ECLI:NL:RBDOR:2007:BA6526

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/992784-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontdoen van grof snoeiafval

In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen [verdachte] B.V. heeft de economische politierechter in de rechtbank te Dordrecht op 30 mei 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het zich ontdoen van grof snoeiafval door afgifte aan een andere partij, namelijk [X] B.V. en/of [Y] en/of [Z]. De tenlastelegging was gebaseerd op een jaarcontract tussen de verdachte en [GR] B.V., waarin werd gesteld dat het snoeiafval eigendom werd van [GR] B.V. op het moment van afvoer. Tijdens de zitting op 16 mei 2007 heeft de economische politierechter de gedingstukken bekeken en de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdediging, vertegenwoordigd door de raadsvrouw mr. C. Waling, voerde aan dat de verdachte zich niet ontdaan had van het afval bij de tenlastegelegde partijen, maar bij [GR] B.V. De rechter heeft vastgesteld dat de bewijsstukken, waaronder vrachtbrieven, op naam stonden van [GR] B.V. en niet van de partijen die in de tenlastelegging werden genoemd. Hierdoor ontstond het vermoeden dat de verdachte zich niet ontdaan had van het afval bij de tenlastegelegde partijen. De economische politierechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Daarom heeft hij de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier P.J.F.M. Vermaat.

Uitspraak

RECHTBANK TE DORDRECHT
Parketnummer : 11/992784-06
Datum uitspraak : 30 mei 2007
Strafvonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Dordrecht.
1. Onderzoek van de zaak.
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen
[verdachte]B.V.,
[adres],
[vestigingsplaats],
heeft de economische politierechter in de rechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen.
De economische politierechter heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting d.d. 16 mei 2007 op de grondslag van de tenlastelegging.
Hij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de verdachte, in deze vertegenwoordigd door de bestuurder van de B.V., en de raadsvrouw van verdachte mr. C. Waling, advocate te 's-Gravenhage.
2. De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 29 maart 2006 tot en met 5 april 2006 te
Giessenburg, gemeente Giessenlanden, al dan niet opzettelijk, zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten groenafval en/of snoeihout (grof verkleind), heeft ontdaan, immers heeft zij zich van 2640 kubieke meter groenafval en/of snoeihout (grof verkleind) ontdaan bij [X] B.V. en/of [Y] en/of [Z].
3. De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
3.2 De bevoegdheid van de economische politierechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de economische politierechter bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
4. Het onderzoek ter terechtzitting
4.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert -het tenlastegelegde bewezen achtend- een geldboete van EUR 5000,00, waarvan EUR 2500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
5. De bewijsbeslissing
5.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de economische politierechter is niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, omdat het wettig en overtuigend bewijs terzake ontbreekt.
In het procesdossier (bijlage 21) bevindt zich een ondertekende jaarovereenkomst, ingaande januari 2006, tussen verdachte en [GR] B.V. te Rijswijk, waarvan bestaan en inhoud ter terechtzitting niet door de officier van justitie zijn weersproken. Voornoemde overeenkomst luidt onder meer als volgt:
De afvalstoffen die door u (de economische politierechter begrijpt: [GR] B.V.) van het gronddepot 21 naar een erkende verwerker worden afgevoerd, dragen wij na het uitwegen in eigendom aan u over. Dit houdt in dat bij het verlaten van ons terrein het groenmateriaal eigendom is van [GR] B.V. Dit heeft tot gevolg dat u vanaf het moment van uitwegen de ontdoener bent en het af te voeren materiaal dan ook zodanig geregistreerd dient te worden.
In het procesdossier bevindt zich voorts een aantal begeleidingsbrieven behorend bij afvoer van verdachte naar [Z] (de eigenaar van de gedempte sloot) van hoeveelheden afval uit de partij waarop de tenlastelegging ziet, welke begeleidingsbrieven telkens op naam staan van [GR] B.V.
Het voorgaande lijkt het vermoeden op te roepen dat verdachte zich van het groen-/snoeiafval heeft ontdaan bij [GR] B.V. en niet - zoals tenlastegelegd - bij [X] B.V. en/of [Y] en/of [Z].
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
6. De beslissing.
De economische politierechter beslist als volgt.
Hij verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, economisch politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier P.J.F.M. Vermaat,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de economische politierechter op 30 mei 2007.