ECLI:NL:RBDOR:2007:BA5174

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500024-07
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens poging tot doodslag met mes

Op 15 mei 2007 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 januari 2007 in Dordrecht, waarbij de verdachte met een mes het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de poging tot moord niet overtuigend bewezen was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een ernstige staat van dronkenschap verkeerde tijdens de confrontatie, wat de voorbedachte rade uitsloot. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, niet gevolgd. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder al strafbare feiten gepleegd die gepaard gingen met geweld. De rechtbank heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, om de verdachte te stimuleren zich aan de voorwaarden te houden en om hem te begeleiden in zijn behandeling voor verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500024-07
Zittingsdatum: 3 mei 2007
Uitspraak : 15 mei 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de gewijzigde tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te .. op .. 1957,
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven en zoals deze overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging luidt:
hij op of omstreeks 6 januari 2007 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 januari 2007 te Dordrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon genaamd (slachtoffer), opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althansopzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in het lichaam van voornoemde (slachtoffer),tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer) enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 januari 2007 te Dordrecht (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen gemaakt naar het lichaam van voornoemde (slachtoffer) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – de poging tot moord bewezen achtend - gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijs en een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is de aan de verdachte impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet overtuigend bewezen. De inhoud van enige wettige bewijsmiddelen biedt strikt genomen wel indicaties voor het gegeven dat de gedragingen van de verdachte zijn verricht na kalm beraad en overleg. Zo blijkt uit de verklaring van het slachtoffer (proces verbaal van verhoor, opgemaakt door de agent van politie (verbalisant 1) d.d. 7 januari 2007) dat de verdachte herhaalde malen het slachtoffer heeft bedreigd met de woorden ‘ik ga je prikken’ en ‘en nu ga ik je steken’.
Verder blijkt uit deze verklaring dat de verdachte tussen het uitspreken van de verschillende bedreigingen zich van de plaats waar de vechtpartij tussen het latere slachtoffer en de verdachte uiteindelijk heeft afgespeeld, heeft verwijderd en na enige minuten is teruggekeerd. Uit de verklaringen van het slachtoffer en van de getuige (proces-verbaal van verhoor van 7 januari 2007, opgemaakt door de brigadier van politie (verbalisant 2) kan worden afgeleid dat de verdachte na die terugkeer gericht de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan. Ondanks deze indicaties is de rechtbank er niet van overtuigd dat het steken met het mes door de verdachte met voorbedachten rade in de zin van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht is geschied. Dit oordeel wordt gedragen door het gegeven dat de verdachte ten tijde van de confrontatie met het slachtoffer in een ernstige staat van dronkenschap verkeerde. Deze toestand staat er naar het oordeel van de rechtbank aan in de weg om aan te nemen dat het steken met het mes door de verdachte het gevolg is van een door de verdachte, na vertrek van en voor terugkomst op de plaats van de confrontatie met het slachtoffer, genomen besluit en dat de verdachte zich vervolgens heeft kunnen bezinnen over de aard en gevolgen van zijn handelingen. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(primair)
op 6 januari 2007 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde (slachtoffer) met een mes in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
POGING TOT DOODSLAG.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg in een confrontatie met het slachtoffer herhaaldelijk met een mes in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer gestoken. Hierbij heeft de verdachte het slachtoffer eenmaal met het mes in de borst geraakt. Het gegeven dat de stekende bewegingen geen fatale gevolgen hebben gehad, is aan te merken als een gelukkig toeval en niet als een verdienste van verdachte. Een dergelijk in de openbaarheid gepleegd geweldsdelict veroorzaakt niet alleen lichamelijk en psychisch leed bij het slachtoffer, maar wordt in de samenleving als zeer bedreigend ervaren.
Bij de bepaling van de in dit geval op te leggen straf heeft de rechtbank in de eerste plaats gelet op de straffen die doorgaans voor dit soort geweldsdelicten worden opgelegd. Op de tweede plaats betrekt de rechtbank bij haar beslissing de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan in het bijzonder blijkt uit het rapport van Bouman GGZ d.d. 3 mei 2007. Ten slotte is van belang dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 januari 2007 blijkt dat de verdachte reeds eerder door de strafrechter is veroordeeld voor strafbare feiten die gepaard zijn gegaan met geweld of bedreiging met geweld tegen personen.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank acht het voorts van belang dat een substantieel deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, enerzijds als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en anderzijds om een kader te bieden waarin aan de verdachte begeleiding en ondersteuning wordt geboden ten behoeve van de behandeling van zijn verslaving. Aan dit voorwaardelijk op te leggen deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden zoals in het dictum vermeld.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten TWAALF (12) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde een behandeling moet volgen bij Bouman GGZ of een andere soortgelijke instelling;
verstrekt aan de Stichting Reclassering Nederland, voornoemd, de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B.H.M. Simmelink, voorzitter
mr. P.L. van Dijke en mr. A.J. Japenga, rechters
In tegenwoordigheid van P.J.F.M. Vermaat, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2007.