vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 65559 / HA ZA 06-2459
1. [eiser 1],
wonende te Slootdorp,
2. [eiser 2],
wonende te Langbroek,
eisers,
procureur mr. C.F.W.A. Hamm,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NAAMPLAAT HOLDING B.V. IN LIQUIDATIE,
gevestigd te 's-Gravendeel,
2. [gedaagde 2],
wonende te Eemnes,
3. [gedaagde 3],
wonende te Almelo,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIMO B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
5. de naamloze vennootschap
NYLOPLAST N.V.,
gevestigd te 's-Gravendeel,
gedaagden,
procureur mr. J.M. van Weelderen.
Partijen zullen hierna [eisers] en Naamplaat Holding c.s. genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen hierna bij hun (achter)naam worden aangeduid.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2006
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte (in briefvorm) van [eisers] d.d. 6 februari 2007
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eisers] houdt 6,22 % van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Naamplaat Holding. De overige aandelen (93,78%) worden gehouden door Nyloplast, die tevens enig bestuurder van Naamplaat Holding is. Daarnaast is Nyloplast enig aandeelhouder en bestuurder van Trimo, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van [betrokkene] (verder: [betrokkene]).
2.2. [gedaagde 2] is enig bestuurder van Nyloplast en houdt middelijk 6% van de uitstaande aandelen van Nyloplast. [gedaagde 3] is lid van de raad van commissarissen van Nyloplast en houdt 36% van de uitstaande aandelen in Nyloplast.
2.3. Naamplaat Holding was - tot de na te melden verkoop en levering van die aandelen - enig aandeelhouder van De Naamplaat B.V. (verder: Naamplaat), van wie Nyloplast enig bestuurder was en is.
2.4. In artikel 9 lid 2 van de statuten van Naamplaat Holding is bepaald dat in alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders de vennootschap wordt vertegenwoordigd door commissarissen en dat de algemene vergadering van aandeelhouders steeds bevoegd is één of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
2.5. In opdracht van Nyloplast heeft BDO CampsObers Corporate Finance B.V. (verder BDO Finance) de waarde van de aandelen in Naamplaat bepaald. In het daarvan op 23 september 2005 uitgebrachte rapport heeft BDO Finance die waarde per 31 december 2004 bepaald op circa € 2.200.000.
2.6. Bij brief van 27 september 2005 is [eisers] uitgenodigd voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders (verder: AVA) van Naamplaat Holding op 13 oktober 2005. De agenda voor die vergadering vermeldt onder 2 "Voorstel + stemming benoeming commissaris van de vennootschap" en onder 3"Voorstel + stemming verkoop de Naamplaat B.V.". In de bij de agenda gevoegde toelichting op agendapunt 3 wordt melding gemaakt van verkoop van de bedrijfsactiviteiten van Naamplaat aan [betrokkene].
2.7. [eisers] heeft de AVA van 13 oktober 2005 bijgewoond. De notulen van die AVA vermelden dat het voorstel om [gedaagde 3] tot commissaris te benoemen met algemene stemmen is aanvaard, dat de verkoop van Naamplaat zal gaan plaatsvinden aan Trimo, waarna in Naamplaat Holding slechts een "zak met geld" zal resteren, en dat het voorstel tot verkoop van Naamplaat bij meerderheid van stemmen is aangenomen.
2.8. Bij koopovereenkomst van 1 januari 2006 heeft Naamplaat Holding de aandelen in Naamplaat voor de koopprijs van € 2.200.000 verkocht aan Trimo. Deze overeenkomst is zowel namens Trimo als namens Naamplaat Holding ondertekend door [gedaagde 2], optredend voor Nyloplast.
2.9. Bij notariële akte van 2 januari 2006 heeft Naamplaat Holding, vertegenwoordigd door (de gemachtigde van) [gedaagde 3], de aandelen in Naamplaat geleverd aan Trimo.
2.10. Trimo heeft naast de koopprijs voor de aandelen aan Naamplaat Holding een bedrag van € 82.000 betaald ter zake van rente over de koopprijs over de periode 1 januari 2005 - 31 december 2005.
2.11. Op 2 februari 2006 heeft de buitengewone AVA van Naamplaat Holding met meerderheid van stemmen het voorstel tot ontbinding van de vennootschap aangenomen en eveneens het voorstel tot benoeming van de bestuurder, [ ] [gedaagde 2], tot vereffenaar aangenomen. In het Handelsregister is Nyloplast als vereffenaar ingeschreven.
2.12. Op 27 juli 2006 heeft de buitengewone AVA van Naamplaat Holding, voor zover vereist en zonder enige erkenning van onregelmatigheden in de besluitvorming, de verkoop van de aandelen van Naamplaat bevestigd.
3.1. [eisers] vordert - samengevat -:
primair: de vennootschappelijke besluiten van de AVA en het bestuur van Naamplaat Holding tot verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat door Naamplaat Holding aan Trimo nietig te verklaren, althans te vernietigen, met het bevel tot ongedaanmaking van alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen die ter uitvoering van die besluiten zijn verricht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair: Naamplaat Holding c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de - nader vast te stellen - door [eisers] als gevolg van onrechtmatig handelen van Naamplaat Holding c.s. geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2006.
Dit alles met veroordeling van Naamplaat Holding c.s. in de kosten van de procedure.
[eisers] stelt daartoe het volgende.
3.1.1. Het besluit van de AVA van 13 oktober 2005 tot verkoop van de aandelen in Naamplaat is op grond van artikel 2:224 lid 2 BW juncto artikel 2:14 lid 1 BW nietig nu dat niet overeenstemt met het voorstel op de agenda. De bevestiging van het besluit van de AVA op 27 juli 2006 laat onverlet dat de aandelen van Naamplaat zonder voorafgaande goedkeuring van de aandeelhouders van Naamplaat Holding zijn overgedragen, hetgeen in strijd is met de bedoeling van het bestuur van Naamplaat Holding en de door het bestuur jegens [eisers] in acht te nemen redelijkheid en billijkheid.
3.1.2. Het bestuursbesluit tot het aangaan van een koopovereenkomst met Trimo is op grond van artikel 2:14 lid 1 nietig, althans vernietigbaar op de voet van artikel 2:15 lid 1 sub a BW. Nu sprake is van verkoop en overdracht van aandelen tussen groepsvennootschappen is immers sprake van een (potentieel) tegenstrijdig belang. Bij het nemen van dat bestuursbesluit is artikel 9 lid 2 van de statuten van Naamplaat Holding noch artikel 2:256 BW in acht genomen. Immers, Naamplaat Holding werd bij het aangaan van de koopovereenkomst vertegenwoordigd door [gedaagde 2] en ook [gedaagde 3], op wie artikel 2:256 BW eveneens van toepassing is, had een tegenstrijdig belang.
3.1.3. Voorts is de handelwijze van het bestuur en de commissaris van Naamplaat Holding onder de vigerende omstandigheden onrechtmatig jegens [eisers].
3.1.4. Het besluit van de betrokken groepsvennootschappen tot verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat is genomen om [eisers] het aandeelhouderschap te ontnemen zonder daarvoor door de wet geboden mogelijkheden van uitkoop of de geschillenregeling te benutten, terwijl met de gekozen structuur van de transactie geen vennootschappelijk belang gediend is.
3.1.5. De verkoop van de aandelen in Naamplaat is niet aangegaan tegen een verkoopprijs en andere voorwaarden die gelijk is aan de prijs en andere voorwaarden die overeengekomen zou zijn met een koper die in dezelfde omstandigheden als Trimo verkeerde maar geen deel uitmaakte van de Nyloplast-groep. Door de transactie aldus aan te gaan hebben Naamplaat Holding, Nyloplast en Trimo, alsmede de betrokken bestuurders onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld. De door [eisers] geleden schade is gelijk aan 6,22% van het verschil tussen de verkoopprijs en de werkelijke marktwaarde van Naamplaat.
3.1.6 Die handelwijze is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die Naamplaat Holding c.s. op de voet van artikel 2:8 BW jegens [eisers] als (mede)aandeelhouders in acht dient te nemen en is derhalve onrechtmatig.
3.2. De conclusie van Naamplaat Holding c.s. strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding. Naamplaat Holding c.s. voert als verweer het volgende aan.
3.2.1. [eisers] had rechtsmaatregelen kunnen treffen voordat de overdracht van de aandelen in Naamplaat plaatsvond of de procedure tot ontbinding van Naamplaat Holding was opgestart. Derhalve heeft [eisers] geen belang meer bij de vordering, althans wordt gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid die [eisers] krachtens artikel 2:8 BW in acht dient te nemen, althans maakt [eisers] misbruik van bevoegdheid door het instellen van de vordering. Het krachtens art. 2:15 lid 3 BW vereiste redelijke belang ontbreekt, nu het [eisers] slechts om de koopprijs gaat.
3.2.2. Met verkoop van Naamplaat kan niets anders zijn bedoeld dan verkoop van de aandelen in Naamplaat. Voor zover er sprake is van een gebrek in de toelichting op de agenda leidt dat slechts tot vernietigbaarheid ex art. 2:15 lid 1 sub a BW. Dat laat de rechtsgeldigheid van de verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat onverlet nu het voorstel onverplicht aan de AVA was voorgelegd, zulks in verband met de wegens tegenstrijdigheid van belangen in acht te nemen zorgvuldigheid en openheid. Bovendien heeft bevestiging van de verkoop ex art. 2:15 lid 6 BW plaatsgevonden bij besluit van de buitengewone AVA van 27 juli 2006.
3.2.3. Wegens het tegenstrijdig belang heeft Naamplaat Holding bij de besluitvorming openheid en zorgvuldigheid betracht en heeft zij zich bij de aandelentransactie laten vertegenwoordigen door haar commissaris, [gedaagde 3]. [eisers] hebben met diens benoeming tot commissaris ingestemd en wisten op dat moment dat [gedaagde 3] ook commissaris bij Nyloplast was. Dat [gedaagde 3] in de koopovereenkomst niet is vermeld als de vertegenwoordigingsbevoegde functionaris van Naamplaat Holding is niet relevant, nu die koopovereenkomst is gehecht aan de notariële leveringsakte en [gedaagde 3] bij die levering Naamplaat Holding rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd. Artikel 2:256 BW kan slechts door Naamplaat Holding worden ingeroepen.
3.2.4. Bestreden wordt dat het kwijtraken van [eisers] als minderheidsaandeelhouders de beweegreden voor de verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat was en dat [eisers] daardoor zijn benadeeld.
3.2.5. Met het oog op de belangen van [eisers] is de waarde van de aandelen in Naamplaat door een onafhankelijke derde, BDO Finance, vastgesteld. Betwist wordt dat die waardering niet marktconform is.
3.2.6. [gedaagde 3] is geen bestuurder en derhalve ten onrechte in de procedure betrokken. Voorts is niet gesteld welk onrechtmatig handelen ieder van de overige gedaagden heeft gepleegd. In ieder geval is niet gesteld dat de onrechtmatige handelingen van Nyloplast, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] uit iets anders hebben bestaan dan dat zij als bestuurder respectievelijk commissaris hebben gehandeld. Trimo is slechts opgetreden als koper.
De primaire vordering
4.1. De gestelde schending van artikel 2:224 BW levert geen rechtsgrond op voor ongedaanmaking van de rechtshandelingen en feitelijke handelingen die zijn verricht ter uitvoering van het besluit tot verkoop van de aandelen van Naamplaat aan Trimo. Artikel 2:224 BW geeft immers voorschriften die de wijze van totstandkoming van besluiten van de AVA betreffen, zodat schending daarvan niet tot nietigheid van het betreffende besluit leidt, maar dit hoogstens vernietigbaar maakt op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW. Indien het besluit van de AVA van Naamplaat Holding van 13 oktober 2005 tot verkoop van de aandelen in Naamplaat aan Trimo op die grond zou worden vernietigd, laat dat de rechtsgeldigheid van die overdracht en de daaraan voorafgaande rechtshandelingen onverlet. Indien - ondanks het ontbreken van een daartoe strekkende statutaire of wettelijke bepaling - het besluit tot verkoop van de aandelen van Naamplaat aan Trimo de voorafgaande goedkeuring van de aandeelhouders al vereiste, tast het ontbreken van zodanig besluit immers de vertegenwoordigingsbevoegd van het bestuur nog niet aan. Dit zou onder uitzonderlijke omstandigheden anders kunnen zijn, maar niet gebleken is van feiten of omstandigheden welke die uitzondering rechtvaardigen.
4.2. Slechts de vertegenwoordigde vennootschap kan op grond van veronachtzaming van een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ingevolge artikel 2:256 BW de nietigheid van een overeenkomst inroepen. De bevoegdheid van een belanghebbenden om de nietigheid in te roepen van een bestuursbesluit dat daaraan ten grondslag ligt doet daar niet aan af. Indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling dat [gedaagde 3] zelf een tegenstrijdig belang bij de aandelentransactie had en dat op hem als commissaris eveneens artikel 2:256 BW van toepassing is, komt [eisers] derhalve nog niet de bevoegdheid toe de nietigheid van de overeenkomst met Trimo in te roepen. Indien er al sprake is van een afzonderlijk bestuursbesluit tot verkoop van de aandelen en aangenomen moet worden dat dit besluit nietig is en de daaraan gegeven uitvoering onrechtmatig jegens [eisers] is, levert dat niet zonder meer een verplichting tot ongedaanmaking van de rechtshandelingen en feitelijke handelingen ter uitvoering van dat besluit op. Feiten of omstandigheden die wel tot een dergelijke verplichting zouden kunnen leiden, zijn niet gesteld. Een andere rechtsgrond voor de gevorderde ongedaanmaking is gesteld noch gebleken.
4.3. Reeds op grond van het vorenstaande komt de primaire vordering niet voor toewijzing in aanmerking, zodat hetgeen in dit verband overigens is aangevoerd geen bespreking meer behoeft.
De subsidiaire vordering
4.4. De tegenprestatie van Trimo voor de op respectievelijk 1 en 2 januari 2006 aan haar verkochte en geleverde aandelen in Naamplaat bestaat materieel uit de betaling van de koopprijs van € 2.200.000 en de over het jaar 2005 daarover betaalde rente van € 82.000.
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat aan Trimo onrechtmatig jegens [eisers] is indien de daartoe strekkende overeenkomst niet is aangegaan tegen een verkoopprijs en andere voorwaarden die gelijk is aan de prijs en andere voorwaarden die overeengekomen zouden zijn met een koper die in dezelfde omstandigheden als Trimo verkeerde maar geen deel uitmaakte van de Nyloplast-groep. De stelling dat deze situatie zich voordoet is enerzijds door [eisers] voldoende gemotiveerd en anderzijds door Naamplaat Holding c.s. voldoende gemotiveerd is weersproken. Voor de beantwoording van de vraag of die situatie - gelet op de voormelde tegenprestatie van Trimo - zich voordoet acht de rechtbank een deskundigenbericht noodzakelijk. Het rapport van BDO Finance doet daar niet aan af, nu [eisers] geen gelegenheid heeft gehad om voorafgaande aan de totstandkoming van dat rapport daaromtrent verzoeken te doen of opmerkingen te maken.
4.6. Op de stelling van [eisers] dat Naamplaat Holding c.s. tot verkoop en overdracht van de aandelen in Naamplaat zijn overgegaan om [eisers] het aandeelhouderschap op oneigenlijke wijze te ontnemen behoeft niet afzonderlijk te worden ingegaan. Niet gesteld is immers dat [eisers] daardoor ook zijn benadeeld wanneer de overeengekomen prijs en andere voorwaarden aan de voormelde maatstaf voldoen of dat de schade ten gevolge daarvan los staat van de schade die [eisers] lijdt wanneer de overeengekomen prijs en andere voorwaarden niet conform die maatstaf zijn.
4.7. Op de vraag wie van Naamplaat Holding c.s. onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld indien blijkt dat overeengekomen prijs en andere voorwaarden voor de overdracht van de aandelen in Naamplaat niet voldoen aan de voormelde maatstaf, zal zonodig na het deskundigenbericht worden ingegaan.
Het deskundigenbericht
4.8. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op dat debat zal de rechtbank de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
4.9. In de enkele omstandigheid dat de draagkracht van Naamplaat Holding c.s. groter is dan die van [eisers] ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundigen in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eisers] moeten worden gedeponeerd.
4.10. De deskundige heeft zijn kosten (inclusief een eventueel waarderingsonderzoek) begroot op € 25.000,- en tevens een voorwaarde aan de aanvaarding van zijn benoeming verbonden. Bij brief van de griffier van 10 mei 2007 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Naamplaat Holding c.s. heeft hierop aangevoerd dat er discrepantie bestaat tussen het urenoverzicht en de totalen in de begroting van de deskundige. Deze vermeende discrepantie berust op een onjuiste lezing van die begroting. Onder de door de deskundige genoemde 2e fase dient het eventuele waarderingsonderzoek te worden verstaan en niet zoals Naamplaat Holding c.s. kennelijk heeft aangenomen de afronding van het onderzoek. De begroting van dat onderdeel is immers door de deskundige reeds meegenomen in de door hem genoemde 1e fase. Voor het overige is door partijen geen bezwaar tegen de begrote kosten of de gestelde voorwaarde geuit. Gelet hierop zal de hoogte van het voorschot van de deskundige op het door hem begrote bedrag worden vastgesteld. Aan hetgeen partijen overigens in hun reactie op de voormelde brief van de griffier hebben aangevoerd zal worden voorbijgegaan, nu de geboden gelegenheid daarvoor niet diende.
4.11. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
A. wanneer tot uitgangspunt wordt genomen dat de waardering een verkoopprijs moet opleveren die overeengekomen zou zijn met een koper die in dezelfde omstandigheden als Trimo verkeerde maar geen deel uitmaakte van de Nyloplast-groep, zijn er dan - de aandachtspunten vermeld in de e-mail van H. Bonestroo d.d. 27 januari 2006 (productie 13) in aanmerking genomen - redenen te twijfelen aan de juistheid van de door BDO Finance uitgevoerde waardering van de aandelen in Naamplaat, zoals vermeld in haar rapport van 23 september 2005?;
B. Zo ja,
1. geeft u daarop s.v.p. een zoveel mogelijk onderbouwde toelichting;
2. welke waarde behoort dan te worden toegekend aan de aandelen in Naamplaat per 1 januari 2006?
C. heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
benoemt tot deskundige:
drs. J.G. Groeneveld RA RV,
Wingman Business Valuators BV,
Jagerweg 235, 3328 AA Dordrecht,
telefoon 078-6543636,
fax 078-6543637,
e-mail groeneveld@wingman.nl,
het voorschot
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 25.000,-,
bepaalt dat [eisers] het voorschot dient over te maken op rekeningnummer 19.23.25.817 ten name van MVJ Arrondissement Dordrecht (538), onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport zaak/rolnummer 65559 HA ZA 06-2459" en wel binnen twee weken na deze beslissing,
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
bepaalt dat [eisers] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
wijst de deskundige er op dat:
- de griffie aan de deskundige een leidraad zal toesturen met informatie over de totstandkoming van deskundigenrapporten,
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden,
overige bepalingen
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 3 oktober 2007,
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] op een termijn van vier weken,
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2007.