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500593-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor poging doodslag en zware mishandeling na vechtpartij

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 7 oktober 2006 in Oud-Beijerland, waar de verdachte betrokken was bij een vechtpartij. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de verdachte, maar de rechtbank heeft deze vordering gevolgd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verwondingen van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door de verdachte waren veroorzaakt. De slachtoffers hadden niet gezien hoe zij hun verwondingen hadden opgelopen, en er was geen bewijs dat het mes van de verdachte de oorzaak was van hun letsel. De rechtbank concludeerde dat de chaotische omstandigheden van de vechtpartij, waarbij ook gebruik werd gemaakt van stukgeslagen flessen, de mogelijkheid openlieten dat het letsel op een andere manier was ontstaan. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien er geen sprake was van door de verdachte veroorzaakte schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500593-06
Zittingsdatum: 5 juni 2007
Uitspraak: 19 juni 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1984,
wonende [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste dat:
1.
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 1] in de (linker)heup en/of de (rechter)schouder en/of de rug heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: meerdere, althans een, messte(e)k(en) in de (linker)heup en/of de (linker)schouder en/of
de rug), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 1] in de (linker)heup en/of de (rechter)schouder en/of de rug te steken en/of te prikken en/of te snijden;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 1] in de (linker)heup en/of de (rechter)schouder en/of de rug heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet (terwijl hij die [slachtoffer 2] rennend passeerde)
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 2] in de (linker)oksel en/of de (linker)arm, althans het bovenlichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: meerdere, althans een, messte(e)k(en) in de (linker)oksel en/of de (linker)arm, heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (terwijl hij die [slachtoffer 2] rennend passeerde) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 2] in de (linker)oksel en/of de (linker)arm, althans het bovenlichaam, te steken en/of te prikken en/of te snijden;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 oktober 2006 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl hij die [slachtoffer 2] rennend passeerde) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 2] in de (linker)oksel en/of de (linker)arm heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 1 en feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft -het onder feit 1 en feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, en tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van EUR 300 en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige gedeelte, met oplegging van een maatregel tot schadevergoeding.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 2], [adres en woonplaats].
Ter zitting heeft de verschenen benadeelde partij zijn vordering voor zover het betreft de vergoeding van de immateriële schade ingetrokken. Thans vordert hij nog verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 325,-, ter zake van materiële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is voor de rechtbank komen vast te staan dat in de nacht van 6 op 7 oktober 2006 sprake is geweest van een vechtpartij waarbij een groot aantal Oud-Beijerlanders en een drietal Armeniërs waren betrokken. In deze uitbarsting van geweld zijn over en weer klappen uitgedeeld en is verdachte, terwijl hij op de grond lag, op zijn hoofd en in zijn gezicht bewerkt met stukgeslagen flessen en/of glazen. Verdachte heeft erkend een mes bij zich gehad te hebben, met welk mes hij naar eigen zeggen in het heetst van de strijd om zich heen heeft gezwaaid met het doel ruimte te scheppen om aan verder geweld te kunnen ontkomen. De aangevers van de ten laste gelegde feiten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben verklaard op enig moment te hebben gemerkt dat zij snij/steekwonden hadden. Beiden hebben aangegeven niet te hebben gezien of gemerkt dat zij door het mes van verdachte zijn geraakt. Uit andere bewijsmiddelen, zoals uit de diverse getuigenverklaringen, blijkt al evenmin dat het letsel van de aangevers door (het mes van) verdachte is veroorzaakt. Immers, geen van de omstanders heeft gezien hoe het letsel, zoals vastgesteld bij aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], is veroorzaakt. De DNA-rapportage van het NFI geeft omtrent het steken van de beide genoemde slachtoffers door verdachte geen uitsluitsel, nu er op het mes van verdachte slechts celmateriaal en geen bloed van (één van de) de slachtoffers is aangetroffen.
Voorts dient in aanmerking te worden genomen de chaotische situatie ter plekke waarbij veel alcohol in het spel was, en de omstandigheid dat er werd geslagen met kapotte glazen en/of flessen. De mogelijkheid dat het letsel van de aangevers in die situatie op andere wijze dan door toedoen van verdachte is ontstaan valt met het thans voorhanden bewijs redelijkerwijs niet uit te sluiten. Dit heeft tot gevolg dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de feitelijke handelingen heeft verricht die tot de telastgelegde feiten hebben geleid, zodat verdachte van die feiten dient te worden vrijgesproken.
5. De overige beslissingen
5.1 De vordering van de benadeelde partij
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd en er derhalve geen sprake kan zijn van door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld.
5.2 Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
6. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], niet ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars,voorzitter,
mr. P.L. van Dijke en mr. A.J. Japenga, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Schenkgriffier,en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2007.