RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500726-06
Zittingsdatum : 3 april 2007
Uitspraak : 17 april 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
in 1988,
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Jeugdinrichting De Rentray, Bosvalkweg 1 te Lelystad.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 december 2006 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan de Peursumseweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of twee bankpas(sen) en/of een geldbedrag van ongeveer 300 euro en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een personenauto (merk Chrysler, type PT Cruiser), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,getoond aan die [slachtoffer] en/of gehouden in de richting van die [slachtoffer] en/of gehouden tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
-de handen en/of de benen van die [slachtoffer] met tape aan elkaar heeft/hebben gebonden/bevestigd en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wij willen pincodes" en/of
"pincodes en geen geintjes", althans woorden van gelijke strekking;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 15 december 2006 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan de Peursumseweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of twee bankpas(sen) en/of een geldbedrag van ongeveer 300 euro en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een personenauto (merk Chrysler, type PT Cruiser), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
en/of verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan hemzelf ([medeverdachte]) en/of aan zijn mededader(s) en/of verdachte
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte], en/of zijn mededader(s)
-een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan die [slachtoffer] en/of gehouden in de richting van die [slachtoffer] en/of gehouden tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
-de handen en/of de benen van die [slachtoffer] met tape aan elkaar heeft/hebben gebonden/bevestigd en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wij willen pincodes" en/of "pincodes en geen geintjes", althans woorden van gelijke strekking; tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 december 2006 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
-samen met die [medeverdachte] en/of diens mededaders vanuit Rotterdam in een auto naar de woning van die [slachtoffer] in Giessenburg te rijden en/of
-aldaar, in de nabijheid van die woning, in de (vlucht)auto op die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) te wachten, teneinde aan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) (bij onraad) te kunnen waarschuwen en/of een (snelle) aftocht te verschaffen;
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte reclasseringstoezicht zal worden opgelegd.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een beroep op psychische overmacht gedaan en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 15 december 2006 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging anderen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in en bij een woning aan de Peursumseweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee bankpassen en een geldbedrag van ongeveer 300 euro en sleutels en een personenauto (merk Chrysler, type PT Cruiser), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders
-een pistool hebben getoond aan die [slachtoffer] en hebben gehouden in de richting van die [slachtoffer] en hebben gehouden tegen het hoofd van die [slachtoffer] en
-de handen en de benen van die [slachtoffer] met tape aan elkaar hebben gebonden en
-tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Wij willen pincodes" en "pincodes en geen geintjes".
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN
EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN.
6. De strafbaarheid van verdachte
6.1 Het verweer
Door of namens verdachte is een beroep op psychische overmacht gedaan en is betoogd dat verdachte voor het primair en subsidiair ten laste gelegde van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen.
Gesteld wordt dat verdachte door zijn mededaders met een vuurwapen zou zijn gedwongen aan de overval mee te werken. Er was geen mogelijkheid voor verdachte om zich aan de situatie te onttrekken.
Verdachte heeft derhalve gehandeld uit angst voor zijn leven en meende uit vrees voor het vuurwapen geen andere keuze te hebben, aldus de verdediging.
6.2 Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het verweer
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer het volgende.
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich bedreigd voelde doordat een mededader het pistool in het begin een moment in zijn zij heeft gedrukt en het pistool in de auto aanwezig was. Om deze reden heeft hij zijn mededaders naar de woning van het [slachtoffer] gebracht. Toen zijn mededaders vervolgens alle vier uitstapten, verdachte alleen achterlatend, namen zij het wapen mee en hebben zij, volgens verdachte, zijn autosleutels meegenomen. Hoewel de dreiging van het pistool geweken was, voelde verdachte zich nog steeds bedreigd en heeft hij daarom naar zijn eigen zeggen
niets gedaan. Vervolgens keerden zijn mededaders onverrichter zake terug naar de auto, omdat zij het nog niet rustig genoeg bij de woning van het [slachtoffer] vonden om hun plan uit te voeren.
Verdachte heeft hen meegenomen en heeft hen later wederom naar de woning van het [slachtoffer] gebracht. Nadat drie mededaders met het pistool zijn uitgestapt bleef verdachte met één medeverdachte
achter in de auto, die naar eigen zeggen "zo stoned als een garnaal" was. Verdachte voelde zich echter nog steeds bedreigd en heeft daarom niets gedaan. Nadat verdachte en zijn mededader twintig minuten in de auto hebben gewacht, zijn de drie mededaders teruggekeerd met en in een andere auto. Verdachte heeft hen gevolgd en de mededaders later, nadat zij de gestolen auto elders hadden achtergelaten, in zijn auto vervoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier en de verklaringen van de mededaders niets gebleken dat het verhaal van verdachte met betrekking tot dreiging met het pistool ondersteunt.
Belangrijke details in het verhaal van verdachte stemmen niet overeen met verklaringen van zijn mededaders. Zo heeft verdachte verklaard dat zijn mededader [medeverdachte] het pistool tussen zijn broekriem gestoken de auto heeft ingebracht en vervolgens in de auto het pistool in zijn zij heeft gedrukt. Drie mededaders verklaren dat een andere mededader dan [medeverdachte] het pistool heeft meegenomen en alle mededaders hebben niet verklaard over de bedreiging en hebben de bedreiging desgevraagd meermalen ontkend. - Ook het verhaal dat de autosleutels door de mededaders
zijn meegenomen zodat verdachte zich niet uit de voeten kon maken, vindt geen steun in het dossier of de verklaringen van de mededaders.
De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat er bij verdachte sprake was van een zodanige (externe) psychische drang dat van hem in redelijkheid niet gevergd kon worden anders te handelen dan hij heeft gedaan. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op psychische overmacht.
6.3 De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog, in de zaak met bovenstaand parketnummer omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 14 maart 2007 alsmede uit het door M.J.M. Reusens, kinder- en jeugdpsychiater, in dezelfde zaak omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 9 maart 2007 komt naar voren dat gesproken kan worden van een gedragsstoornis met een ontstaan in de puberteit die gekenmerkt wordt door nog onrijpe gewetensfuncties, een zwakke innerlijke structuur en zich onttrekken aan het pedagogische milieu. Ondanks deze stoornis heeft verdachte
echter genoeg gedragsalternatieven volgens de deskundigen. Voorts blijkt uit genoemde rapportages dat beide deskundigen de mening zijn toegedaan dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar
moet worden beschouwd.
6.4 Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte
De rechtbank verenigt zich met deze conclusies van voornoemde deskundigen op grond van de onderbouwing van hun rapportages. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, is komen vast te staan dat het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
Ook overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een beroving in een woning. Verdachte is door een mededader gebeld omdat hij over een auto kon beschikken. In de auto wordt hij door zijn mededaders op de hoogte gebracht van het plan te gaan stelen. Verdachte heeft zijn mededaders naar de woning van het [slachtoffer] gereden. De mededaders zijn vervolgens de tuin binnengedrongen en hebben bij de woning de huissleutels van het [slachtoffer] weggenomen. Omdat het nog niet rustig genoeg was zijn zij echter weer vertrokken om later terug te keren.
Verdachte heeft zijn mededaders weer bij de woning gebracht. Aldaar zijn drie medeverdachten de woning van het [slachtoffer] binnengedrongen en hebben hem onder bedreiging van het pistool overmeesterd, vastgetaped en beroofd. Verdachte is samen met een medeverdachte in de auto blijven wachten. Twee mededaders zijn met de auto van het [slachtoffer] gaan pinnen met de buitgemaakte bankpassen van het [slachtoffer]. Na terugkomst hebben ze het [slachtoffer] geboeid achtergelaten en zijn ze met medeneming van geld en goederen uit de woning vertrokken
en zijn ze gevlucht met de auto van het [slachtoffer]. Verdachte is samen met een medeverdachte achter hen aangereden. Nadat de drie medeverdachten zich hadden ontdaan van de gestolen auto zijn zij in de auto bij verdachte gestapt.
Daarbij heeft verdachte gezien dat twee mededaders weggenomen goederen bij zich hadden, waaronder een laptop. Vervolgens zijn ze op de vlucht geslagen.
Het behoeft geen betoog dat een dergelijk feit grote afkeuring verdient. Het staat buiten twijfel dat de overval voor het [slachtoffer] zeer beangstigend moet zijn geweest. Niet in de laatste plaats omdat hij 's avonds laat in zijn eigen woning, een plek waar hij wordt geacht zich veilig te kunnen voelen, is overvallen. Daarbij is een pistool op hem gericht geweest.
De overvallers hebben het vastgebonden [slachtoffer] na de beroving aan zijn lot overgelaten. Ook in de samenleving wordt op dergelijke feiten met grote onrust gereageerd.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de relatief beperkte rol van verdachte in het geheel.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 december 2006, waaruit blijkt dat verdachte eerder door de strafrechter voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De deskundigen E.M. van Engers en M.J.H. Reusens hebben in hun rapportages advies uitgebracht met betrekking tot afdoening van de zaak. Beiden adviseren een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met een aanbeveling om verdachte tijdens het onvoorwaardelijke deel van de straf, de detentie, deel te laten nemen aan een intensief traject gericht op reïntegratie,
in de vorm van het "Tender Veelplegerstraject" zoals dat aangeboden wordt in de rijksinrichting voor jeugdigen De Hartelborgt.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 21 december 2006.
De rechtbank kan zich vinden in genoemde adviezen. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard in te stemmen met reclasseringscontact als door de deskundigen geadviseerd, zal de rechtbank dit toezicht door Stichting Reclassering Nederland aan verdachte opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een (gedeeltelijk voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 van het
Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens dit feit tot:
* een JEUGDDETENTIE voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN;
adviseert als plaats waar deze straf zal moeten worden ten uitvoer gelegd de Rijksinrichting voor jeugdigen De Hartelborgt te Spijkenisse;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten TWAALF (12) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd
de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt tevens als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt;
verstrekt aan de Stichting Reclassering Nederland, voornoemd, de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.J.P. Lock, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. E.H. van der Steeg en mr. F.G.H. Kristen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2007.
(Wegens afwezigheid zijn mrs. Van der Steeg en Kristen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.)