vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
zaaknummer / rolnummer: 69456 / KG ZA 07-73
Vonnis in kort geding van 10 mei 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL HOLIDAY CRUISES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. V.J. Groot,
advocaat mr. M.J. op ´t Ende te Rotterdam
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A. EN C. HOLDING B.V.,
gevestigd te 's-Gravendeel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2].,
gevestigd te Laren,
gedaagden sub 1 en 2,
procureur mr. J.A. Visser,
advocaat mr. S.J. Bais te Rotterdam.
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te Laren,
gedaagde sub 3, die niet is verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als CHC, A&C[gedaagde 3]aagde 2] respectievelijk [gedaagde 3].
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 april 2007 waarbij [gedaagde 2] is gedagvaard
- de dagvaarding van 11 april 2007 waarbij A&C is gedagvaard
- de dagvaarding van 26 april 2007 waarbij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [ ] [gedaagde 3] Kranenberg B.V. is gedagvaard
- de akte zijdens CHC houdende overlegging producties
- de griffiersaantekeningen van de op 26 april 2007 gehouden mondelinge behandeling
- de pleitnota van CHC
- de pleitnota van A&C en [gedaagde 2]
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 CHC houdt samen met A&C en [gedaagde 2] en nog een andere B.V. de aandelen in Bonaventure Cruises Holding B.V. (verder 'BCH').
2.2 A&C en [gedaagde 3] zijn bestuurders van BCH.
2.3 In mei 2006 heeft overleg plaatsgehad tussen de heren [betrokkene] enerzijds en [betrokkene] en[gedaagde 3]nghebbende] anderzijds, respectievelijk bestuurder en enig aandeelhouder van CHC, A&C en [gedaagde 3]. Tijdens dit overleg hebben partijen een overeenkomst gesloten tot (onder meer) overname van de aandelen van CHC in BCH. De toenmalig advocaat van CHC heeft de overeenkomst als volgt vastgelegd:
`Zoals afgesproken tijdens de bespreking van gisterenmiddag op mijn kantoor bevestig ik de tussen Continental Holiday Cruises B.V., [gedaagde 3] en A en C. Holding B.V. getroffen schikking. Deze bestaat uit overname van de aandelen van cliënte in Bonaventure Cruises Holding B.V. en de voortzetting van de managementovereenkomst.
* Aandelen
De aandelen van cliënte in de Holding worden gekocht voor een bedrag van € 650.000,- kk. De aandelen zullen worden geleverd aan de Holding of een nader te noemen derde. Aan koper(s) komt geen beroep toe op vermindering of restitutie van de koopprijs. De koopsom wordt betaald in onderstaande 5 tranches van ieder € 130.000, steeds tegen gelijktijdige levering van 20% van de verkochte aandelen.
Het eerste deel van € 130.000 (nummers 900.001 t/m 1.050.000) uiterlijk op 1 september 2006, het tweede deel van € 130.000 (nummers 1.050.001 tot en met 1.200.000) en derde deel (nummers 1.200.001 tot en met 1.350.000) worden geleverd binnen 14 dagen na omvlagging van de Amazonica. In het hypothetische geval dat de Amazonica niet zou worden omgevlagd, zullen partijen direct in overleg treden over de data waarop deze twee termijnen worden betaald en de aandelen worden geleverd. Het vierde deel (nummers 1.350.001 tot en met 1.500.000) uiterlijk op 1 juli 2007, het vijfde deel (nummers 1.500.001 tot en met 1.650.000) uiterlijk op 1 september 2007.
...
Levering vindt plaats ten overstaan van een door kopers aan te wijzen notaris. Kopers zijn niet bevoegd zich op verrekening of opschorting te beroepen dan wel beslag te leggen op de koopsom of de aandelen.'
2.4 De levering van het eerste deel van de aandelen en de eerste deelbetaling van € 130.000,- hebben niet plaatsgehad.
2.5 Partijen hebben getracht in der minne tot een regeling te komen. In oktober 2006 is een bedrag van € 30.000,- aan CHC voldaan.
3.1 CHC vordert - samengevat - om gedaagden bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk te veroordelen:
- om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis al hun verplichtingen uit hoofde van de op 24 mei 2006 tussen partijen gesloten overeenkomst na te komen en al datgene te doen dat noodzakelijk is om de aandelen van eiseres in de vennootschap BCH op kosten van gedaagden aan hen over te dragen onder gelijktijdige betaling door gedaagden van de restantkoopsom van € 620.000,- aan eiseres, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 650.000,- vanaf de respectieve vervaldata, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van € 10.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagde(n) in gebreke blijft/blijven met de nakoming van dit bevel, zulks met een maximum € 1.000.000,-;
- tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.500,-;
- in de proceskosten.
3.2 Aan haar vordering legt CHC nakoming van de overeenkomst tussen haar en A&C en [gedaagde 3] ten grondslag, stellende dat deze overeenkomst niet aan duidelijkheid te wensen overlaat: de aandelen van CHC worden gekocht door A&C en [gedaagde 3] voor een bedrag van € 650.000,- kk, de levering vindt plaats aan BCH of een nader te noemen derde. CHC stelt dat er ook een begin van uitvoering van de overeenkomst is gemaakt door de betaling van 30.000,- aan CHC en dat de liquiditietspositie van BCH niet van belang is voor de nakoming van de verplichtigen door A&C en [gedaagde 3]. Ten slotte stelt CHC dat het verweer van A&C en [gedaagde 3] dat zij niet gehouden zijn tot nakoming, tardief is vanwege de steeds gedane toezeggingen dat de overeenkomst zou worden nagekomen.
3.3 A&C en [gedaagde 2] voeren - onder meer - het volgende verweer.
3.3.1 De besprekingen tussen CHC enerzijds en A&C en [gedaagde 3] anderzijds betroffen de uittreding van CHC als aandeelhouder van BCH. De in dat kader gemaakte afspraken zijn gemaakt tussen CHC enerzijds en A&C en [gedaagde 3] als bestuurders van BCH anderzijds. De overeenkomst betreffende de overname is dan ook een overeenkomst tussen CHC en BCH. Dit was ook voor CHC duidelijk. Zij richtte zich immers in haar correspondentie en aanmaningen tot nakoming ook tot BCH, en tot A&C en [gedaagde 3] in hun hoedanigheid van bestuurders van BCH.
3.3.2 Van (een bedoeling tot het aangaan van) een koopovereenkomst waarbij A&C en [gedaagde 3] dan wel [gedaagde 2] als kopers van de aandelen zouden gelden is geen sprake geweest. Zulks blijkt uit de vastlegging van de overeenkomst, waarin de identiteit van de koper niet bekend is, uit de gevoerde correspondentie en uit de opgestelde concept leveringsakte. Het was de bedoeling van partijen om een koper voor de aandelen te vinden. De directie van BCH zou zich daartoe inspannen. Zo dit niet zou lukken, zouden de aandelen tijdelijk door BCH kunnen worden ingekocht.
3.3.3 Ondanks inspanningen van de directie werd een koper niet gevonden en inkoop van de eigen aandelen bleek vanwege de financiële positie van BCH vennootschapsrechtelijk niet toegestaan. Toen is overwogen om de aandelen door A&C en [gedaagde 2] te doen overnemen - hetgeen verklaart waarom zij in de concept verklaring van de andere aandeelhouder worden genoemd - door middel van een door BCH verstrekte lening. Dit bleek vennootschapsrechtelijk echter evenmin toegestaan.
3.3.4 Het aan CHC betaalde voorschot van € 30.000,- is voor BCH voldaan door een derde (A en C Management en Beheer B.V.) en geldt als een lening van deze derde aan BCH.
Verloop van de procedure
4.1 Ter mondelinge behandeling is gebleken dat CHC aanvankelijk A&C en [gedaagde 2] heeft gedagvaard en dat zij eerst bij dagvaarding van 26 april 2007, derhalve op de dag van de mondelinge behandeling, ook [gedaagde 3] heeft gedagvaard. Daarmee is jegens [gedaagde 3] niet voldaan aan de wettelijke dagvaardingstermijn. Nu [gedaagde 3] niet (vrijwillig) is verschenen zal de dagvaarding jegens haar nietig worden verklaard.
Spoedeisend belang
4.2 CHC stelt gemotiveerd dat zij spoedeisend belang heeft bij de vordering nu zij door de niet-nakoming in financiële moeilijkheden dreigt te geraken. A&C en [gedaagde 2] betwisten weliswaar het gestelde spoedeisend belang, maar CHC heeft voldoende gesteld om thans tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering over te kunnen gaan.
Geschilpunt: de verbintenissen uit de overeenkomst
4.3 Partijen verschillen van mening over welke verbintenissen uit de overeenkomst zijn ontstaan. Thans ligt de vraag voor of A&C en [gedaagde 3] (dan wel [gedaagde 2]) als kopers van de aandelen van CHC gelden en uit dien hoofde gehouden zijn tot betaling van de koopprijs.
4.4 CHC stelt dat het verweer van A&C en [gedaagde 2], dat zij niet gehouden zijn tot overname, tardief is, omdat steeds medewerking is toegezegd. Deze stelling wordt gepasseerd. Zoals hierna zal worden uiteengezet moet er immers van worden uitgegaan dat A&C en [gedaagde 3] steeds als bestuurders van BCH hebben opgetreden en alszodanig de gestelde toezeggingen hebben gedaan, terwijl zij eerst thans niet in die hoedanigheid maar zelf worden aangesproken.
Tekst van de overeenkomst
4.5 Uit de vastlegging van de overeenkomst in de brief van 24 mei 2006 blijkt niet dat A&C en [gedaagde 3] een overeenkomst zijn aangegaan waarbij zij, danwel A&C en [gedaagde 2], als kopers van de aandelen van CHC optreden. Noch in de weergave van de afspraken, noch bij de ondertekening ter bevestiging daarvan worden zij als zodanig aangemerkt.
Contra preferentem
4.6 Voor zover de inhoud van de overeenkomst onduidelijk zou zijn, komt dit voor rekening van CHC nu gebleken is dat haar raadsman voor schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tussen partijen heeft gezorgd, terwijl A&C en [gedaagde 3] overigens niet door een raadsman werden bijgestaan.
Omstandigheden
4.7 Uit de omstandigheden kan evenmin worden opgemaakt dat met A&C en [gedaagde 3] werd overeengekomen dat zij de aandelen van CHC zouden overnemen. Hiervoor is het volgende van belang.
4.7.1 In de e-mail van 23 juni 2006 van [betrokkene] (CHC) aan [betrokkene] (A&C) (productie 6) stelt [betrokkene] : "Ik wijs hiervoor op de overeenkomst tussen de Directie van BCH en Continental Holiday Cruisen ivm met de "eerste" betaling van € 130.000,- welke UITERLIJK (dus mag ook eerder) Op 01 september betaald dient te zijn."
4.7.2 De correspondentie van de zijde van (de voormalig raadsman van) CHC betreffende de koop en levering van de aandelen is steeds gericht aan de directie van BCH (producties 6 tot en met 11). In de brief van 18 december 2006 merkt de raadsman van CHC daarbij nog op: "Voor de goede orde wijs ik u er nog op dat de koopovereenkomst niet gesloten is met de werkmaatschappij, maar met u".
4.7.3 In de concept akte aandelenoverdracht van 29 augustus 2006 is de identiteit van de koper nog onbekend, waarop ook wordt gewezen in de begeleidende mail (productie 7 p. 1 en 4). In de bij deze concept akte gevoegde concept verklaring betreffende afstand van voorkeursrecht van de andere aandeelhouder in BCH, worden A&C en [gedaagde 2] genoemd als degene aan wie de aandelen worden overgedragen (productie 7 p. 3). Dit sluit echter aan bij het door A&C e[gedaagde 3]aagde 2] gestelde, dat bij het zoeken naar een oplossing is overwogen om de aandelen van CHC door de aandeelhouders A&C en [gedaagde 2] te doen overnemen. [gedaagde 3], bestuurder van BCH, wordt hierin echter niet als koper genoemd. Uit de e-mail, de concept verklaring en de concept akte in samenhang kan dan ook niet worden afgeleid dat tussen CHC enerzijds en A&C en [gedaagde 3] dan wel [gedaagde 2] anderzijds dat deze laatsten de aandelen van CHC zouden kopen.
4.7.4 A&C en [gedaagde 2] hebben de stelling van CHC dat reeds een begin van uitvoering van de overeenkomst is gemaakt door de betaling van 30.000,- betwist door aan te voeren dat de betaling namens BCH is gedaan. CHC weerspreekt dit, maar dit is in strijd met de brief van haar (voormalig) raadsman van 6 oktober 2006, gericht aan BCH, t.a.v. de directie, waarin deze stelt: "U maakt deze week een bedrag van € 30.000 over op de nieuwe bankrekening van cliënte." (productie 9).
Conclusie
4.8 Op grond van de tekst van de overeenkomst, de contra preferentem regel en de omstandigheden van het geval moet voorlopig worden geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de overeenkomst inhoudt dat A&C en [gedaagde 3] dan wel [gedaagde 2] als kopers van de aandelen van CHC moeten worden aangemerkt. Het lijkt eerder te gaan om een intentieovereenkomst met, en een inspanningsverbintenis van (de bestuurders van) BCH, zoals ook door A&C en [gedaagde 2] gesteld.
Vordering tot nakoming
4.9 Gelet op voorgaande voorlopige beoordeling betreft de door CHC gevorderde nakoming van de overeenkomst niet de overname van de aandelen en betaling van de koopprijs door A&C en [gedaagde 3], maar de inspanningsverplichting waarvan A&C en [gedaagde 2] onbetwist stellen dat deze is nagekomen. (CHC betwist wel dat de overeenkomst een inspanningsverbintenis inhoudt, maar niet dat aan zo'n verbintenis is voldaan). Deze vordering tot nakoming, voor zover CHC deze al heeft willen instellen, wordt derhalve jegens A&C afgewezen.
Vordering tot overname van de aandelen
4.10 CHC vordert ook veroordeling om "al datgene te doen dat noodzakelijk is om de aandelen van eiseres in de vennootschap BCH op kosten van gedaagden aan hen over te dragen onder gelijktijdige betaling door gedaagden van de restantkoopsom van € 620.000 aan eiseres". Naar voorgaand voorlopig oordeel is echter niet aannemelijk dat A&C en [gedaagde 3] zijn overeengekomen dat zij de aandelen van CHC zouden overnemen en dat sprake is van verplichting tot overname. Deze vordering moet jegens A&C dan ook worden afgewezen.
Vordering jegens [gedaagde 3] en [gedaagde 2]
4.11 [gedaagde 2] lijkt slechts abusievelijk te zijn gedagvaard, gelet ook op de aanduiding van A&C en [gedaagde 3] in de kop van de meest recente dagvaarding en de pleitnotities van de advocaat van CHC. CHC heeft de procedure jegens [gedaagde 2] echter niet ingetrokken en stelt ter mondelinge behandeling dat zij zowel tegen [gedaagde 3] als tegen [gedaagde 2] bedoelt te procederen. De onderbouwing van de vordering ziet evenwel niet op [gedaagde 2], maar op A&C en [gedaagde 3], zodat de vordering jegens [gedaagde 2] reeds daarom moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.12. CHC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van A&C en [gedaagde 2] worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1067,00
5.1 verklaart de dagvaarding ten aanzien van [gedaagde 3] nietig;
5.2 wijst de vorderingen jegens A&C en [gedaagde 2] af,
5.3 veroordeelt CHC in de proceskosten, aan de zijde van A&C en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.067.00
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2007